Page 169 of 283

Rijden en bediening167Duw het kartelwiel eenmaal kort naar
RES/+ of SET/- .
Na het instellen van de snelheid kunt
u de gewenste maximumsnelheid
instellen door het kartelwiel naar
RES/+ te duwen om de snelheid te
verhogen of naar SET/- om de snel‐
heid te verlagen. Bij kort indrukken
wijzigt u de ingestelde snelheid in
kleine stapjes en bij lang indrukken in
grote stappen. De ingestelde snel‐ heid verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
Druk op Ñ om de snelheidsbegren‐
zer te activeren.
Snelheid van
verkeersbordherkenning overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐ teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de snelheidsbegrenzer.
Met behulp van een camera boven
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie is te activeren of te deacti‐ veren in met menu Persoonlijke
instellingen 3 108.
Bij een actieve snelheidsbegrenzer verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De weergegeven informatie hangt af
van de versie van het Driver Informa‐
tion Center.Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord en licht MEM enkele seconden
op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de snelheidsbegrenzer.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot bijna tegen de aanslag.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Functie deactiveren
Druk op Ñ, de snelheidsbegrenzer
staat in de pauzemodus en er
verschijnt een bericht. Er is geen
actieve snelheidslimiet voor de auto.
Page 170 of 283

168Rijden en bedieningDe snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft in het geheugen voor het later
hervatten van de snelheid.
Snelheidslimiet hervatten Druk op Ñ, de opgeslagen snelheids‐
limiet wordt hervat.
Systeem uitschakelen
Druk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen liggen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan het Verdrag van
Wenen inzake verkeersborden en verkeerstekens.
Adaptieve cruisecontrol De adaptieve cruisecontrol is een
verbetering van de conventionele
cruisecontrol en biedt als aanvullende functie het aanhouden van een
bepaalde volgafstand tot een voorlig‐ ger. Deze gebruikt radar en camera‐
sensoren voor de detectie van voor‐
liggers. Als er zich geen voertuig voor u bevindt, zal de adaptieve cruisecon‐
trol zich als een conventionele crui‐
secontrol gedragen.
De adaptieve cruisecontrol verlaagt automatisch de rijsnelheid wanneer u een langzamer rijdende auto nadert.Vervolgens wordt de rijsnelheid op de geselecteerde volgafstand aange‐past aan die van de voorligger. De
rijsnelheid neemt toe of af met die van
de voorligger, maar zal de ingestelde snelheid niet overschrijden. De crui‐
secontrol kan beperkt remmen, met
geactiveerde remlichten.Als de voorligger accelereert of van
rijstrook wisselt, laat de adaptieve cruisecontrol u weer snel naar de
ingestelde snelheid accelereren. Als
de bestuurder de richtingaanwijzers
bedient om een langzamer rijdend
voertuig in te halen, laat de adaptieve
cruisecontrol uw auto tijdelijk accele‐
reren in de richting van dit voertuig om te helpen bij het inhalen ervan. De
ingestelde snelheid wordt echter
nooit overschreden.
Bij een handgeschakelde versnel‐
lingsbak kan de adaptieve cruisecon‐
trol een snelheid van meer dan
30 km/h instellen. Als de voorligger te langzaam rijdt en de gekozen volgaf‐
stand niet meer te handhaven is,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center. Het bericht advi‐
seert de bestuurder om de controle
over te nemen van de auto. Bij auto's
met een automatische versnellings‐
bak kan het systeem de auto tot stil‐
stand afremmen.
Page 171 of 283

Rijden en bediening1699Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruisecontrol dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de knop Ñ voorrang hebben op de
adaptieve cruisecontrol.
Systeem inschakelen
Druk op C, het symbool C verschijnt
op het Driver Information Center. Het
systeem is nog steeds niet actief.
Functie activeren door de
snelheid in te stellen
De adaptieve cruisecontrol moet
handmatig worden ingeschakeld bij
een snelheid tussen 30 km/h en
180 km/h . Bij auto's met een automa‐
tische versnellingsbak moet de auto‐
matische keuzehendel zijn geplaatst
in D of M.
Trek op tot de gewenste snelheid en duw het kartelwiel naar SET/-. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd.De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol
werkt, wordt het Stop/Start-systeem
automatisch uitgeschakeld.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan de ingestelde snelheid te rijden door
het gaspedaal in te trappen. Na het
loslaten van het gaspedaal hervat de
auto de opgeslagen snelheid. Als een
voorligger langzamer rijdt dan de
opgeslagen snelheid, wordt de volg‐
afstand hervat die de bestuurder
heeft ingesteld.
Page 172 of 283

