Instrumenten en bedieningsorganen109Activeert of deactiveert het
alarmknipperlichtsignaal bij het
ontgrendelen.
Passieve portierontgr. : Wijzigt de
configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Autom. Portiervergrendeling :
Activeert of deactiveert de auto‐
matische hervergrendeling na
het ontgrendelen zonder de auto
te openen.
● Fabrieksinstellingen herstellen :
Stelt alle functies opnieuw in op
de standaardinstellingen.
Persoonlijke instellingen
Colour-Info-Display
Druk op ; en selecteer vervolgens
Instellingen .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Auto ● Klimaat en luchtkwaliteit
Auto. max. ventilatorsnelheid :
Modificeert de cabinelucht‐
stroom van de klimaatregeling in
de automatische modus.
Autom. achterruitontwaseming :
De achterruitverwarming wordt
automatisch geactiveerd.
● Bots-/detectiesystemen
Parkeerhulp : Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering kan worden geselecteerd met of
zonder de aanhangerkoppeling
bevestigd.
Waarschuwing dode hoek : Acti‐
veert of deactiveert het dode‐
hoeksysteem.
● Comfort en gemak
Volume geluidssignaal : Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder :
Activeert of deactiveert persoon‐
lijke instellingen.
Automatisch wissen bij achteruit :
Activeert of deactiveert automa‐ tische inschakeling achterruitwis‐
ser bij inschakelen achteruitver‐
snelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij
ontgrendelen : Activeert of deac‐
tiveert de instapverlichting.
Uitstapverlichting : Activeert of
deactiveert de uitstapverlichting
en wijzigt de duur ervan.
● Elektrische portiersloten
Geen vergrendeling bij open
deur : Activeert of deactiveert de
110Instrumenten en bedieningsorganenportiervergrendelingsfunctie
wanneer een portier openstaat.
Automatische portiervergrende‐
ling : Activeert of deactiveert de
automatische portiervergrende‐
lingsfunctie na inschakelen van
het contact.
Vertraagd portierslot : Activeert of
deactiveert de vertraagde
portiervergrendelingsfunctie.
Deze functie vertraagt het werke‐ lijke vergrendelen van de portie‐
ren tot alle portieren gesloten
zijn.
● Op afstand vergr., ontgr., starten
Op afst. ontgrendelen lamp
feedback : Activeert of deacti‐
veert het alarmknipperlichtsig‐
naal bij het ontgrendelen.
Portierontgrendeling op afstand :
Wijzigt de configuratie om alleen het bestuurdersportier of de hele
auto te ontgrendelen.
Opn. vergrendelen op afst. vergr.
deuren : Activeert of deactiveert
de automatische hervergrende‐
ling na het ontgrendelen zonder
de auto te openen.Camera achterzijde
● Richtlijnen camera achterzijde :
Activeert of deactiveert de hulp‐
lijnen voor de achteruitkijkca‐
mera op het Info-Display.
● Hulpsymbolen achteruitpark. :
Activeert of deactiveert de waar‐
schuwingssymbolen op het Info-
Display.Telematicaservice
OnStar
OnStar is een persoonlijke connecti‐ viteits- en servicehulp met een geïn‐
tegreerde Wi-Fi Hotspot. De OnStar-
service is 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar.
Let op
OnStar is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Om OnStar beschikbaar en bedrijfs‐
gereed te kunnen laten zijn, hebt u
een geldig OnStar-abonnement, een werkend elektrisch systeem van de auto, mobiele service en een
GPS-satellietverbinding nodig.
U activeert de OnStar-services en
stelt een account in door op Z te druk‐
ken en met een adviseur te spreken.
112Instrumenten en bedieningsorganenlekke band of een lege brandstoftankop Z om contact met een adviseur te
leggen.
Noodhulpdiensten
Druk in een noodsituatie op [ om een
adviseur te spreken. De adviseur
neemt vervolgens contact op met de
(nood)hulpdiensten en stuurt ze naar
uw locatie.
