Page 49 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-7
6
DAU18782
Stroomlijnpanelen verwijderen
en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeel-
de stroomlijnpanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf steeds door wanneer
u een stroomlijnpaneel moet verwijderen of
aanbrengen.
DAUM3480
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder stroomlijnpaneel A. (Zie pa-
gina 6-7.)
2. Verwijder de getoonde schroeven en
neem het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
2. Monteer stroomlijnpaneel A.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
1. Stroomlijnpaneel A
2. Schroef
ZAUM1204
ZAUM12052
1
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
ZAUM1219
FULL
LOW
1
ZAUM1206
YA M A H
A
12
UBR3D1D0.book Page 7 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 50 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-8
6
DAU19607
Bougie controleren
De bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is. Door
hitte en aanslag slijten bougies op de lange
duur. Daarom moeten bougies worden ver-
wijderd en gecontroleerd volgens het peri-
odieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de bou-
gie de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKING
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bougie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
ZAUM0037
UBR3D1D0.book Page 8 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 51 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-9
6
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4…1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
3. Installeer de bougiedop.
DAUM3491
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperi-
oden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan
het niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren. LET OP: Gebruik het voertuig
alleen als u weet dat het motorolie-
niveau voldoende hoog is.
[DCA10012]
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 N·m (1.25 kgf·m, 9.04 lb·ft)
1. Olievuldop
UBR3D1D0.book Page 9 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 52 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-10
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Verwijder stroomlijnpaneel B. (Zie pa-
gina 6-7.)
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Bevestig het hulpstuk voor motorolie
aftappen (in de boordgereedschaps-
set) onder de aftapplug van het carter.
4. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.5. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de o-ring, compressie-
veer en olieaanzuigzeef om de olie uit
het carter te kunnen aftappen. LET
OP: Bij het verwijderen van de olie-
aftapplug vallen de O-ring, com-
pressieveer en de oliezeef naar
buiten. Zorg ervoor dat u deze on-
derdelen niet kwijtraakt.
[DCA11002]
6. Reinig de olieaanzuigzeef met oplos-
middel.
OPMERKING
Sla de stappen 7…9 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
7. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug (carter)
2. Hulpstuk voor motorolie aftappen
1
2
3
ZAUE1300
ZAUM1467
2
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Drukveer
4. Aanzuigzeef
5. Olieopvangbak
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
UBR3D1D0.book Page 10 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 53 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-11
6
8. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct aanligt.
10. Breng de olieaanzuigzeef, de com-
pressieveer, de o-ring en de olieaftap-
plug aan en zet de aftapplug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment. LET OP: Plaats alvorens de
aftapplug aan te brengen de O-ring,
compressieveer en oliezeef terug.
[DCA10422]
11. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.
LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
12. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
14. Stel de indicator olieverversing terug.
(Zie pagina 3-10.)
1. Oliefilterelement
2. O-ring
Aanhaalmomenten:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 N·m (1.0 kgf·m, 7.2 lb·ft)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug:
32 N·m (3.2 kgf·m, 23 lb·ft)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele-
ment:
0.95 L (1.00 US qt, 0.84 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
UBR3D1D0.book Page 11 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 54 of 96

Periodiek onderhoud en afstelling
6-12
6
DAU20071
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM1726Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud
is, temperatuurverschillen zijn name-
lijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistof-
niveau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau op of on-
der de merkstreep voor minimumni-
veau staat, verwijder dan het
stroomlijnpaneel A (Zie pagina 6-7.) en
open de dop van het koelvloeistofre-
servoir. WAARSCHUWING! Verwij-
der alleen de dop van het
koelvloeistofreservoir. Probeer
nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor koud is.
[DWA15162]
4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau, en sluit
daarna de dop van het koelvloeistofre-
servoir. LET OP: Als er geen koel-
vloeistof aanwezig is, gebruik dan
in plaats daarvan gedistilleerd wa-
ter of onthard leidingwater. Gebruik
geen hard water of zout water, dit is
schadelijk voor de motor. Als er in
plaats van koelvloeistof water is ge-
bruikt, vervang dit dan zo snel mo-
gelijk door koelvloeistof, anders is
het systeem niet beschermd tegen
vorst en corrosie. Als er water aan
de koelvloeistof is toegevoegd, laat
dan een Yamaha dealer zo snel mo-
gelijk het antivriesgehalte van de
koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10473]
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU33032De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
ZAUM1207
FULL
LOW2
3
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
UBR3D1D0.book Page 12 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 55 of 96
Periodiek onderhoud en afstelling
6-13
6
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10382]DAUM2391
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Laat uw Yamaha-dealer het luchtfilte-
relement vaker vervangen als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld.
2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
1. Aftapslang luchtfilter
UBR3D1D0.book Page 13 Monday, August 8, 2016 3:54 PM
Page 56 of 96
Periodiek onderhoud en afstelling
6-14
6
DAU44735
Stationair toerental controleren
Controleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU48434
Vrije slag van de gasgreep afstel-
len
Meet de vrije slag van de gasgreep zoals
getoond.
Controleer de vrije slag van de gasgreep re-
gelmatig en stel deze indien nodig als volgt
af.
OPMERKING
Het stationair toerental moet correct zijn af-
gesteld voordat de vrije slag van de gas-
greep wordt gecontroleerd en afgesteld.
1. Schuif de rubber afdekking terug.
2. Draai de borgmoer los.
3. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer vrije slag van de gasgreep. Draai
de stelmoer richting (b) voor minder
vrije slag van de gasgreep. Stationair toerental:
1350–1550 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
Vrije slag van gasgreep:
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in)
1
UBR3D1D0.book Page 14 Monday, August 8, 2016 3:54 PM