Inleiding......................................... 2
Kort en bondig ............................... 6
Sleutels, portieren en ruiten .........20
Stoelen, veiligheidssystemen ......35
Opbergen ..................................... 56
Instrumenten en
bedieningsorganen ......................75
Verlichting .................................. 115
Klimaatregeling .......................... 125
Rijden en bediening ...................135
Verzorging van de auto ..............193
Service en onderhoud ................241
Technische gegevens ................245
Klantinformatie ........................... 262
Trefwoordenlijst ......................... 274Inhoud
Inleiding3Uw autogegevens
Voer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐ houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen
bedienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wetge‐ ving van het land waarin u zich
bevindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Als u de beschrijving in deze handlei‐ ding negeert, kan dit van invloed zijn
op de garantie.
Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan.
Voor gasauto's raden wij een door Opel erkende reparateur aan voor
onderhoud en reparatie aan gasau‐
to's.
Elke Opel Service Partner biedt u
eersteklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde
specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van dezehandleiding
● Deze handleiding geeft een omschrijving van alle voor dit
model beschikbare opties en
functies. Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties,niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van een modelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
● In het hoofdstuk "Kort en bondig"
krijgt u een beknopt overzicht.
● De inhoudsopgave aan het begin
van de handleiding en in de
afzonderlijke paragrafen geeft
aan waar u de informatie die u
zoekt kunt vinden.
● Met behulp van het trefwoorden‐ register kunt u specifieke infor‐
matie zoeken.
● In de gebruikershandleiding wordt de motoraanduiding
gehanteerd. De bijbehorende
marktaanduiding en productie‐
code vindt u in de paragraaf
"Technische gegevens".
● Richtingaanduidingen in de beschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
Instrumenten en bedieningsorganen75Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................76
Stuurwielverstelling ...................76
Stuurbedieningsknoppen ...........76
Verwarmd stuurwiel ...................76
Claxon ....................................... 77
Wis- en wasinstallatie voorruit ...77
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 78
Buitentemperatuur .....................79
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Inductief opladen .......................82
Aansteker .................................. 83
Asbakken ................................... 83
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampjes .......................84
Instrumentengroep ....................84
Snelheidsmeter ......................... 84
Kilometerteller ........................... 84
Dagteller .................................... 84
Toerenteller ............................... 85
Brandstofmeter .......................... 85
Brandstofkeuzeschakelaar ........86Koelvloeistoftemperatuurme‐
ter ............................................. 87
Service-display .......................... 88
Controlelampjes ........................89
Richtingaanwijzers ....................91
Gordelverklikker ........................92
Airbag en gordelspanners .........93
Airbag-deactivering ...................93
Laadsysteem ............................. 93
Storingsindicatielamp ................93
Service-indicatie ........................94
Rem- en koppelingssysteem .....94
Pedaal intrappen .......................94
Antiblokkeersysteem (ABS) .......94
Schakelen .................................. 94
Stuurbekrachtiging ....................94
Lane Departure Warning ...........95
Parkeerhulp ............................... 95
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ..............95
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....95
Traction Control-systeem UIT ...95
Voorverwarming ........................95
Uitlaatfilter ................................. 95
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 96
Motoroliedruk ............................. 96
Te laag brandstofpeil .................96
Startbeveiliging .......................... 97Motorvermogen verminderd ......97
Autostop .................................... 97
Rijverlichting .............................. 97
Groot licht .................................. 97
Grootlichtassistentie ..................97
Mistlamp .................................... 97
Mistachterlicht ........................... 97
Cruise control ............................ 97
Voorligger gedetecteerd ............97
Snelheidsbegrenzer ..................97
Verkeersbordherkenning ...........98
Portier open ............................... 98
Displays ....................................... 98
Driver Information Center ..........98
Info-Display ............................. 103
Boordinformatie ......................... 104
Geluidssignalen .......................106
Batterijspanning .......................107
Persoonlijke instellingen ............107
Telematicaservice ......................110
OnStar ..................................... 110
88Instrumenten en bedieningsorganenmaximaal 3
LED's:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuur4 tot 6 LED's:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6
LED's:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de resterende levensduur van de
motorolie is afgenomen, verschijnt er
een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center. Laat de
motorolie en het oliefilter binnen een
week of 500 km door een werkplaats
verversen/vervangen (afhankelijk
van wat het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
Gebruik de knoppen op de hendel om
de resterende levensduur van de
motorolie te zien:
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren ?.