Bij een ongeval waarbij de airbags of
gordelspanners zijn geactiveerd,
wordt er een automatische noodhulp‐
oproep geplaatst. De adviseur wordt
onmiddellijk met uw auto verbonden
en gaat na of er hulp nodig is.
Wi-Fi Hotspot
De Wi-Fi Hotspot van de auto biedt
verbinding met het internet met een
maximale snelheid van 4G/LTE.
Let op
De functionaliteit voor Wi-Fi
hotspots is niet voor alle markten
verkrijgbaar.
Let op
Sommige mobiele apparaten maken
automatisch verbinding met Wi-Fi
hotspots en gebruiken mobiele data‐capaciteit op de achtergrond, zelfs al
worden de apparaten niet gebruikt.
Dit is inclusief automatische upda‐
tes, downloads en synchronisatie‐
functies voor programma's of apps.
De via OnStar aangeschafte data‐
bundel kan zo snel opraken. Scha‐
kel automatische synchronisatie uit
in de instellingen van uw apparaat.
Er kunnen maximaal zeven toestellen
worden aangesloten.
Een mobiel toestel met de Wi-Fi
Hotspot verbinden:
1. Druk op j en selecteer Wi-Fi-
instellingen in het Info-Display. De
getoonde instellingen omvatten
de naam van de Wi-Fi Hotspot
(SSID), het wachtwoord en het
verbindingstype.
2. Start een Wi-Fi-netwerkzoekop‐ dracht via uw mobiele telefoon.
3. Selecteer de hotspot van uw auto
(SSID) wanneer deze wordt
aangegeven.
4. Voer uw wachtwoord in, wanneer u daarom wordt gevraagd.Let op
Druk op Z en spreek met een advi‐
seur of log in bij uw account als u de
SSID of het wachtwoord wilt wijzi‐
gen.
U kunt de functie Wi-Fi Hotspot
uitschakelen door op Z te drukken en
een adviseur te spreken.
Smartphone-app
Met de myOpel smartphone app kunt
u bepaalde autofuncties extern bedie‐ nen.
De volgende functies zijn beschik‐
baar:
● Auto vergrendelen of ontgrende‐ len.
● Claxonneren of lichten laten knip‐
peren.
● Brandstofpeil, resterende levensduur motorolie en banden‐
spanning (alleen met het
bandenspanningscontrolesys‐
teem) controleren.
● Navigatiebestemming naar het apparaat sturen als er een inge‐
bouwd navigatiesysteem is.
114Instrumenten en bedieningsorganenDe adviseur kan elk adres en elke
nuttige plaats opzoeken en deze naar het ingebouwde navigatiesysteem
verzenden.
OnStar-instellingen
OnStar-PIN
U hebt een viercijferige PIN nodig
voor toegang tot alle OnStar-servi‐
ces. U moet een eigen PIN invoeren
wanneer u voor de eerste keer met een adviseur belt.
Druk op Z om een adviseur te bellen
en de PIN te veranderen.
Accountgegevens
Een OnStar-abonnee heeft een
account waar alle gegevens in zijn
opgeslagen. Druk op Z en spreek
met een adviseur of log in bij uw
account als u accountinformatie wilt
veranderen.
Als de OnStar-service voor een
andere auto moet worden gebruikt, druk dan op Z en vraag of de account
op de nieuwe auto kan worden over‐
gedragen.Let op
Informeer OnStar onmiddellijk over
de wijzigingen als de auto wordt
afgevoerd, verkocht of anderszins
overgedragen en beëindig de
OnStar-service voor deze auto.
Voertuiglocatie
De voertuiglocatie wordt aan OnStar
doorgegeven wanneer er een service wordt verzocht of getriggerd. Een
bericht op het Info-Display geeft aan dat deze informatie is verzonden.
Als u het doorgeven van de voertuig‐
locatie wilt activeren of deactiveren,
drukt u op j tot u een audiobericht
hoort.
Het deactiveren wordt aangegeven
door het controlelampje dat korte tijd
rood of groen knippert en iedere keer
wanneer de auto wordt gestart.
