Page 129 of 333

Instrumenten en bedieningsorganen127geselecteerde maximumsnelheid
wordt overschreden, verschijnt er een
pop-upwaarschuwing en klinkt er een geluidssignaal.
Bandenbelasting
De categorie bandenspanning
volgens de huidige bandenspanning
kan worden geselecteerd 3 272.
Software-informatie Geeft informatie over open source- software weer.
Info-Display
Het Info-Display zit in het instrumen‐ tenpaneel bij de instrumentengroep.
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● 7" Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteit
of
● 8" Colour-Info-Display met
aanraakschermfunctionaliteitDe auto heeft een 7" Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
De auto heeft een 8" Colour-Info-
Display met aanraakschermfunctio‐
naliteit.
Op de Info-Displays kan het volgende worden aangegeven:
● tijd 3 99
● buitentemperatuur 3 99
● datum 3 99
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleidingInfotainment
● weergave van achteruitkijkca‐ mera 3 223
● weergave van parkeerhulpin‐ structies 3 213
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment
● systeemberichten
● persoonlijke instellingen 3 131Graphic-Info-Display
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op MENU om de hoofdmenupa‐
gina te selecteren.
Draai aan MENU om een menupa‐
gina te selecteren.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Page 130 of 333

128Instrumenten en bedieningsorganen7 inch Colour-Info-DisplayMenu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de
menu's en instellingen.
Druk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Raak met een vinger het gewenste
pictogram in het scherm aan.
Raak een pictogram aan om die func‐ tie te selecteren.
Raak 9 aan om naar het bovenlig‐
gende menu terug te keren.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Persoonlijke instellingen 3 131.
8 inch Colour-Info-Display Menu's en instellingen selecteren
Het display werkt op drie manieren:
● via toetsen onder het display
● door bediening van het aanraak‐ scherm
● via spraakherkenningBediening met toetsenDruk op X om het display in te scha‐
kelen.
Druk op ; om de startpagina weer te
geven.
Verdraai MENU om een menupicto‐
gram of een functie te selecteren, of
om door een submenu te schuiven.
Druk op MENU om een geselec‐
teerde optie te bevestigen.
Druk op BACK om een menu af te
sluiten zonder een instelling te wijzi‐
gen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Bediening met aanraakscherm
U schakelt het display in door op X te
drukken. Druk op ; om de thuispa‐
gina te selecteren.
Raak met een vinger het/de gewen‐
ste displaypictogram of functie van
het menu aan.
Scrol met de vinger omhoog of
omlaag door een langere submenu‐
lijst.
Page 131 of 333

Instrumenten en bedieningsorganen129Bevestig een gewenste functie of
selectie door deze aan te raken.
Raak q op het display aan om een
menu af te sluiten zonder een instel‐
ling te wijzigen.
Druk op ; om terug te gaan naar de
startpagina.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.Spraakherkenning
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor de beschrijving.
Persoonlijke instellingen 3 131.
Valetmodus Voor sommige bestuurders gelden er
beperkingen voor bepaalde functies
van het Driver Information Center en het Info-Display. De bagageruimtewordt vergrendeld en kan niet worden ontgrendeld.
Raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment voor meer informatie.
Boordinformatie
Berichten worden weergegeven op
het Driver Information Center; in
sommige gevallen samen met een
waarschuwing en een geluidstoon.
Druk in het Midlevel-display op
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel om een bericht te bevestigen.
Druk in het Uplevel-display op 9 op
het stuurwiel om een bericht te beves‐ tigen.
Boord- en onderhoudsinformatie De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Berichten op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
verschijnen mogelijk ook op het
Colour-Info-Display. Sommige
berichten verschijnen slechts gedu‐
rende enkele seconden.
Page 132 of 333

130Instrumenten en bedieningsorganenGeluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het waarschuwingssignaal voor
veiligheidsgordels die niet zijn omge‐
daan, heeft voorrang boven alle
andere geluidssignalen.
● Als de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Als bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
● Als u met aangetrokken handrem
een bepaalde snelheid over‐
schrijdt.
● Als de adaptieve cruisecontrol automatisch uitschakelt.
● Als de afstand tot de voorligger te
klein is.
● Als een geprogrammeerde snel‐ heid of snelheidslimiet wordt
overschreden.● Als er een waarschuwingsbericht
verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
● Als de elektronische sleutel zich niet in het interieur bevindt.
● Als de parkeerhulp een obstakel detecteert.
● Bij een onbedoelde rijstrookwis‐ sel.
● Als het uitlaatfilter de maximale verzadigingsgraad bereikt.
● Als de veiligheidsfunctie van de elektrische achterklep voorwer‐
pen in de bewegingsrichting
detecteert.
Bij het parkeren van de auto en/of
het openen van het
bestuurdersportier
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Tijdens een Autostop ● Als het bestuurdersportier geopend is.
● Als een voorwaarde voor een autostart niet is vervuld.Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt op het Driver Information Center.
1. Schakel alle elektrische verbrui‐ kers uit die niet nodig zijn voor eenveilige rit, bijvoorbeeld de stoel‐
verwarming, achterruitverwar‐
ming of andere grootverbruikers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht verdwijnt
nadat de motor twee keer is gestart
zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de
storing in een werkplaats laten
verhelpen.
Page 133 of 333

