Gerelateerde video's
Park Assist››› pag. 221 Dodehoekhulp (BSD)››› pag. 233
Inhoudsopgave
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 211
Starthulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Parkeerhulp* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 218
Inparkeersysteem* (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 221
Achteruitrijcamera* (Rear View Camera) . . . . . . 225
Afstandsregeling* (Snelheidsregelsysteem -
GRA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
229
Rij s
trookassistent (Lane Assist)* . . . . . . . . . . . 231
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RTA)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Verkeerstekenherkenning (Sign Assist)* . . . . . 238
Vermoeidheidsherkenning (advies om een
pauze t
e nemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241
Dynamische onderstelregeling (DCC)* . . . . . . . 242
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 243
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Rijden met aanh
angwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 246
Aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Accessoires, onderdelen vervangen en wijzi-
gingen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 257
Verzorging en reiniging van de wagen, buiten-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 264
V
erzorging en reiniging van de wagen, binnen-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Ge
bruikersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Selectieve Katalytische Reductie* (AdBlue) . . . 281
Voorbereidingen voor werkzaamheden in de
motorruimte
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290 Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 295
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Wielen en banden
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 300
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Relevante informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311
Rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 313
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
4
De essentie
Trap het rempedaal in!
Schake-
len
››› pag.
200
Remmen
››› pag.
194
Generator defect.›››
pag.
296 Gele lampjes
Remblokken voor versleten.
›››
pag.
194
brandt: ESC defect of uitgescha-
keld.
knippert: ESC actief.
ASR handmatig buiten werking
gesteld.
Storing in ABS, of werkt niet.
Storing in elektronische parkeer-
rem.›››
pag.
194
Mistachterlicht aan.›››
pag.
133
brandt: Rijlicht geheel of gedeel-
telijk defect.›››
pag.
93
knippert: Storing in het systeem
van de bochtenverlichting.››› pag.
133
brandt of knippert
: storing in uit-
laatgascontrolesysteem.
››› pag.
208
brandt: voorverwarmen van de
dieselmotor.
knippert: storing in het diesel-
motormanagement.
Storing in het benzinemotorma-
nagement.
Roetfilter verstopt.
storing in stuurinrichting.›››
pag.
188
Bandenspanning te laag.›››
pag.
300
Storing in indicator bandenspan-
ning.››› pag.
243
Het vloeistofpeil voor het wassen
van de spiegels is te laag.›››
pag.
140
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
276
knippert: motoroliesysteem de-
fect.›››
pag.
287
brandt: motoroliepeil te laag.
Storing in het systeem van air-
bags en gordelspanners.›››
pag.
73
De voorairbag van de bijrijder is
uitgeschakeld (
).
››› pag.
73
"AdBlue" bijvullen, of er is een
storing in het "AdBlue"-systeem.›››
pag.
281
De benzinetank is niet goed ge-
sloten.›››
pag.
276
De rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld, maar niet
actief.›››
pag.
231 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
133
Alarmlichten aan.››› pag.
83
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag.
200
Remmen
››› pag.
194
Snelheidsregelsysteem actief.›››
pag.
229
de rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld en actief.›››
pag.
231
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.
›››
pag.
133
Grootlichtregeling (Light Assist)
ingeschakeld.
Elektronische wegrijblokkering
actief.›››
pag.
190» 33
Lichten en zicht
Lichten en zicht
Lic ht
en
C
ontrolelampjes
Springt aan
Rijlicht geheel of ge-
deeltelijk defect.
Vervang het betreffende lampje
››› pag. 93.
Als alle lampjes correct zijn,
wendt u zich dan tot een gespe-
cialiseerde werkplaats, indien
nodig.
Storing van de boch-
tenverlichting.››› pag. 135.
Knippert
Storing in het sys-
teem van de bochten-
verlichting.Raadpleeg een gespecialiseer-
de werkplaats
››› pag. 134.
Springt aan
Mistachterlicht aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Mistlampen aan.›››
pag. 24.
Springt aan
Linker of rechter
knipperlicht.
Het controlelampje
knippert twee keer zo
snel wanneer er een
storing in een van de
knipperlichten van
de wagen of de aan-
hangwagen is.
Controleer, indien nodig, de
verlichting van de wagen en
van de aanhangwagen.
Springt aan
Grootlicht aan of
grootlichtsignaal in
werking gesteld.›››
pag. 134.
Springt aan
Grootlichtregeling
(Light Assist) inge-
schakeld.›››
pag. 134. Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
g
aan sommig
e c
ontrole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Controle- en
waar s
chuwingslampjes op pag. 108 in acht
nemen. Lichten in- en uitschakelen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 24
De bestaande wettelijke verlichtingsvoor-
schriften voor elk land moeten in acht wor-
den genomen.
De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor
de juiste afstelling van de koplampen en het
voeren van de juiste verlichting.
Bij wagens die standaard met een trekhaak
zijn uitgerust: als de aanhangwagen elek-
trisch aangesloten is en voorzien is van een
mistachterlicht, wordt dit bij de wagen auto-
matisch uitgeschakeld.
Geluidssignalen om te waarschuwen dat de
lichten niet uit zijn
Wanneer de autosleutel niet in het contact-
slot zit en het bestuurdersportier open is,
hoort u enkele geluidssignalen in de onder-
staande gevallen: hierdoor wordt u eraan
herinnerd dat de lichten nog uitgezet moeten
worden.
● Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
›› ›
pag. 134.
● Als de lichtschakelaar in stand staat
.»
133
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
De r embek
rachtiger werkt niet bij uitge-
schakelde motor. Om de wagen stil te zetten
moet het rempedaal krachtiger worden inge-
trapt.
● Omdat de stuurbekrachtiging bij niet-draai-
ende motor niet w
erkt, moet u meer kracht
voor het sturen gebruiken.
● Als u de autosleutel uit het contactslot
trekt, wor
dt de stuurkolom vergrendeld en
kan de wagen niet meer bestuurd worden. VOORZICHTIG
● Zodr a u s
topt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijft het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha-
keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen.
● Als u de wagen gedurende lange tijd met
een hoog motort
oerental gereden hebt, kan
de motor na het uitzetten oververhit raken.
Laat de motor ongeveer twee minuten statio-
nair draaien voordat u de motor uitzet om te
voorkomen dat de motor beschadigd raakt. Let op
● Bij wag en
s met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
● Na het stoppen van de motor is het moge-
lijk dat
de ventilator in de motorruimte nog
enkele minuten blijft draaien, ook als het
contact uitgeschakeld is of de sleutel uit het contactslot gehaald is. De ventilator van de
ra
di
ateur gaat automatisch uit. Elektronische wegrijblokkering
De wegrijblokkering voorkomt dat de motor
met een niet
-g
eautoriseerde sleutel kan wor-
den aangezet en de wagen in beweging kan
worden gebracht.
In de sleutel zit een microchip die de elektro-
nische wegrijblokkering automatisch uitscha-
kelt als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken.
Zodra u de sleutel uit het contact neemt,
wordt de elektronische wegrijblokkering au-
tomatisch weer geactiveerd. Bij wagens met
het Keyless Access-systeem moet de auto-
sleutel zich buiten de wagen bevinden
››› pag. 118.
Daarom kan de motor alleen met een passen-
de, gecodeerde en originele SEAT-sleutel
worden gestart. De gecodeerde sleutels zijn
verkrijgbaar bij Technische Diensten ››› pag.
113.