Let op
Als het verzenden van de voertuig‐
locatie wordt gedeactiveerd, zijn
sommige diensten niet meer
beschikbaar.Let op
OnStar wordt in een noodsituatie
altijd geïnformeerd over de voertuig‐
locatie.
Ga naar het document met het priva‐
cybeleid in uw account.
Software-updates
OnStar kan op afstand software-
updates uitvoeren, zonder dat zij u
daarover van tevoren inlichten of om
uw toestemming vragen. Deze upda‐
tes verbeteren of behouden de veilig‐ heid en beveiliging of de werking vanuw voertuig.
Deze updates kunnen betrekking
hebben op privacykwesties. Ga naar
het document met het privacybeleid
in uw account.
Verlichting121Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● plafondverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Bij auto’s met automatische verlich‐
ting kan de helderheid alleen worden
aangepast wanneer de rijverlichting
aanstaat en de lichtsensor nachtelijke
omstandigheden detecteert.
Binnenverlichting
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
middelste
stand w:automatisch inscha‐
kelen bij openen van
een portier, gaat na
enige tijd uitdruk op I:permanent aandruk op 0:permanent uit
Verlichting123Verlichtingsfuncties
Instapverlichting
Welkomstverlichting
De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te
ontgrendelen met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● achterlichten
● kentekenplaatverlichting
● instrumentenverlichting
● binnenverlichting
Sommige functies werken alleen als
het buiten donker is om de auto
gemakkelijker te kunnen vinden.
Verlichting wordt meteen uitgescha‐
keld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 136 draait.
Deze functie is in of uit te schakelen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 107.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van alle schakelaars
● Driver Information Centre
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
● binnenverlichting
● instrumentenverlichting (alleen wanneer het donker is)
De verlichting wordt na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.
Padverlichting
De koplampen, achterlichten en
kentekenverlichting blijven een instel‐
bare tijd branden wanneer u de auto
verlaat.Inschakelen
1. Schakel de ontsteking uit.
2. De contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
4. Trek aan de hendel.
5. Sluit het bestuurdersportier.
Wordt het bestuurdersportier niet
gesloten, dan gaat de verlichting na
2 minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de hendel naar u
toe trekt, terwijl het bestuurderspor‐
tier geopend is.
124VerlichtingActivering, deactivering en inschakel‐
duur van deze functie zijn te wijzigen
op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 107.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
Ontlaadbeveiliging accu Oplaadfunctie afgestemd op accu
Deze functie garandeert een maxi‐
male levensduur van de accu door
een regelbaar vermogen en een opti‐ male vermogensverdeling van de
dynamo.
Om te voorkomen dat de accu onder het rijden leegraakt, worden de
volgende systemen automatisch in
twee fasen afgebouwd en ten slotte
uitgeschakeld:
● achterruitverwarming
● verwarmde voorruit
● verwarmde spiegels
● stoelverwarming
● aanjagerIn de tweede fase ziet u op het Driver
Information Center een bericht dat de
activering van de ontlaadbeveiliging
van de accu bevestigt.
Uitschakeling van de verlichting Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.
Klimaatregeling129Bedieningsorganen voor:● luchtdebiet
● temperatuur
● luchtverdelingn:koelingAUTO:automatische modus4:handmatig bediende lucht‐
recirculatieV:ontwasemen en verwarmenÜ:achterruitverwarming 3 32
Verwarmde voorruit 3 32.
Verwarmde stoelen ß 3 40.
Verwarmd stuurwiel * 3 76.
In de automatische modus worden temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtverdeling automatisch geregeld.De instellingen van de klimaatrege‐
ling verschijnen op het Info-Display.
Een wijziging van de instellingen
wordt gedurende korte tijd over het
momenteel weergegeven menu
getoond.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, luchtverdeling en
ventilatorsnelheid worden auto‐
matisch geregeld. De led in de
knop brandt om aan te geven dat
activering heeft plaatsgevonden.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐ matische modus.