De essentie
De aanwijzingen personaliseren
In het menu
instellingen k
an g
eselec-
teerd worden welke van de mogelijke aanwij-
zingen in de multifunctie-indicatie u wenst
weer te geven op het display van het instru-
mentenpaneel. Daarnaast kunnen ook de
meeteenheden gewijzigd worden ››› pag.
30.
Menu Configuratie
Gegevens
van de mul-
tifunctie-in-
dicatieConfiguratie van de gegevens van de
multifunctie-indicatie die u wenst weer
te geven op het display van het instru-
mentenpaneel ››› pag. 28.
Kompas
Instelling van de magnetische regio en
kalibratie van het kompas. Let bij het
kalibreren op de aanwijzingen op het
display van het instrumentenpaneel.
ComfortInstellingen van de comfortfuncties van
de wagen ››› pag. 30.
Licht & zichtConfiguratie van de wagenverlichting
››› pag. 31.
Tijd
Instelling van de uren en minuten van
de klok op het instrumentenpaneel en
het navigatiesysteem. Hier kan de tijd
worden ingesteld en worden gewisseld
tussen 12- en 24-uursweergave. Daar-
naast geeft de S die verschijnt boven-
aan op het display aan dat het uur is
aangepast aan de zomertijd.
Winterban-
den
Instelling van de visuele en akoestische
snelheidswaarschuwingen. Deze functie
kan enkel gebruikt worden wanneer het
voertuig is uitgerust met winterbanden,
die niet geschikt zijn voor het rijden met
topsnelheid.
TaalInstelling van de taal voor de teksten op
het display en navigatiesysteem.
EenhedenInstelling van de meeteenheden voor de
temperatuur, het verbruik en de afstand.
Tweede
snelheidDe tweede snelheidsmeter in- en uit-
schakelen.
ServiceRaadplegen van de servicemededelin-
gen of terugzetten van de service-inter-
valindicatie.
Afstelling in
productieEen aantal functies van het menu Con-
figuratie wordt terug op hun fa-
brieksinstelling gezet.
TerugHet hoofdmenu wordt opnieuw weerge-
geven. Submenu Comfort
Centr. ver-
grendeling.
››› pag. 115
Autom. vergrendelen (Auto Lock):
automatisch vergrendelen van alle por-
tieren en de achterklep vanaf een snel-
heid van ca. 15 km/u (10 mph). Om de
wagen te ontgrendelen als hij stilstaat
moet u op de knop van de centrale ver-
grendeling drukken, de portiergreep
vastnemen of de sleutel uit het contact-
slot trekken als functie Aut. Ont-
grend. ingeschakeld is.
Aut. Ontgrend. (Auto Lock): ont-
grendelen van alle portieren en de ach-
terklep zodra de sleutel uit het contact-
slot wordt getrokken.
Ontgrendeling port. : wanneer de
wagen ontgrendeld wordt met de sleu-
tel, worden de volgende portieren ont-
grendeld naargelang de instelling:
– Alle : alle portieren worden ontgren-
deld.
– Een portier : wanneer de wagen
ontgrendeld wordt met de sleutel, zal
uitsluitend het portier van de bestuur-
der worden ontgrendeld. Door een twee-
de maal te drukken op de knop
wor-
den alle portieren en de achterklep ont-
grendeld.
– Zijde van de wagen : de portieren
aan de bestuurderszijde worden ont-
grendeld.
In wagens met Keyless Access ›››
pag.
115 systeem worden na het vastnemen
van de desbetreffende portiergreep de
portieren ontgrendeld aan de zijde waar
de sleutel zich bevindt. 30
De essentie
kunnen worden ontgrendeld, indien deze zijn
in g
e
schakeld.
● Als de te slepen wagen een automatische
vers
nellingsbak heeft en het af te leggen tra-
ject langer is dan 50 km (30 mijl).
