voorschriften die in dat land van kracht
zijn. Ga in ieder geval, als de tijdslimiet in
het betreffende land verstreken is, naar
een Alfa Romeo Servicepunt om de tank
te laten vervangen.
LPG-/BENZINESCHAKELAAR
20)
15)
Deze motor loopt normaal op LPG
behalve tijdens het starten, dan werkt hij
op benzine.
De omschakeling naar LPG vindt
automatisch plaats en wordt op het
display aangegeven door het uitgaan van
het symbool
, vlakbij de letters LPG.
Om over te schakelen naar het andere
brandstoftype op knop
drukken bij
stilstaande auto en lopende motor, of
tijdens het rijden.
Als de LPG op gaat tijdens de LPG
bewerking schakelt het systeem
automatisch over op benzine.
De vier streepjes naast de letters LPG op
het display geven het LPG-niveau in de
tank aan.
TANKEN
LPG
Maximale vulcapaciteit (inclusief
reserve): 38 liter. Er is bij de waarde
reeds rekening gehouden met de 80%
vullimiet van de tank en de
resthoeveelheid die nodig is voor de
opvoering; deze waarde
vertegenwoordigt de maximum
toelaatbare vulinhoud. Bovendien kan
deze maximuminhoud, na herhaaldelijk
tanken, afwijken wegens verschillen
tussen de toevoerdrukwaarden bij de
tankstations, pompen met verschillende
toevoer-/blokkeringswaarden, of een
tank die niet helemaal leeg is.
BELANGRIJK Om een inconsistente
weergave van de LPG-meter op het
instrumentenpaneel te voorkomen, is het
raadzaam om bij elke tankbeurt minstens
10 liter te tanken.
BELANGRIJK
19)Let wel dat in sommige landen (inclusief
Italië) wettelijke beperkingen gelden voor
het parkeren/stallen van auto's die rijden op
gas dat dichter is dan zuurstof; LPG valt
onder deze categorie.
20)Schakel niet om tussen de twee
werkingsmethodes tijdens het starten van
de motor.21)Als er gaslucht wordt waargenomen,
schakel dan over van werking op LPG naar
werking op benzine en ga onmiddellijk naar
een Alfa Romeo Servicepunt om het voertuig
te laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.
BELANGRIJK
10)De auto is uitgerust met een hiervoor
specifiek ontworpen gasvormig LPG
inspuitsysteem: daarom is het absoluut
verboden de configuratie van het systeem of
de componenten ervan te wijzigen. Het
gebruik van andere componenten of
materialen zou kunnen leiden tot een slechte
werking en verminderde veiligheid; neem dus
in geval van problemen altijd contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Wanneer
het voertuig gesleept of opgekrikt wordt, de
aanwijzingen in het instructieboek in
paragraaf "Slepen van het voertuig"
opvolgen om beschadigingen aan de
onderdelen van het gassysteem te
voorkomen.
11)Het systeem werkt op temperaturen
tussen -20°C en 100°C.
35
"PRE-FILL"-SYSTEEM (RAB - Ready
Alert Brake)
(alleen bij ingeschakelde
"Dynamic"-functie)
Deze functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer het gaspedaal snel
wordt losgelaten, door de slag van het
remblok (zowel voor als achter) te
verminderen. Dit heeft als doel om het
remsysteem voor te bereiden en zijn
reactievermogen te verbeteren,
waardoor de remafstand bij het volgende
remmen afneemt.
BELANGRIJK
28)Het ESC kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
29)Het ESC-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
30)De capaciteiten van het ESC-systeem
mogen nooit op onverantwoorde en
gevaarlijke wijze worden uitgetest,
waardoor de persoonlijke veiligheid en die
van anderen in gevaar komt.
31)Voor een goede werking van het
ASR-systeem moeten de banden van alle
wielen van hetzelfde merk zijn, in perfecte
conditie verkeren en vooral van het
voorgeschreven type en maat zijn.32)Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is de auto
voorzien van de systemen ESC en ASR. Uw
rijstijl moet altijd aangepast zijn aan de
conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijk voor de verkeersveiligheid.
33)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is
een trilling aan het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de wegomstandigheden.
34)Een inrijperiode van circa 500 km is
vereist om het beste uit het remsysteem te
halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.
