Telefoon93Snelkiesnummers gebruiken
Snelkiesnummers die op de mobiele
telefoon zijn opgeslagen, kunt u ook
met het toetsenblok van het hoofd‐
menu telefoon kiezen.
Druk op ; en selecteer dan Telefoon.
Houd het desbetreffende getal op het toetsenblok ingedrukt om de oproep
te starten.
Inkomend telefoongesprek
Een oproep aannemen
Als er bij een inkomende oproep een
audiomodus, zoals de radio- of USB-
modus, actief is, wordt het geluid van
de audiobron onderdrukt en blijft dit
zo totdat het gesprek wordt beëin‐
digd.
Er verschijnt een bericht met het tele‐
foonnummer of de naam van de beller
(indien beschikbaar).
Selecteer v om het gesprek aan te
nemen.
Een oproep weigeren
Selecteer J om het gesprek te
weigeren.
Beltoon wijzigen
Druk op ; en selecteer dan
Instellingen .
Selecteer Bluetooth en dan Beltonen
om het desbetreffende menu weer te
geven. Er verschijnt een lijst met alle
gekoppelde apparaten.
Kies het gewenste apparaat. Er wordt een lijst weergegeven met alle belto‐
nen voor dit apparaat.
Selecteer een van de beltonen.
Functies tijdens het gesprek Tijdens een telefoongesprek
verschijnt het hoofdmenu op het display.
Handsfree-modus tijdelijk
deactiveren
Activeer m om het mobiele telefoon‐
gesprek te vervolgen.
Deactiveer m om terug te keren naar
de handsfree-modus.
Microfoon tijdelijk deactiveren
Activeer n om de microfoon uit te
schakelen.
96TrefwoordenlijstAAfbeeldingen weergeven ..............81
Afbeeldingsbestanden ..................78
Afbeelding via USB activeren .......81
Algemene aanwijzingen ...............86
Bluetooth ................................... 78
DAB ........................................... 76
Infotainmentsysteem .................58
Smartphone-applicaties ............78
Telefoon .................................... 86
USB ........................................... 78
Algemene informatie ..............78, 85
Antidiefstalfunctie ........................59
Audio afspelen .............................. 80
Audiobestanden ........................... 78
Audioknoppen op stuurwiel ..........60
Audio via USB activeren ...............80
Automatisch volume .....................69
B Basisbediening ............................. 66
Bediening...................................... 90 Externe apparaten ....................78
Menu ......................................... 66
Radio ......................................... 72
Telefoon .................................... 90
Bedieningselementen Infotainmentsysteem .................60
Stuurwiel ................................... 60
Bedieningspaneel Infotainment ....60Beginmenu ................................... 66
Bel Beltoon ...................................... 90
Functies tijdens het gesprek .....90
Inkomend gesprek ....................90
Telefoongesprek starten ...........90
Beltoon Beltoon wijzigen ........................90
Beltoonvolume .......................... 69
Bestandsformaten Afbeeldingsbestanden ..............78
Audiobestanden ........................78
Filmbestanden........................... 78
Bluetooth Algemene aanwijzingen ............78
Apparaat aansluiten ..................78
Bluetooth-verbinding .................87
Koppelen ................................... 87
Menu Bluetooth-muziek ............80
Telefoon .................................... 90
Bluetooth-muziek activeren ..........80
Bluetooth-verbinding ....................87
D DAB .............................................. 76
Digital Audio Broadcasting ...........76
Display-instellingen................. 81, 83
100InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen.............100
Antidiefstalfunctie ......................101
Overzicht bedieningselementen 102
Gebruik ...................................... 105Algemene aanwijzingen
Het Infotainmentsysteem biedt u
eersteklas infotainment voor in uw
auto.
Dankzij de FM-, AM- of DAB-radio‐
functies kunt u diverse radiozenders
beluisteren. Desgewenst kunt u
zenders koppelen aan voorkeuze‐
toetsen.