››› in Inleiding tot thema op pag. 89
››› pag. 89 Starten door aanslepen
In het algemeen geldt dat een wagen niet ge-
s
t
ar
t mag worden door hem te slepen. Pro-
beer in plaats hiervan de wagen met startka-
bels te starten ››› pag. 52.
Om technische redenen kunnen de volgende
wagens niet worden gestart door te slepen:
● Wagens met automatische versnellingsbak.
● Wagens met het Keyless Access sluit- en
star
tsysteem, aangezien de elektronische
stuurkolomvergrendeling zeker niet kan ont-
grendeld worden.
● Wagens met een elektronische parkeerrem,
omdat mog
elijk de rem niet ontgrendeld kan
worden.
● Als de accu volledig ontladen is werken
waars
chijnlijk de regeleenheden van de mo-
tor niet meer correct. Wanneer uw wagen toch gestart moet wor-
den door te sl
epen (handgeschakelde ver-
snellingsbak):
● Schakel de 2e of 3e versnelling in.
● Houd het koppelingspedaal ingedrukt.
● Schakel het contact en de alarmlichten in.
● Laat het koppelingspedaal los als beide
wagen
s in beweging zijn.
● Zodra de motor is aangeslagen, de koppe-
ling intrap
pen en de versnelling uitschakelen
om te voorkomen dat u tegen de trekkende
wagen aanrijdt.
Starthulp
Startk
abels Als de motor niet aanslaat omdat de accu
ontl
a
den i
s, kunt u de accu van een andere
wagen voor het starten gebruiken. Controleer
het kijkglas van de accu voordat u gaat star-
ten ›››
pag. 296.
U hebt voor de starthulp gepaste startkabels
nodig volgens de norm DIN 72553 (zie de ge-
gevens van de kabelfabrikant). De kabel
moet een minimale diameter hebben van
25 mm 2
(0,038 inch 2
) in wagens met een
benzinemotor, en 35 mm 2
(0,054 inch 2
) in
wagens met een dieselmotor. In wagens waar de accu zich niet in de motor-
ruimte bevindt, mog
en de startkabels alleen
gekoppeld worden aan de starthulpaanslui-
tingen van de motorruimte! ATTENTIE
De startkabels verkeerd gebruiken kan de ac-
cu doen ontp loff
en en ernstige verwondingen
veroorzaken. Let op het volgende om het risi-
co op ontploffing van de accu te beperken:
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spannin
g (12 V) en ongeveer dezelfde capaci-
teit (zie tekst op de accu) hebben als de accu
die wordt opgeladen.
● Laad nooit een bevroren of recent ontdooi-
de accu op
. Een lege accu kan al bij tempera-
turen rond 0°C (+32°F) bevriezen.
● Als een accu bevriest/ontdooit, moet deze
verv
angen worden.
● Bij het starten met hulp van een andere ac-
cu onts
taat in de accu een zeer explosief gas-
mengsel. Houd vuur, vonken, open vlammen
en brandende sigaretten altijd uit de buurt
van de accu. Gebruik nooit een mobiele tele-
foon tijdens het aanbrengen of verwijderen
van de startkabels.
● Laad de accu alleen op in goed geventileer-
de plaat
sen. Bij het opstarten met hulp van
een andere accu kan namelijk in de accu een
zeer explosief gasmengsel ontstaan.
● Leg de startkabels zo dat ze nooit in aanra-
king k
unnen komen met draaiende delen in
de motorruimte. 52
Zelfhulp
VOORZICHTIG
● Def ect
e of vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe s
ponsen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, l
akverdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerst
e keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 54.
● Om beschadiging van de motorkap en de
wis
serarmen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden teruggeklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Starten door slepen of aansle-
pen
In l
eidin
g tot themaLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 51
Respecteer bij het slepen de wettelijke voor-
schriften. Een wagen met een ontladen accu kan om
techni
sche redenen niet door aanslepen ge-
start worden.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
de batterijstatus kan de afname van de span-
ning zo groot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Sleep nooit een voertuig met een lege accu.