Draai het stelwieltje naar de optie
Resterende levensduur olie .
De resterende levensduur van de
motorolie wordt in procent weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de hendel om terug te
zetten. Het menu pagina met de
resterende levensduur van de motor‐
olie moet actief zijn. Schakel het
contact maar niet de motor in.
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. Roep de hulp in van een werkplaats.
Instrumenten en bedieningsorganen89Volgende onderhoudsbeurtEr verschijnt een bericht op het Driver Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is. Laat de servicebeurt binnen eenweek of na maximaal 500 km (afhan‐
kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Driver Information Center 3 98.
Service-informatie 3 241.
Controlelampjes
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen.
Afhankelijk van de uitrusting kan de positie van de controlelampjes
verschillen. Bij het inschakelen van
de ontsteking lichten de meeste
controlelampjes korte tijd op bij wijze
van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
94Instrumenten en bedieningsorganenService-indicatie
g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Laat de auto nakijken.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 104.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 199.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 153.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 138.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor met de sleutel te starten 3 17,
3 137.
Bij sommige versies verschijnt op het Driver Information Center de aanwij‐
zing om het koppelingspedaal in te
trappen 3 104.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 152.
Schakelen R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. Roep de hulp in van een
werkplaats.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 156.
98Instrumenten en bedieningsorganenSnelheidsbegrenzer 3 159.
Verkeersbordherkenning
L geeft gedetecteerde verkeersbor‐
den als controlelampje weer.
Verkeersbordherkenning 3 177.
Portier open
h brandt.
Een portier of de achterklep staat open.Displays
Driver Information Center Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐ groep.
Afhankelijk van de versie en de uitrus‐
ting is het Driver Information Center
verkrijgbaar als Midlevel-display of
Uplevel-display.
De volgende menu's zijn te selecte‐
ren op het Driver Information Center
met de knoppen op de hendel:
● boordinformatie en instellingen
● rit-/brandstofinformatie
● verbruiksinformatie
Zo nodig verschijnen de volgende
meldingen:
● waarschuwingsmeldingen 3 104
● aanduiding versnelling 3 94
● aanduiding rijmodus 3 144,
3 148
● waarschuwing bandenspanning 3 218● aanduiding gordelverklikker
3 92
● aanduiding Autostop 3 138
● service-informatie 3 94
Midlevel-display
Hoofdmenu's zijn: ● rit-/brandstofinformatie, zie beschrijving hieronder
● boordinformatie, zie beschrijving hieronder
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
106Instrumenten en bedieningsorganenNr.Boordinformatie58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier65Poging tot diefstal66Laat diefstalalarmsysteem
nakijken67Service stuurslot68Service stuurbekrachtiging75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort84Motorvermogen beperkt89Onderhoud spoedig90Remassistentie laten nakijkenNr.Boordinformatie94Schakel in parkeerstand
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open134Parkeerhulpstoring, bumper
reinigen136Onderhoud aan parkeerhulp
uitvoeren145Controleer het sproeiervloei‐
stofpeil151Trap de koppeling in om te
starten174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op Uplevel-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
in deze teksten.
Boordinformatie op het
Colour-Info-Display
Sommige belangrijke berichten
kunnen ook op het
Colour-Info-Display verschijnen.
Sommige berichten verschijnen
slechts enkele seconden als pop-up.
Geluidssignalen
Als er diverse waarschuwingen tege‐
lijkertijd verschijnen, klinkt er slechts
één waarschuwingssignaal.
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de prio‐
riteit boven alle andere geluidssigna‐
len.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep
niet goed gesloten is.
● Wanneer u met ingeschakelde parkeerrem een bepaalde snel‐
heid overschrijdt.