Page 89 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen87De benzinetank om de zes maandenleegrijden totdat controlelampje Y
oplicht en dan opnieuw tanken. Dit helpt de brandstofkwaliteit en
systeemwerking voor rijden op
benzine in stand houden.
De auto regelmatig voltanken om corrosie in de tank tegen te gaan.
Verhelpen van storingen
Als overschakeling op gas niet moge‐ lijk is, controleer dan alvorens te star‐
ten of er voldoende lpg of benzine
aanwezig is.
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem
ook terugschakelen naar de benzine‐ modus als niet aan de minimale eisen
wordt voldaan. Als dat het geval is,
kunt u wellicht weer overschakelen
naar rijden op lpg.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-
systeem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken
gemakkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de onmid‐
dellijke omgeving ruikt, schakel
dan onmiddellijk naar benzinemo‐
dus. Niet roken. Geen open vlam‐ men of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Laat de oorzaak van
de storing onmiddellijk in een werk‐ plaats verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijke wetgeving volgen.
Let op
Bij een ongeluk moet u het contact
uitschakelen.
Brandstof voor het rijden op vloeibaar
gas 3 184.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Het aantal brandende LED's geeft de koelvloeistoftemperatuur aan.
Page 90 of 281

88Instrumenten en bedieningsorganenmaximaal 3
LED's:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuur4 tot 6 LED's:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6
LED's:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Wanneer het systeem heeft berekend dat de resterende levensduur van de
motorolie is afgenomen, verschijnt er
een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center. Laat de
motorolie en het oliefilter binnen een
week of 500 km door een werkplaats
verversen/vervangen (afhankelijk
van wat het eerst bereikt wordt).
Dit kan een extra verversing van de
motorolie en vervanging van het
motoroliefilter zijn of onderdeel van
een reguliere servicebeurt.
Gebruik de knoppen op de hendel om
de resterende levensduur van de
motorolie te zien:
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren ?.
Draai het stelwieltje naar de optie
Resterende levensduur olie .
De resterende levensduur van de
motorolie wordt in procent weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de hendel om terug te
zetten. Het menu pagina met de
resterende levensduur van de motor‐
olie moet actief zijn. Schakel het
contact maar niet de motor in.
Bij het verversen van de olie moet het
systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. Roep de hulp in van een werkplaats.
Page 91 of 281
Instrumenten en bedieningsorganen89Volgende onderhoudsbeurtEr verschijnt een bericht op het Driver Information Center, wanneer er
onderhoud aan de auto vereist is. Laat de servicebeurt binnen eenweek of na maximaal 500 km (afhan‐
kelijk van wat het eerst bereikt wordt)
door een werkplaats laten uitvoeren.
Driver Information Center 3 98.
Service-informatie 3 241.
Controlelampjes
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen.
Afhankelijk van de uitrusting kan de positie van de controlelampjes
verschillen. Bij het inschakelen van
de ontsteking lichten de meeste
controlelampjes korte tijd op bij wijze
van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:Rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Page 92 of 281
90Instrumenten en bedieningsorganenControlelampjes in de instrumentengroep
Page 93 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen91Controlelampjes in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzers 3 91XGordelverklikker 3 92vAirbags en gordelspanners
3 93VAirbag deactiveren 3 93pLaadsysteem 3 93ZStoringsindicatielamp 3 93gLaat auto spoedig nakijken
3 94RRem- en koppelingssysteem
3 94-Pedaal intrappen 3 94uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 94RSchakelen 3 94cStuurbekrachtiging 3 94)Lane Departure Warning
3 95rParkeerhulp 3 95aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 95bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 95kTraction Control-systeem uit
3 95!Voorverwarmen 3 95%Uitlaatfilter 3 95wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 96IMotoroliedruk 3 96YTe laag brandstofpeil 3 96dStartbeveiliging 3 97#Beperkt motorvermogen
3 97DAutostop 3 978Buitenverlichting 3 97CGroot licht 3 97fGrootlichtassistentie 3 97>Mistlamp 3 97rMistachterlicht 3 97mCruisecontrol 3 97AVoorligger gedetecteerd
3 97LSnelheidsbegrenzer 3 97LVerkeersbordherkenning
3 98hPortier open 3 98
Richtingaanwijzers
O brandt of knippert groen.
Brandt kort
De parkeerlichten worden ingescha‐
keld.
Page 94 of 281

92Instrumenten en bedieningsorganenKnippert
De richtingaanwijzers of alarmknip‐ perlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer
kapot of bijbehorende zekering door‐
gebrand.
Vervangen van lampen 3 201.
Zekeringen 3 210.
Richtingaanwijzers 3 119.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact
totdat de veiligheidsgordel is vastge‐
maakt.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Gordelstatus op de achterbank
X op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐
rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Brandt ook als een niet vastgemaakte gordel onderweg wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Page 95 of 281

Instrumenten en bedieningsorganen93Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van de ontsteking
brandt het controlelampje ca.
4 seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na 4 seconden of licht deze
tijdens het rijden op, dan is er een
storing in het airbagsysteem. Roep
de hulp in van een werkplaats. De
airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 40.
Airbagsysteem 3 43.
Airbag-deactivering V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De
passagiersairbag voor is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd 3 49.9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Laadsysteem
p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ontsteking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.
Page 96 of 281

94Instrumenten en bedieningsorganenService-indicatie
g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Laat de auto nakijken.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 104.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 199.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 153.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop/Start-systeem 3 138.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor met de sleutel te starten 3 17,
3 137.
Bij sommige versies verschijnt op het Driver Information Center de aanwij‐
zing om het koppelingspedaal in te
trappen 3 104.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing inhet ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 152.
Schakelen R met het getal van een hogere
versnelling verschijnt wanneer wordt
aanbevolen om vanwege de brand‐
stofbesparing op te schakelen.
Stuurbekrachtiging c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐ systeem. Roep de hulp in van een
werkplaats.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 156.