● Haal de sleutel nooit uit het contact. An-
ders
zou de stuurkolomvergrendeling plotse-
ling op slot kunnen gaan. Men zou dan geen
controle meer hebben over de wagen, het-
geen ernstige ongevallen kan veroorzaken. ATTENTIE
Tijdens het slepen van een wagen variëren de
dyn ami
sche eigenschappen en de doeltref-
fendheid van de remmen aanzienlijk. Houd
rekening met het volgende om het risico op
ernstige ongevallen te beperken:
● Als bestuurder van de getrokken wagen: –
U dient de r em
veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let altijd goed op om te voorkomen dat
de wagen tegen het trekkende voertuig
aanrijdt.
– U hebt meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Geef v
oorzichtig gas.
– Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het rempedaal zachtjes in. VOORZICHTIG
● Bouw het s
leepoog en de bedekking daar-
van voorzichtig in en uit om (lak)schade aan
de wagen te voorkomen.
● Tijdens het slepen kan onverbrande brand-
stof
in de katalysator terechtkomen en deze
beschadigen. Let op
● Een w ag
en mag alleen gesleept worden als
de parkeerrem en de elektronische stuurko-
lomvergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de
wagen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de startkabels om de elek-
tronische parkeerrem en de elektronische
stuurkolomvergrendeling uit te schakelen. » 89
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Noodgevallen
●
Wag en
s met het Keyless Access sluit-en
startsysteem mogen enkel gesleept worden
bij ingeschakeld contact omdat anders de
elektronische stuurkolomvergrendeling niet
ontgrendeld wordt. Sleepoog vooraan monteren
Afb. 103
Rechts op de voorbumper: schroef
het s
l
eepoog vast. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
zich rechts op de voorbumper
››› afb. 103.
Sleepoog altijd in de wagen meenemen
Neem de aanwijzingen voor het slepen in
acht ›››
pag. 51.
Sleepoog vooraan monteren
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap ››› pag. 83. ●
Druk bov
en op het deksel en verwijder het
voorzichtig naar voren. Laat het deksel open.
● Schroef het sleepoog in de behuizing teg
en
de klok in zover als u kunt ››› afb. 103 ››› .
Ge bruik
een g
eschikt object om het sleepoog
stevig vast te schroeven.
● Verwijder na het slepen het sleepoog door
het met de k
lok mee te draaien , en plaats het
terug in de opbergplaats. VOORZICHTIG
Het sleepoog moet altijd helemaal en stevig
va s
tgedraaid zijn. Anders zou het sleepoog
tijdens het slepen of het starten door te sle-
pen uit de behuizing kunnen raken. Montage van het sleepoog achteraan
Afb. 104
Rechts op de achterbumper: vastge-
s c
hr
oefd sleepoog. De behuizing voor het opschroefbare sleep-
oog bev
indt
zich rechts op de achterbumper
››› afb. 104. In wagens met het sleepoog ge-
monteerd in de fabriek, bevindt er zich geen
behuizing om het sleepoog in te schroeven
onder het deksel. Monteer en gebruik een
kogelscharnier voor het slepen ››› pag. 246,
››› .
Neem de aan w
ijz
ingen voor het slepen in
acht ›››
pag. 51.
Montage van het sleepoog achteraan (wa-
gens zonder in de fabriek gemonteerd sleep-
oog)
● Haal het sleepoog uit het wagengereed-
sch
ap aan de rand van de bagageruimte
››› pag. 83.
● Druk boven op het deksel en verwijder het
voorz
ichtig naar achteren. U moet waar-
schijnlijk veel kracht gebruiken. Laat het dek-
sel open.
● Schroef het sleepoog in de behuizing teg
en
de klok in zover als u kunt ››› . Gebruik een
g e
s
chikt object om het sleepoog stevig vast
te schroeven.
● Verwijder na het slepen het sleepoog door
het met de k
lok mee te draaien , en plaats het
terug in de opbergplaats.