Als u een niet-geautoriseerde sleutel ge-
bruikt, wordt op het display van het instru-
mentenpaneel het bericht SAFE of Wegrij-
blokkering actief weergegeven. De wa-
gen kan dan niet worden gestart. Let op
Een goede werking van de wagen kan alleen
gew aarbor
gd worden met originele SEAT-
sleutels. Remmen en parkeren
Inl eidin
g tot thema De remhulpsystemen zijn het antiblokkeer-
sy s
teem (ABS), de remkrachtassistent (BAS),
de elektronische differentieelvergrendeling
(EDS), de antislipregeling (ASR) en de Elek-
tronische Stabiliserings Controle (ESC). ATTENTIE
Als u met versleten remblokken of met storin-
gen in het r
emsysteem rijdt, kunt u een ern-
stig ongeval veroorzaken.
● Als de gaat branden, apart of in combi-
natie met
een bericht op het display van het
instrumentenpaneel, ga dan onmiddellijk
naar een gespecialiseerde werkplaats om de
remblokken te controleren en eventuele ver-
sleten remblokken te vervangen. ATTENTIE
Als u de wagen op de verkeerde manier par-
keer t, k
an dit tot ernstig letsel leiden.194
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wagens met automatische versnellingsbak
● Trap wanneer de wagen is stilgezet het
r emped
aal
in en houd het rempedaal inge-
trapt. De motor gaat uit.
● Haal uw voet van het rempedaal om de mo-
tor opnieuw t
e starten.
● Als de keuzehendel in de stand P staat,
s
tart de motor pas als er geen rijstand inge-
schakeld is of het gaspedaal ingetrapt wordt.
Belangrijke voorwaarden voor automatisch
uitschakelen van motor
● De bestuurder moet de veiligheidsgordel
omge
gespt hebben.
● Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
● De motorkap is gesloten.
● De in de fabriek ingebouwde trekhaak is
niet elektri
sch op een aanhangwagen aange-
sloten.
● Er is sprake van een minimale motortempe-
ratuur
.
● Het stuurwiel mag niet verder van 270° ver-
draaid wor
den.
● De wagen is na de laatste stop verplaatst.
● Bij wagens met Climatronic: de tempera-
tuur in het int
erieur bevindt zich in het vooraf
ingestelde temperatuurbereik.
● Er is geen hele hoge of hele lage tempera-
tuur in g
esteld. ●
De ontw a
semingsfunctie van de aircondi-
tioning is niet ingeschakeld.
● Bij wagens met Climatronic: de ventilator is
niet bij een hog
e snelheid handmatig inge-
steld.
● De ladingstoestand van de wagenaccu is
vol
doende.
● De temperatuur van de wagenaccu is niet
te laag of
te hoog.
● De wagen bevindt zich niet op een steile
helling.
● D
e voorwielen zijn niet te veel gedraaid.
● De voorruitverwarming is niet uitgescha-
keld.
● D
e achteruitversnelling is niet geschakeld.
● Het inparkeersysteem (Park Assist) is niet
inge
schakeld.
Voorwaarden voor automatisch opnieuw
starten
De motor wordt automatisch gestart als aan
de volgende voorwaarden wordt voldaan:
● Als het interieur te warm of te koud wordt.
● Als de wagen in beweging wordt gezet.
● Als de spanning van de wagenaccu af-
neemt. Voor
waarden die ervoor zorgen dat de wagen
met de sl
eutel gestart moet worden
De motor moet handmatig worden gestart als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
● Als de bestuurder de veiligheidsgordel af-
doet.
● Al
s het bestuurdersportier geopend wordt.
● Als de motorkap geopend wordt.
● Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lings
bak: als een versnelling ingeschakeld is.
Start-Stop-functie handmatig in- en uitscha-
kelen
● Druk de knop op de middenconsole
› ›
›
afb. 207 in.
● Als de Start-Stop-functie uitgeschakeld is,
brandt het
controlelampje in de toets.
Als de wagen in de Stop-modus staat wan-
neer de functie handmatig wordt uitgescha-
keld, dan wordt de motor onmiddellijk ge-
start. ATTENTIE
Als de motor uitgeschakeld is, werken de
rembek r
achtiging en de stuurbekrachtiging
niet.
