BELANGRIJK Het openen van de
motorkap wordt vergemakkelijkt door
twee gasveren aan de zijkant. Kom nooit
aan deze gasveren en begeleid de
motorkap tijdens het openen.
BELANGRIJK Verzeker u ervan, voordat u
de motorkap opent, dat de armen van de
ruitenwissers tegen de ruit liggen en dat
ze niet werken.
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm
van de motorruimte zakken en laat hem
dan vallen. Controleer of de motorkap
volledig gesloten is en niet alleen met de
beveiliging is vergrendeld door te
proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
15) 16)
BELANGRIJK Controleer altijd of de
motorkap goed vergrendeld is om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
open gaat.
BELANGRIJK
15)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop dan
onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.
16)Verricht deze handelingen uitsluitend bij
stilstaande auto.
BAGAGERUIMTE
De ontgrendeling van de bagageruimte
gebeurt elektrisch en is uitgeschakeld
wanneer de auto rijdt.
OPENEN
Indien ontgrendeld, kan de bagageruimte
van buitenaf geopend worden met het
elektrische embleem fig. 31tot de klik
van het ontgrendelen wordt gehoord of
met behulp van de
knop op de
afstandsbediening.
Wanneer de achterklep wordt geopend,
knipperen de richtingaanwijzers twee
keer en gaat de bagageruimteverlichting
branden. Wanneer de achterklep wordt
gesloten, gaat de verlichting automatisch
uit. De verlichting gaat ook uit wanneer
de bagageruimte een paar minuten open
wordt gelaten.
31A0K0068C
31
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
HERCONFIGUREERBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
1. Snelheidsmeter
2. Herconfigureerbaar multifunctioneel display
3. Toerenteller
4. Brandstofmeter met reservelampje
5. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting
Waarschuwingslampjes alleen aanwezig op Dieseluitvoeringen. Bij dieseluitvoeringen bedraagt de maximale
schaalwaarde 6000 t/min
BELANGRIJK De verlichting van het instrumentenpaneel kan per versie verschillen.
36A0K0907C
38
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
SET ESC: Indrukken om het menu te
openen en/of naar het volgende scherm
te gaan of de keuze te bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
: om de schermpagina en de
opties naar beneden te doorlopen of om
de weergegeven waarde te verlagen.
BELANGRIJK Met de knoppenen
kunnen verschillende functies
geactiveerd worden, afhankelijk van de
volgende situaties:
hiermee kan binnen het menu naar
beneden of naar boven door de opties
gebladerd worden;
zorgen tijdens instellingen voor het
verhogen en verlagen van de waarden.
HOOFDMENU
Het menu bestaat uit een serie opties die
gekozen kunnen worden met de knoppen
enom toegang te krijgen
tot verschillende keuze- en
instellingshandelingen (Setup) die
hieronder zijn aangegeven.
Sommige opties hebben een submenu.
Het Setup-menu wordt geactiveerd door
de SET ESC-knop in te drukken.
Het menu omvat de volgende opties:
MENU
VERLICHTING
PIEP SNELHEID
KOPLAMPSENSOR (waar aanwezig)
REGENSENSOR (waar aanwezig)
INSCHAKELING TRIP B
STEL UUR IN
STEL DATUM IN
EERSTE PAGINA (waar aanwezig)
AUTOCLOSE
MEETEENHEID
TAAL
GELUIDSSTERKTE
WAARSCHUWINGEN
GORDELSPANNERPIEP
SERVICE
PASSAGIERSAIRBAG
DAGRIJLICHTEN
ADAPTIEVE LICHTEN (waar aanwezig)
INTERIEURVERLICHTING
MENU AFSLUITEN
Op voertuigen uitgerust met
Uconnect™-systeem (waar aanwezig),
worden sommige menuopties op het
display van de navigator weergegeven.
Een optie in het hoofdmenu zonder een
submenu kiezen:
druk op de toets SET ESC om de optie
van het hoofdmenu die gewijzigd moet
worden te selecteren;
druk op de knoppenof
(deze telkens indrukken) om de
nieuwe instelling te selecteren;
druk op de toets SET ESC om de
nieuwe instelling op te slaan en terug te
gaan naar de eerder geselecteerde optie
in het hoofdmenu.