90
Bedienen
– Openen en s luit
en
van de elektri-
sche schuifdeuren . . . . . . . . . . .123
Hendel met slot om het dashboard-
kas
tje te openen . . . . . . . . . . . . . . . . . 169
Plaats in het dashboard waar de
voorairb
ag van de voorpassagier
zich bevindt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Sleutelschakelaar in het dash-
boardk
astje voor het buiten werk-
ing stellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Controlelampje van het buiten
werkin
g stellen van de bijrijdersair-
bag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Hendel voor:
– Schak
elbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
– Autom ati
sche versnellingsbak . .200
18 19
20
21
22 12 V stopcontact
. . . . . . . . . . . . . . . . . 177
Schakelaar van Auto Hold
-
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Schakelaar van de elektronische
parkeerr
em . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Startknop (Keyless Access sluit- en
star
tsysteem zonder sleutel)
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Pedalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
Hefboom voor aanpassing van de
stuurk
olom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Afdekking van de zekeringenhou-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Hendel voor:
– Snelheidsre
gelsysteem (GRA)
– – – – –
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
23 24
25
26
27
28
29
30
31 Hendel om de motorkap te ontgren-
del
en
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Knop pen
voor:
– Elektris
che ruitbediening . . . . .129
– Kinderbeveiligin
g . . . . . . . . . . . . 123 Let op
● Enkel e
van de hier vermelde uitrustingen
horen bij bepaalde type-uitvoeringen of zijn
optioneel.
● Bij de uitvoeringen met stuurwiel aan rech-
terz
ijde, is de indeling van de bedieningsele-
menten licht verschillend. Maar de symbolen
die toegewezen zijn aan deze bedieningsele-
menten stemmen overeen met die van de uit-
voeringen met stuurwiel aan de linkerzijde. 32
33
102
Openen en sluiten
De batterij moet vervangen worden door een
nieu w e
x
emplaar van hetzelfde type, die ge-
plaatst wordt volgens de polariteit ››› .
D e b
att
erij vervangen
● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klap
pen ››› pag. 113.
● Verwijder het deksel op achterkant van au-
tos
leutel ››› afb. 127 in de richting van de pijl
››› .
● Haal de batterij met een geschikt dun voor-
w erp uit
het
batterijvak ››› afb. 128.
● Plaats de nieuwe batterij in het batterijvak
en druk hem aan z
oals is aangegeven ››› afb.
128, in tegenovergestelde richting van de pijl
››› .
● Plaats het deksel in de behuizing van de
aut o
s
leutel en druk het aan zoals wordt weer-
gegeven ››› afb. 127, in tegenovergestelde
richting van de pijl, totdat het deksel vast-
klikt. VOORZICHTIG
● Als
de batterij niet correct wordt vervangen,
kan de autosleutel beschadigd raken.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de autos
leutel beschadigen. Vervang daarom
de lege batterij altijd door een nieuwe van de-
zelfde spanning en afmetingen, en met de-
zelfde kenmerken. Milieu-aanwijzing
● Lev er de g
ebruikte batterijen met het oog
op milieubescherming in bij geschikte inza-
melpunten.
● De batterij van de wagensleutel kan per-
chlor
aat bevatten. Leef de wettelijke bepalin-
gen voor hun verwijdering na. Autosleutel synchroniseren
Als de knop
vaak buiten de actieradius
w or
dt
ingedrukt, is het mogelijk dat de wa-
gen niet meer met de autosleutel vergren-
deld of ontgrendeld kan worden. In dit geval
moet de autosleutel zoals hierna aangege-
ven opnieuw gesynchroniseerd worden:
● De sleutelbaard van de wagensleutel uit-
klap
pen ›››
pag. 113.
● Verwijder de kap van de portiergreep aan
best
uurderszijde ›››
pag. 91.
● Druk op de knop van de autosleutel.
Hier v
oor moet
in de buurt van de wagen zijn.
● Open de wagen binnen één minuut met de
sleut
elbaard.
● Schakel met de autosleutel het contact in.
De sync
hronisatie is voltooid.