● Laat de wagen nooit bewegen wanneer de
motor uits
taat. » 217
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RT
A) in- en uit
schakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld in het menu "As-
sistenten" van het SEAT-infotainmentsysteem
of, naargelang de uitrusting, door middel van
de toets van de hulpsystemen op de groot-
lichthendel.
Menu Assistenten openen.
● Dodehoekhulp (BSD)
●
Uitparkeerhulp
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
Het controlelampje van het instrumentenpa-
neel geeft de staat van het systeem aan.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op-
nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer inschakelen van het contact. Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
D
e r
adarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht
Rijden met aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu.
Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhulp en uitparkeer- hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhan
gwagen wordt gereden.
Verkeerstekenherkenning
(Sign Assi
st)*
Inleiding tot thema De verkeersborddetectie kan de bestuurder
helpen met inf
orm
atie over bijvoorbeeld
snelheidsbeperkingen of een inhaalverbod.
Verkeersborden en aanvullende informatie
die worden geregistreerd door het systeem,
worden op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven en op de kaart van het
navigatiesysteem.
Toepassingsgebied:
Verkeersborddetectie wordt ondersteund in
de volgende landen:
Andorra, België, Denemarken, Duitsland, Fin-
land, Frankrijk, Ierland, Italië, Liechtenstein,
Luxemburg, Monaco, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, San Marino, Zwe-
den, Zwitserland, Spanje, Zweden, Zwitser-
land, Spanje, Tsjechische Republiek, Vere-
nigd Koninkrijk, Vaticaanstad.
238
Trefwoordenlijst
Connectoren st
orin
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 zie "Motor en contact" . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 niet-geautoriseerde autosleutel . . . . . . . . . . . 190
uittrekblokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
Controle- en waarschuwingslampjes ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
adBlue . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 185
airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . 244
brandstofpeil . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
ESC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
generator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
indicatie van slijtage van remblokken . . . . . . 195
katalysator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 291
lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
motoroliesensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
motorregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 208
overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32, 108
portier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
remsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
Rijstrookassistent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231
ruitensproeiervloeistofpeil . . . . . . . . . . . . . . . 140
schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114
snelheidsregelsysteem (GRA) . . . . . . . . . . . . . 229
stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 188
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
uitlaatgasreinigingssysteem . . . . . . . . . . . . . . 208
uitparkeerhulp (RTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233 van de veiligheidsgordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
verv
angen van lampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
Controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Controleren bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Controle van niveaus . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39, 287
D Dagrijlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Dakdragersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167 basisdragers vastmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Dakkoffer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274
Dashboardkastje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Dashboardkastjeverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . 139
DCC zie Dynamische onderstelregeling . . . . . . . . . 242
De accu laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
De achterbank neerklappen laadvloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
De auto starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
De auto wassen kleeffolies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 266
De bagageruimte laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157 rijden met geopende achterklep . . . . . . . . . . . 156
Defecte lampen zie "Lampen vervangen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
De gordel spannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
De motor starten door aanslepen . . . . . . . . . . 52, 89
De voorairbag van de bijrijder buiten werking stellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
De wagen duwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
De wagen laden bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 163 De wagen slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51, 89, 190
sleepoog vooraan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
De wagen wassen bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
De werking controleren regensensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
De wisserbladen vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Diagnosesteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 261
Dieselolie tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Differentieel elektronisch vergrendelen (EDS) . . 213
Differentieel vergrendelen Zie "Remhulpsystemen" . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Digitale klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103, 104
Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
indicatie in de buitenspiegel . . . . . . . . . . . . . . 234
rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234
Dopjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
Draagvermogen van de banden . . . . . . . . . . . . . 307
Draagvermogen van de wielen . . . . . . . . . . . . . . 309
Draailicht Zie "Statisch bochtenlicht" . . . . . . . . . . . . . . . 135
Draairichtinggebonden banden . . . . . . . . . . . . . 308
Dynamische lichtbundel-hoogteverstelling . . . . 138
Dynamische onderstelregeling (DCC) . . . . . . . . . 242 Bediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242
324