170Rijden en bedieningBij overschrijding van de ingesteldesnelheid knippert de snelheidsinstel‐
ling op het Driver Information Center
en er verschijnt een waarschuwings‐
bericht.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de adaptieve cruisecon‐
trol actief is, het kartelwiel naar
RES/+ geduwd of duw het wiel
herhaaldelijk naar RES/+: De snel‐
heid wordt traploos of in kleine stap‐
jes verhoogd.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de adaptieve cruisecon‐ trol actief is, het kartelwiel naar
SET/- geduwd of duw het wiel
herhaaldelijk naar SET/-: De snelheid
wordt traploos of in kleine stapjes
verlaagd.
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
rijsnelheid hoger dan 30 km/h. De
adaptieve cruisecontrol wordt geacti‐
veerd en hanteert de ingestelde snel‐
heid.
Snelheidslimiet overnemen van
de verkeersbordherkenning
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid is te gebrui‐ ken als nieuwe snelheidsinstelling
voor de adaptieve cruisecontrol.
Dankzij de camera boven aan de
voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Hetsysteem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie is te activeren of te deacti‐
veren in met menu Persoonlijke
instellingen 3 108.
Bij een adaptieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze maximumsnelheid is daarmee
de nieuwe snelheidsinstelling voor de adaptieve cruisecontrol.
Page 173 of 283

Rijden en bediening171Adaptieve cruisecontrol bij auto’s
met een automatische
versnellingsbak
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak maakt de adaptieve
cruisecontrol het mogelijk om de
gekozen volgafstand tot een remmen
voorligger aan te houden totdat de
auto helemaal stilstaat.
Als het systeem uw auto achter een
voorligger tot stilstand heeft gebracht, maakt de snelheidsinstelling plaats
voor een groen controlelampje .. Dit
lampje geeft aan dat de auto automa‐
tisch staande wordt gehouden.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal het groene controlelampje
Voorligger gedetecteerd . knippe‐
ren en klinkt er een geluidssignaal om u eraan te herinneren om het verkeerte controleren voordat u weer
wegrijdt.
Wanneer de voorligger wegrijdt, moet
u op het gaspedaal trappen tot een
snelheid van 30 km/h en het kartel‐
wiel naar SET- of RES+ duwen om de
adaptieve cruisecontrol te hervatten.Bij een stop van meer dan vijf minuten of als het bestuurdersportier wordt
geopend en de veiligheidsgordel van
de bestuurder wordt losgemaakt, dan wordt de elektrische parkeerrem
automatisch geactiveerd om de auto
staande te houden. Controlelampje
m lichten op. Trap om de elektrische
parkeerrem los te zetten het gaspe‐
daal in.
Elektrische parkeerrem 3 157.9 Waarschuwing
Wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd of geannuleerd,
zorgt het systeem er niet langer
voor dat de auto stil blijft staan,
waardoor de auto kan gaan rijden. Houd er altijd rekening mee dat uzelf op de rem moet trappen omervoor te zorgen dat de auto blijft
stilstaan.
Verlaat de auto niet wanneer deze
staande wordt gehouden door de
adaptieve cruise control. Zet de
keuzehendel altijd in de parkeer‐
stand P en schakel het contact uit
voordat u de auto verlaat.
Volgafstand instellen
Als de adaptieve cruisecontrol een
voorligger met een lagere snelheid
constateert, zal deze de rijsnelheid
aanpassen om de geselecteerde volgafstand te handhaven.
De volgafstand is in te stellen op: kort
(1 balkje), normaal (2 balkjes) of lang (3 balkjes).
Als de motor draait en de adaptieve cruisecontrol wordt geactiveerd
(grijs), kunt u de instelling voor de
volgafstand aanpassen:
Druk op Ö, de huidige instelling
verschijnt op het Driver Information
Center.
Druk opnieuw op Ö om de volgaf‐
stand te wijzigen: De nieuwe instel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
De geselecteerde volgafstand wordt
aangegeven via gevulde balkjes op
het adaptieve cruisecontrolscherm.
Page 174 of 283

172Rijden en bediening9Waarschuwing
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden. Indien de situatie zulks
vereist, moet de afstand tot voor‐
ligger worden aangepast of het
systeem worden uitgeschakeld.
Detectie van voorligger
Als het systeem een voertuig in de
rijrichting detecteert, verandert het
symbool voor de adaptieve cruise‐
control op het Driver Information
Center: - verandert in w.
Functie deactiveren
Druk op Ñ, de adaptieve cruisecon‐
trol staat in de pauzemodus en er
verschijnt een bericht. U rijdt in de
auto zonder adaptieve cruisecontrol.
De adaptieve cruisecontrol is gedeac‐ tiveerd, maar niet uitgeschakeld. De
laatst opgeslagen snelheid blijft in het
geheugen voor later gebruik.
De adaptieve cruisecontrol wordt
automatisch gedeactiveerd in de
volgende gevallen:
● U trapt op het rempedaal.
● De auto trekt op tot een snelheid hoger dan 180 km/h of remt af toteen snelheid lager dan 30 km/h.
● De elektrische parkeerrem wordt ingeschakeld.
● Het Traction Control of de elek‐ tronische stabiliteitsregeling is
gedeactiveerd of actief.
● De keuzehendel van de automa‐ tische versnellingsbak staat nochin stand D noch in stand M.
● Er is een storing gedetecteerd in de elektronische stabiliteitsrege‐
ling of het radarsysteem.
Systeem uitschakelen
Druk op C, de adaptieve cruisecon‐
trolmodus wordt gedeactiveerd en de
aanduiding voor adaptieve cruisecon‐
trol op het Driver Information Center
dooft.
Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer in te schakelen wordt de adaptieve cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Het uitschakelen van het contact wist
de opgeslagen snelheidsinstelling.
Page 175 of 283