● Monteer de kap. Centrale vergrendeling en ver-
grendelsy
steem
Inleiding tot thema Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 8
De centrale vergrendeling werkt correct wan-
neer alle portieren en de achterklep volledig
gesloten zijn. Als het bestuurdersportier geo-
pend is, kan de wagen niet met de autosleu-
tel worden vergrendeld.
Als de wagen uitgerust is met Keyless Access
sluit- en startsysteem, kan de wagen enkel
vergrendeld worden als het contact uitge-
schakeld is en het bestuurdersportier geslo-
ten is.
Als een ontgrendelde wagen gedurende lan-
gere tijd geparkeerd staat (bijvoorbeeld in
een garage), is het mogelijk dat de accu van
de wagen zich ontlaadt en de motor niet ge-
start kan worden. ATTENTIE
Onjuist gebruik van de centrale vergrendeling
kan ern s
tig letsel veroorzaken.
● De centrale vergrendeling sluit alle portie-
ren af. A
ls een wagen van binnenuit vergren-
deld is, kunnen niet-geautoriseerde personen
de portieren van buitenaf de portieren niet » 115
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
openen en zich toegang tot de wagen ver-
sc
h
affen. In noodgevallen of bij ongelukken
kunnen de vergrendelde portieren echter de
toegang tot wagen om de inzittenden te hel-
pen in de weg staan.
● Laat kinderen of hulpbehoevenden nooit al-
leen acht
er in de wagen. Met de drukknop
voor de centrale vergrendeling kunnen alle
portieren van binnenuit vergrendeld worden.
Hierdoor komen de inzittenden in de wagen
opgesloten te zitten. Opgesloten personen
kunnen aan extreem hoge of lage temperatu-
ren blootstaan.
● In een afgesloten wagen kan het, afhanke-
lijk v
an het jaargetijde, zo extreem warm of
koud worden dat dit, vooral bij kleine kinde-
ren, tot ernstig letsel, ziekte of zelfs de dood
kan leiden.
● Laat nooit iemand in een vergrendelde wa-
gen acht
er. In noodgevallen kan het voorko-
men dat opgesloten inzittenden de wagen
niet zelfstandig kunnen verlaten of geen hulp
kunnen krijgen. Beschrijving van centrale vergrende-
lin
g Met de centrale vergrendeling kunt u alle por-
tier
en en de ac
ht
erklep centraal ont- en ver-
grendelen:
● Van buitenaf, met autosleutel. ●
Van buit
enaf met het Keyless Access
››› pag. 118-systeem,
● Van binnenuit, met drukknop voor centrale
vergr
endeling ››› pag. 117.
Via het submenu Comfort van het menu
Configuratie of in een gespecialiseerde
werkplaats kunnen speciale functies van de
centrale vergrendeling worden in- of uitge-
schakeld ›››
pag. 26.
Als de autosleutel defect raakt, kunnen de
portieren en achterklep handmatig worden
vergrendeld of ontgrendeld.
Automatische vergrendeling (Auto Lock)
Zo nodig wordt de wagen automatisch ver-
grendeld wanneer er gereden wordt tegen
een snelheid vanaf ca.15 km/h (10 mph)
››› pag. 26. Wanneer de auto vergrendeld
is, licht het controlelampje van de knop van
de centrale vergrendeling geel ››› afb. 130
op.
Automatische ontgrendeling (Auto Unlock)
Wanneer de sleutel uit het contactslot wordt
gehaald, wordt de wagen en, zo nodig, alle
portieren en de achterklep automatisch ont-
grendeld ›››
pag. 26.
Wagen blokkeren na activeren airbags
Als de airbags door een ongeval afgaan,
wordt de wagen volledig ontgrendeld. Naar- gelang de ernst van de schade, wordt de wa-
gen na het
ongeluk op de volgende manier
vergrendeld:
FunctieHandeling
De wagen ver-
grendelen met de drukknop
voor de centrale
vergrendeling:– Schakel het contact uit.
– Open een deur van de auto en
sluit ze opnieuw.