U kunt externe gegevensopslagappa‐ raten als andere audiobronnen op het
Infotainmentsysteem aansluiten: via
een kabel of via Bluetooth ®
.
Ook is het Infotainmentsysteem
uitgevoerd met een telefoonfunctie
waarmee u uw mobiele telefoon
comfortabel en veilig in de auto kunt gebruiken.
Het Infotainmentsysteem is te bedie‐
nen via het bedieningspaneel of de
knoppen op het stuurwiel.
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen
beschikbare opties en functies. Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en toebehoren wellicht
niet voor uw auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Rijd altijd veilig wanneer u het info‐
tainment-systeem gebruikt.
Stop bij twijfel de auto voordat u
het infotainment-systeem bedient.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Inleiding105of volgende/vorige
vermelding in
gesprekslijst/contactenlijst
selecteren als de
telefoonfunctie actief en
de gesprekslijst/
contactenlijst geopend is ....126
Selectie bevestigen met G
3 G
Geselecteerd item bevestigen
Lijsten openen
4 x
Stiltefunctie activeren/
deactiveren ......................... 105
5 À / Á
Omhoog-/omlaagdraaien:
volume verhogen/verlagen
6 v
Telefoongesprek
aannemen ........................... 126
of telefoongesprek afwijzen 126
of gesprekslijst/
contactenlijst openen ..........1267w
Spraakdoorschakeling
activeren ............................. 122Gebruik
Bedieningselementen Het Infotainmentsysteem is te bedie‐nen met functietoetsen, navigatiek‐
noppen en op het display weergege‐
ven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden via:
● het bedieningspaneel op het Info‐
tainmentsysteem 3 102
● bedieningsknoppen op het stuur 3 102
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Let op
Sommige functies van het Infotain‐
mentsysteem werken alleen als het
contact wordt ingeschakeld of de
motor draait.
Druk opnieuw op X om het systeem
uit te schakelen.
106Inleiding
Automatisch uitschakelen
Als u het Infotainmentsysteem
inschakelt met een druk X terwijl het
contact uitstaat, schakelt het systeem
na een bepaalde tijd automatisch
weer uit.
Volume instellenDraai m. De actuele instelling
verschijnt op het display.
Wanneer het Infotainmentsysteem
ingeschakeld is, wordt het laatst
geselecteerde volume ingesteld.
Snelheidsafhankelijk volume
Bij activering van snelheidsafhanke‐
lijk volume 3 109 wordt het volume
automatisch afgestemd afhankelijk
van weg- en windgeluiden onderweg.
Stiltefunctie
Druk op x op het stuurwiel om de
audiobronnen te onderdrukken.
Druk nogmaals op x om de stilte‐
functie te annuleren.
Weergavemodus wijzigen U beschikt over drie verschillende
weergavemodi:
● volledig scherm
● opgedeeld scherm met tijd- en datumgegevens links op het
scherm
● zwart scherm
Druk herhaaldelijk op Î om te wisse‐
len tussen volledig scherm en opge‐
deeld scherm.
Houd Î ingedrukt om het scherm uit
te schakelen maar de geluidsweer‐
gave te handhaven. Druk nogmaals
op Î om het display opnieuw te acti‐
veren.
Bedieningsstanden
Radio
Druk herhaaldelijk op BAND om te
wisselen tussen de verschillende
golfbereiken en het golfbereik van uw
keuze te selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 113.
USB-poort
Druk herhaaldelijk op SRCq om te
wisselen tussen de verschillende
audiobronnen en de USB-modus te
selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 117.
Bluetooth-muziek
Druk herhaaldelijk op SRCq om te
wisselen tussen de verschillende audiobronnen en de Bluetooth-
muziekmodus te selecteren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van
externe apparaten 3 120.
Basisbediening109Een waarde instellen
Druk op N of O om de actuele waarde
voor de instelling te selecteren.
Druk op OK om de geselecteerde
optie te bevestigen.
Druk op N of O om de gewenste
waarde aan te passen.