Een optie in het hoofdmenu met een
submenu kiezen:
druk op de toets SET ESC om de
eerste optie uit het submenu weer te
geven;
druk op de toetsenof
(deze telkens indrukken) om de
opties van het submenu te doorlopen;
druk op de toets SET ESC om de
getoonde submenu-optie te selecteren
en het betreffende set-up menu te
openen;
druk op de toetsenof
(deze telkens indrukken) om de
nieuwe instelling voor deze
submenu-optie te selecteren;
druk op de toets SET ESC om de
nieuwe instelling op te slaan en terug te
gaan naar de eerder geselecteerde optie
in het submenu.
40
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
MENUOPTIES
BELANGRIJK Als er eenUconnect™-
systeem is, worden sommige menu-items
weergegeven en beheerd door deze
laatste en niet het instrumentenpaneel
(zie de beschrijving in het hoofdstuk
Multimedia of in de supplementen
beschikbaar online).
Menu
Toegang tot het Setupmenu
Lichten
(alleen bij ingeschakeld stadslicht)
Verstellen (8 niveaus) van de helderheid
van het instrumentenpaneel, van de
knoppen van hetUconnect™-systeem
(voor bepaalde versies/markten) en van
de bedieningsknoppen van het
automatische klimaatregelsysteem.
Snelheidswaarschuwing
Instelling snelheidslimiet (km/h of mph).
Wanneer deze wordt overschreden,
wordt de bestuurder gewaarschuwd door
een geluids- en visueel signaal.Sensor koplampen
(voor bepaalde versies/markten)
Automatische in/uit schakelen van
verlichting volgens de condities van de
externe verlichting.
De gevoeligheid van de schemersensor
kan worden ingesteld op 3 niveaus
(niveau 1 = minimum gevoeligheid, niveau
2 = gemiddelde gevoeligheid, niveau 3 =
maximum gevoeligheid).
Regensensor
(voor bepaalde versies/markten)
Verstellen (4 niveaus) van de
gevoeligheid van de regensensor.
Inschakeling TripB
Inschakeling (Aan) en uitschakeling (Uit)
van Trip B display (gedeeltelijke
tripteller). Zie voor meer informatie
hoofdstuk "Trip computer".
Tijd instellen
Instelling tijd met twee submenu's: "Tijd"
en "Formaat".
Datum instellen
Datum instellen (dat - maand - jaar).Eerste pagina
(voor bepaalde versies/markten)
Selectie van de informatie die u op het
hoofdscherm wenst te zien. Zo kan men
de datum en de afgelegde afstand
weergeven.
Autoclose
Inschakeling van de automatische
vergrendeling van de portieren wanneer
sneller dan 20 km/h wordt gereden.
Meeteenheid
Meeteenheidinstelling via drie
submenu's: "Afstanden",
"Brandstofconsumptie" en
"Temperatuur".
Wanneer “km” is ingesteld, wordt het
brandstofverbruik in km/l of l/100km op
de display weergegeven. Wanneer “mi” is
ingesteld, wordt het brandstofverbruik in
“mpg" op het display weergegeven.
Taal
Display taalkeuze
Volume waarschuwingen
Verstellen (8 niveaus) van het volume van
de zoemer die het display vergezelt met
storingen/waarschuwingen.
41
Gordelspannerpiep
Deze functie kan alleen worden
weergegeven wanneer het SBR-systeem
door het Alfa Romeo Servicenetwerk is
uitgeschakeld (zie de paragraaf
“SBR-systeem” in het hoofdstuk
“Veiligheid”).
Onderhoud
Weergave van de informatie over de
kilometerstand of, voor bepaalde
versies/markten, de nog resterende tijd
tot de volgende onderhoudsbeurt van het
voertuig worden weergege ven.
Passagiersairbag
In-/uitschakeling airbags aan
passagierszijde van frontairbag
passagierszijde en zijairbag ter
bescherming van bekken, borst en
schouders - Zijairbag
Dagverlichting
In-/uitschakeling van dagverlichting
(DRL).
AFS zelfaanpassende lichten
(voor bepaalde versies/markten)
In-/uitschakeling AFS adaptieve lichten
(Adaptive Frontlight System).Instapverlichting
Deze functie schakelt de interne
instapverlichting in gedurende circa
25 seconden wanneer de portieren of de
bagageruimte worden geopend met de
afstandsbediening. De instapverlichting
gaat uit wanneer de portieren gesloten of
vergrendeld worden met de
afstandsbediening.