– Druk op de knop van de centrale
vergrendeling
.
De wagen ver-
grendelen met
de autosleutel:– Schakel het contact uit.
OF: de sleutel uit het contact trek-
ken.
– Een portier van de wagen één keer
openen.
– De wagen met de sleutel vergren-
delen. Let op
Als u de knoppen van de autosleutel ›››
afb.
129 of een van de centrale vergrendelings-
knoppen ››› afb. 130 herhaalde malen binnen
een korte tijd indrukt, wordt de centrale ver-
grendeling korte tijd afgesloten als bescher-
ming tegen overbelasting. De wagen is dan
ontgrendeld gedurende ca. 30 seconden. Als
u in die tijd geen van de portieren of de ach-
terklep opent, wordt de wagen automatisch
opnieuw vergrendeld. 116
Bedienen
● Het al
armsy
steem niet activeren.
● Het is niet mogelijk om de portieren en de
achterk
lep van buitenaf te openen, bijvoor-
beeld bij het wachten voor een stoplicht.
● U kunt de portieren van binnenuit openen
en ontgrendel
en door aan de portiergreep te
trekken. Indien nodig, moet u tweemaal aan
de portiergreep aan de binnenkant trekken.
● Als het bestuurdersportier geopend is, kan
het niet
vergrendeld worden. Hierdoor wordt
voorkomen dat u wordt buitengesloten en de
sleutel in de wagen achterblijft.
Wagen ontgrendelen en vergrendelen
met K
eyless Access Afb. 131
Sluit- en startsysteem zonder sleutel
K eyl
e
ss Access: omgeving. Afb. 132
Sluit- en startsysteem zonder sleutel
Keyl e
ss Access: sensoroppervlak A voor het
ontgr endel
en aan de binnenzijde van de por-
tiergreep van het portier en sensoroppervlak B voor het vergrendelen aan de buitenzijde
v an de por
tier
greep. Keyless Access is een sluit- en startsysteem
z
onder s
l
eutel waarmee waarmee de wagen
vergrendeld en ontgrendeld kan worden zon-
der daarvoor de autosleutel actief te moeten
gebruiken. Daarvoor moet er enkel een pas-
sende autosleutel in de omgeving ››› afb. 131
van de wagen zijn en moet er een van de sen-
soroppervlakken van de portiergrepen van de
portieren ››› afb. 132 aangeraakt worden.
Algemene informatie
Als er een passende autosleutel in de omge-
ving ››› afb. 131 aanwezig is, geeft het sluit-
en startsysteem zonder sleutel Keyless
Access toegangsrechten zodra u een van de
sensoroppervlakken van de portieren aan-
raakt of de knop aan de achterklep ingedrukt wordt. Vervolgens zijn de volgende functies
mogelijk
zonder dat u de autosleutel actief
hoeft te gebruiken:
● Keyless-Entry: ontgrendeling van de wagen
via de por
tiergrepen van de vier portieren of
de knop aan de achterklep.
● Keyless-Go: de motor starten en rijden.
Hiervoor moet
er een passende autosleutel
binnenin de wagen aanwezig te zijn en moet
er op de startknop gedrukt worden ››› pag.
190.
● Keyless-Exit: vergrendeling van de wagen
via een
van de vier portiergrepen.
De centrale vergrendeling en het sluitsys-
teem werken op dezelfde manier als het nor-
male ontgrendel- en vergrendelsysteem. Al-
leen de bedieningselementen veranderen.
Het ontgrendelen van de wagen wordt weer-
gegeven door het tweemaal knipperen van
de knipperlichten; het vergrendelen, een-
maal.
Wanneer u de wagen ontgrendelt en geen
van de portieren of de achterklep opent,
wordt de wagen na enkele seconden op-
nieuw vergrendeld.
Portieren ontgrendelen en openen (Keyless-
Entry)
● Portiergreep beetpakken. Op dat ogenblik
raakt u de sen
soroppervlakte ››› afb.
118