Instrumenten en bedieningsorganen131Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw
wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te wijzigen.
Sommige persoonlijke instellingen
van bestuurders zijn voor elke auto‐
sleutel apart op te slaan. Opgeslagen instellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies mogelijk niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings) ,
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings)
In de bijbehorende submenu’s kunt u de volgende instellingen wijzigen:
Voertuiginstellingen (Vehicle
Settings)
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. max. aanjagersnelheid :
Wijzigt het niveau van het lucht‐
debiet van de klimaatregeling in
het interieur in automatische modus.
Autom. stoelverwarming : De
stoelverwarming wordt automa‐
tisch geactiveerd.
Autom. ontwaseming : Maakt
ontwaseming van de voorruit
mogelijk door automatische
selectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐ dus.
Autom. achterruitverwarming : De
achterruitverwarming wordt auto‐ matisch geactiveerd.
● Aanrijdings-/detectiesysteem
Alarm aanrijding met voorligger :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Voorbereiding aanrijding : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐ sche remwerking van de auto bij
dreigend aanrijdingsgevaar. Het volgende is een optie: het
systeem neemt de remregeling
over, waarschuwt alleen via
geluidssignalen of wordt geheel
gedeactiveerd.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering
is te selecteren met of zonder
bevestigde trekhaak.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de
Page 134 of 333

132Instrumenten en bedieningsorganenadaptieve cruisecontrol de auto
staande houdt.
Dodehoekwaarschuwing : Acti‐
veert of deactiveert het dode‐
hoeksysteem.
● Comfortinstellingen
Automatisch ophalen van
geheugen : Wijzigt de instellingen
voor het oproepen van de opge‐
slagen instellingen voor de elek‐
trische stoelverstelling.
Easy Exit-bestuurdersstoel : Acti‐
veert of deactiveert de uitsta‐
phulp van de elektrische stoel‐
verstelling.
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Ruitenwissers met
regendetectie : Activeert of deac‐
tiveert automatisch wissen met
regensensor.
Autom. wissen achter in achteruit : Activeert of deactiveert
automatische inschakelingachterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij ontgr. : Acti‐
veert of deactiveert de instapver‐ lichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
Links of rechts rijdend verkeer :
Wisselt tussen verlichting voor links- of rechtsrijdend verkeer.
Adaptieve koplampen : Wijzigt de
instellingen van de functies voor
de led-koplampen.
● Elektrische portiervergrendeling
Open portier niet vergrendelen :
Activeert of deactiveert de
portiervergrendeling wanneer
een portier openstaat.
Automatische portiervergr. : Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche portiervergrendeling na
inschakeling van het contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de vertraagde portiervergrendeling.Deze functie vertraagt de daad‐
werkelijke vergrendeling van de
portieren totdat alle portieren
gesloten zijn.
● Vergrendelen, ontgrendelen en
starten op afstand
Feedb ontgr. op afstand : Acti‐
veert of deactiveert het alarm‐
knipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgr. op afstand : Wijzigt
de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Autom. portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐ matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
Afstandsbediening ruiten : Acti‐
veert of deactiveert de werking
van de elektrisch bediende ruiten
met de handzender.
Page 135 of 333

Instrumenten en bedieningsorganen133Passieve portierontgrendeling:
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Passieve portiervergr. : Activeert
of deactiveert de passieve
vergrendelingsfunctie. Met deze
functie wordt de auto na enkele
seconden automatisch vergren‐
deld als alle portieren zijn geslo‐
ten en een elektronische sleutel
uit de auto is verwijderd.
Waarsch. afstandsbed. in auto :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingsgeluid wanneer de
elektronische sleutel in de auto
blijft.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
● Valetmodus :
Zie handleiding bij het Infotain‐
ment.
Persoonlijke instellingen
7" Colour-Info-DisplayDruk op ;, selecteer Instellingen en
vervolgens Auto op het aanraak‐
scherm.
In de bijbehorende submenu’s kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Wijzigt het niveau van het lucht‐ debiet van de klimaatregeling in
het interieur in automatische
modus.
Automatisch verwarmde stoelen :
De stoelverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
Automatische ontwaseming :
Maakt ontwaseming van de voor‐ ruit mogelijk door automatische
selectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
Waarschuwing frontale botsing :
De frontaanrijdingswaarschu‐ wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Automatische botsvoorberei‐
ding : Activeert of deactiveert de
automatische remwerking van de auto bij dreigend aanrijdingsge‐
vaar. Het volgende is een optie:
het systeem neemt de remrege‐
ling over, waarschuwt alleen via
geluidssignalen of wordt geheel
gedeactiveerd.
Page 136 of 333

134Instrumenten en bedieningsorganenBotswaarschuwingssysteem:
Wijzigt de instellingen van de
frontaanrijdingswaarschuwing.
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de ultrasone parkeerhulp.
Activering is te selecteren met of
zonder de aanhangerkoppeling
bevestigd.
"Vrij rijden"-aankondiging : Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de adaptieve cruisecontrol de auto
staande houdt.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het dode‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Auto geheugen opvragen : Wijzigt
de instellingen voor het oproepen
van de opgeslagen instellingen
voor de elektrische stoelverstel‐
ling.
Bestuurdersstoel m.
gemakkelijke uitstap : Activeert of
deactiveert de uitstaphulp van de elektrische stoelverstelling.
Volume geluidssignaal : Wijzigt
het volume van geluidssignalen.Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert de persoonlijke instellingen.
Wissers met regensensor : Acti‐
veert of deactiveert automatisch
wissen met regensensor.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐
tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
Links- of rechtsrijdend verkeer :
Wisselt tussen verlichting voor
links- of rechtsrijdend verkeer.
Adaptief rijlicht (AFL) : Wijzigt de
instellingen van de functies voor de led-koplampen.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert deportiervergrendeling wanneer
een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
ling na inschakeling van het
contact.
Vertraagde deurvergrendeling :
Activeert of deactiveert de
vertraagde portiervergrendeling.
Deze functie vertraagt de daad‐
werkelijke vergrendeling van de
portieren totdat alle portieren
gesloten zijn.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Melding vergrendeling op
afstand : Wijzigt het type terug‐
melding bij het vergrendelen van
de auto.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen
het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.