Druk op OK om de ingestelde waarde
te bevestigen.
De cursor springt vervolgens naar de
waarde voor de eerstvolgende instel‐
ling. Druk om naar de waarde voor
een andere instelling te springen op
Q , P , N of O. Selecteer na instelling
van alle waarden OK op het display
en druk op OK.
Een instelling aanpassen
Selecteer de gewenste instelling en
druk op OK.
Druk op N of O totdat de instelling naar
wens is aangepast.
Selecteer OK op het display en druk
op OK om de instelling te bevestigen.
Een tekenreeks invoeren
Om een tekenreeks in te voeren,
zoals telefoonnummers:
Druk op N of O om het gewenste teken
te selecteren.
Druk op OK om het geselecteerde
teken te bevestigen.
Het laatste teken in de tekenreeks is
te wissen met Corrigeren op het
display en door op OK te drukken.
Om de positie van de cursor binnen de ingevoerde tekenreeks te wijzigen kunt u de tekenreeks selecteren enop N of O drukken om de cursor in de
gewenste positie te zetten.
Druk om de tekenreeks te bevestigen
op P om OK te kunnen selecteren op
het display en druk vervolgens op
OK .
Geluids- en volume- instellingen
In het menu Geluids- en volume-
instellingen kunt u de geluidskenmer‐ ken en volume-instellingen aanpas‐sen.
De instellingen op pagina 1 zijn in te stellen voor elke afzonderlijke audio‐
bron. De instellingen op pagina 2
worden gehandhaafd voor alle audi‐
obronnen.
Druk op AUDIO om het menu geluids-
en volume-instellingen te openen.
Basisbediening111Systeeminstellingen
Systeem configureren Open het menu Instellingen voor
enkele elementaire systeemconfigu‐
raties, zoals:
● Aanpassing van de getoonde eenheden voor temperatuur of
brandstofverbruik
● Wijziging van de displaytaal
● Instelling van tijd en datum
Displaytaal wijzigen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Taalkeuze.
Selecteer de gewenste taal en druk
op OK om de taal voor de menutek‐
sten in te stellen.
Tijd en datum instellen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Datum en tijd instellen .
Tijdnotatie wijzigen
Selecteer 12u of 24u en druk op OK
om de tijdnotatie te wijzigen.
Tijd en datum instellen
De weergegeven tijd en datum
worden standaard automatisch
aangepast door het systeem.
Doe het volgende om de weergege‐
ven tijd en datum handmatig aan te
passen:
Selecteer de gewenste waarde voor
de instelling, bijvoorbeeld Dag en
druk op OK.
Druk op Q of P om de gewenste
waarde in te stellen en druk ter beves‐ tiging op OK.
Selecteer OK op het display om de
ingestelde datum en tijd te bevesti‐
gen.
Scherm aanpassen Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Voorkeursinstellingen
schermweergave .
Bladerfunctie voor tekst
Activeer Auto. doorscrollen lange
teksten , als lange teksten automa‐
tisch over het scherm moeten rollen.
Selecteer OK op het display.
Als Auto. doorscrollen lange teksten
gedeactiveerd is, worden lange
teksten in verkorte vorm weergege‐ ven.
112BasisbedieningHelderheid aanpassen
Selecteer + of - in het gedeelte
Lichtsterkte om de helderheid van het
scherm te verhogen of te verlagen.
Druk ter bevestiging op OK en druk
daarna herhaaldelijk op OK om de
helderheid in te stellen op het gewen‐ ste niveau.
Selecteer OK op het display om de
aanpassing van het helderheidsni‐ veau te bevestigen.
Eenheden voor temperatuur en
brandstofverbruik instellen
Druk op MENU en selecteer vervol‐
gens Persoonlijke instelling -
configuratie .
Selecteer Configuratie beeldscherm
gevolgd door Keuze van eenheden .
Selecteer de gewenste eenheid en
druk op OK.Selecteer OK op het display.