Rijden en bediening173Aandacht van de bestuurder● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol met beleid in bochten of opheuvelachtige wegen, het
systeem kan contact met de
voorligger verliezen en heeft tijd
nodig om deze opnieuw te detec‐ teren.
● Gebruik het systeem niet op gladde wegen omdat het snelle
veranderingen in de tractie (door‐ slaan) van de banden kan
veroorzaken, waardoor u de
macht over het stuur zou kunnen verliezen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet in de regen, sneeuw ofmodder, omdat de radarsensor
door waterfilm, stof, ijs of sneeuw
bedekt kan worden. Het zicht
wordt dan geheel of gedeeltelijk
onderdrukt. Bij een vervuilde
sensor, de sensorafdekking reini‐ gen.
● Gebruik het systeem niet wanneer u met het reservewiel
rijdt.Systeembeperkingen9 Waarschuwing
De automatische remkracht van
het systeem volstaat niet voor
krachtig remmen en de remwer‐
king is mogelijk onvoldoende om
een botsing te vermijden.
● Na aan plotselinge rijstrookwis‐ sel, heeft het systeem enige tijd
nodig om de volgende voorligger
te detecteren. Als dus een
nieuwe voorligger wordt gedetec‐ teerd, kan het systeem de snel‐
heid verhogen in plaats van te
remmen.
● De adaptieve cruisecontrol negeert tegenliggers.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
voor het remmen en wegrijden
geen rekening met voetgangers
en dieren.
● De adaptieve cruisecontrol houdt
alleen bij een lage snelheid reke‐ ning met gestopte voertuigen.
● Gebruik de adaptieve cruisecon‐ trol niet bij het trekken van een
aanhanger.
● Gebruik adaptieve cruisecontrol niet op wegen met een hellings‐
percentage van meer dan 10 %.
Aangezien het detectiegebied van de
radar nogal smal is, detecteert het
systeem het volgende mogelijk niet:
● minder brede voertuigen, bijv. motorfietsen, scooters
● voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden
● voertuigen die afslaan
● voertuigen die ineens langs de kant van de weg gaan staan
Bochten
Page 176 of 283

174Rijden en bedieningDe adaptieve cruisecontrol berekentaan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmer‐
ken van de huidige bocht in aanmer‐
king, maar kan geen veranderingen incalculeren. Het systeem kan de
huidige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het
inzetten of uitrijden van een bocht of als de bocht scherper of minder
scherp wordt. Als het systeem geen
voorligger meer detecteert, dooft het
controlelampje A.
Als de centrifugale kracht in een bocht te groot is, zal het systeem de
rijsnelheid enigszins verlagen. Deze
remactie is niet ontworpen om te
voorkomen dat de auto uit de bocht
vliegt. De bestuurder is verantwoor‐
delijk voor het verlagen van de snel‐
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.
Snelwegen
Op snelwegen moet u de ingestelde
snelheid aanpassen aan de omstan‐
digheden en het weer. Bedenk altijd
dat de adaptieve cruisecontrol een
beperkt zichtbereik, een beperkte
remkracht en een bepaalde reactietijd heeft waarin wordt geverifieerd of een
voertuig zich al dan niet voor u
bevindt. De adaptieve cruisecontrol is
mogelijk niet in staat om de auto tijdig af te remmen, om aanrijdingen tevoorkomen met veel langzamer
rijdende voorliggers of na een rijst‐
rookwissel. Dit geldt met name bij
hoge snelheden of als het zicht door de weersomstandigheden beperkt is.
Bij het oprijden of verlaten van een
snelweg kan de adaptieve cruisecon‐
trol de voorligger uit het zicht verlie‐
zen en naar de instelde snelheid
accelereren. Verlaag daarom de snel‐ heid voor het oprijden of verlaten van
de snelweg.
Koersveranderingen
Als een ander voertuig voor u invoegt, zal de adaptieve cruisecontrol pas
rekening met dit voertuig houden
wanneer het voertuig zich volledig op uw pad bevindt. Wees alert en gereed
om te remmen als sneller remmen
noodzakelijk is.
Aandachtspunten in heuvelachtig
gebied