35)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van de
banden op het wegdek is bereikt: verlaag de
snelheid en pas deze aan de beschikbare
grip aan.
36)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
37)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
38)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
39)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.40)Het ASR kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
41)Het ASR-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
42)De capaciteiten van het ASR mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
43)Het HBA-systeem kan de door het
wegdek geboden grip niet boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten
toenemen.
44)Het HBA-systeem kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
45)De prestaties van het HBA-systeem
mogen nooit op onvoorzichtige of
gevaarlijke manier getest worden, met de
mogelijkheid dat de veiligheid van de
bestuurder, de inzittenden of andere
weggebruikers in gevaar komt.
46)DST is een hulp voor bij het rijden en
neemt de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto te besturen niet weg.
64
VEILIGHEID
MOTOROLIE
Controleer of het oliepeil tussen de
referentietekens MIN en MAX op de
peilstok 3 staat.
Als het oliepeil vlakbij of onder het
MIN-teken staat, olie toevoegen via de
vulopening 2 totdat het MAX-teken
wordt bereikt.
131)42)
Neem de oliepeilstok 3 uit, maak hem
schoon met een niet pluizende doek en
breng hem weer in. Neem de peilstok
weer uit en controleer of het peil zich
tussen het MIN- en MAX-teken op de
peilstok bevindt.
Motorolieverbruik
43)3)
Gewoonlijk ligt het maximale
motorolieverbruik op 400 gram per
1000 km. Tijdens de eerste
gebruiksperiode van de auto, moet de
motor worden ingereden. Daarom is het
motorolieverbruik pas stabiel na de
eerste 5000 - 6000 km.
MOTORKOELVLOEISTOF
Draai, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 1 los en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
44)132)
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS /
ACHTERRUITSPROEIER
Verwijder, als het niveau te laag is, de
reservoirdop 6 en vul de vloeistof bij
zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
133) 134)
BELANGRIJK De koplampsproeiers
zullen niet werken bij een laag
ruitensproeiervloeistofniveau, ook al
blijven de ruitensproeiers/
achterruitsproeier werken. Voor
bepaalde versies/markten is er een
referentiemerkteken op de peilstok (zie
vorige pagina's): ALLEEN de
voorruit/achterruitwisser werkt met het
niveau onder deze referentie.
REMVLOEISTOF
Controleer of de vloeistof op het
maximumniveau staat.
Draai, als het vloeistofniveau te laag is,
de reservoirdop 4 los en vul de vloeistof
bij zoals vermeld in het hoofdstuk
"Technische gegevens".
45)135) 136)
OLIE VOOR INSCHAKELING
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
(voor bepaalde versies/markten)
Wend u voor de controle van het
transmissieolieniveau uitsluitend tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
4)
BELANGRIJK
41)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met een
ongeschikte vloeistof kan leiden tot ernstige
schade aan het voertuig.
42)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
43)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
44)Gebruik voor het bijvullen hetzelfde type
vloeistof als het type dat al in het reservoir
van het motorkoelsysteem zit. De vloeistof
mag niet gemengd worden met andere types
antivriesvloeistoffen. Als er toch bijgevuld is
met een ongeschikt product, start dan in
geen geval de motor en neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
45)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte delen.
Spoel bij contact onmiddellijk uit met rijkelijk
water.
BELANGRIJK
129)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
147
IDENTIFICATIEGEGEVENS
De identificatiegegevens van de auto zijn:
VIN plaatje;
Chassismarkering;
Identificatieplaatje carrosserielak;
Motorcode.
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICATIE-
NUMMER (VIN)
Dit plaatje is aangebracht in de
motorruimte, op de voorste traverse en
bevat de volgende identificatiegegevens
fig. 121:
B: Nummer typegoedkeuring
C: Identificatiecode autotype
D: Chassisnummer
E: Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto
F: Max. toelaatbaar totaalgewicht van de
auto met aanhanger
G: Max. toelaatbaar gewicht op vooras
H: Max. toelaatbaar gewicht op achteras.
I: Motortype
L: Code carrosserieversieM Nummer voor onderdelen
N: Waarde voor de uitlaatrookgasmeting
(alleen bij dieselmotoren)
121A0K0024C
158
TECHNISCHE GEGEVENS
A: Naam van de fabrikant