Menu afsluiten
Terug naar standaard displayscherm.TRIP COMPUTER
De Trip computer geeft informatie over
de werking van de auto weer op het
display, wanneer de contactsleutel in de
stand MAR staat. Met deze functie
kunnen twee afzonderlijke reizen worden
aangemaakt, “Trip A” en Trip B” genaamd,
waarmee "volledige reizen" van de auto
worden bewaakt. Beide functies werken
onafhankelijk van elkaar. Beide
geheugens kunnen gereset worden: reset
- begin van een nieuwe rit.
“Trip A” geeft informatie over:
Bereik
Afgelegde afstand A
Gemiddeld verbruik A
Huidig verbruik
Gemiddelde snelheid A
Reistijd (rijtijd) A
“Trip B” geeft informatie over:
Afgelegde afstand B
Gemiddeld verbruik B
Gemiddelde snelheid B
Reistijd B.
“Trip B” kan worden uitgeschakeld (zie
“Trip B inschakelen”). De parameters
“Actieradius” en “Huidig verbruik" kunnen
niet worden gereset.
42
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Lampjes op
instrumentenpaneelWat het betekent Wat te doen
CRUISE CONTROL (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden, maar het moet na
enkele seconden doven als de Cruise-control
uitgeschakeld is. Het lampje gaat branden wanneer de ring
van de cruise control in de stand ON wordt gedraaid (zie de
paragraaf “Cruise Control” in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto").
STADSLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het stadslicht wordt
ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Het lampje gaat branden wanneer dit systeem
ingeschakeld is (zie “Buitenverlichting” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”).
DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt
ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gebracht of, samen
met de rechter richtingaanwijzer, wanneer de knop voor
de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
53
Symbool op het
displayWat het betekent Wat te doen
AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Het symbool verschijnt op het display als de afsluiter van
de brandstoftoevoer in werking treedt.Zie, voor het herstellen van de afsluiter van de
brandstoftoevoer, de paragraaf "Bedieningselementen"
van het hoofdstuk "Kennismaking met de auto". Neem
contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
STORING BUITENVERLICHTING
Het symbool verschijnt wanneer er een storing in een van
de volgende lichten wordt gedetecteerd:
dagverlichting (DRL)
stadslicht
richtingaanwijzers
mistachterlichten
kentekenverlichting
achteruitrijlichtenDe storing met betrekking tot deze lichten kan
veroorzaakt zijn door: een of meer doorgebrande
zekeringen, een of meer doorgebrande lampen of een
verbroken elektrische verbinding.Controleer en vervang indien nodig de betreffende
zekeringen, in overeenstemming met de paragraaf
"Zekering vervangen" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Als
dit de storing niet verhelpt, controleer en vervang dan
indien nodig de betreffende lampen, in overeenstemming
met de paragraaf "Lamp buitenverlichting vervangen" in
het hoofdstuk "Noodgevallen".
Als deze handeling het probleem ook niet oplost, neem
dan contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk, voor
een algemene controle van de elektrische installatie.
STORING REMLICHTEN
Het display toont het symbool als een storing in de
remlichten wordt gedetecteerd.De storing kan de volgende oorzaken hebben: lamp
doorgebrand, zekering doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.
STORING SCHEMERSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool verschijnt op het display als er een storing in
de schemersensor is.Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om
de storing zo spoedig mogelijk te laten verhelpen.
STORING REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het symbool verschijnt op het display als er een storing in
de regensensor is.Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om
de storing zo spoedig mogelijk te laten verhelpen.
56
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Een lekke band of een doorgebrand lampje?
Soms kan een probleem uw reis in gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen u helpen om op
zelfstandige en kalme wijze kritieke situaties op te lossen. Wij
adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te
bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U kunt ook het
universele, nationale of internationale gratis telefoonnummer
gebruiken om het dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicepunt te
vinden.
NOODGEVALLEN
ALARMKNIPPERLICHTEN........................106
EEN LAMP VERVANGEN.........................106
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . .............110
ZEKERINGEN VERVANGEN.......................113
EEN WIEL VERVANGEN..........................119
FIX&GO-KIT.................................123
STARTEN MET HULPACCU........................126
AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER .............127
TCT - SLEUTEL VERWIJDEREN .....................128
SLEPEN VAN DE AUTO . .........................130