Page 121 of 174

119
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek
F Zet het contact af.
F
V ink op de sticker aan welke band
gerepareerd moet worden en plak de
sticker op het stuur zodat u er steeds aan
herinnerd wordt, dat u de band slechts
tijdelijk kunt gebruiken.
F
S
chud de flacon goed, ver wijder de dop en
draai de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel op de flacon. F
V
er wijder de dop van het ventiel van de
lekke band.
F D raai het ventiel los en ver wijder het met
behulp van de ventieltrekker; bewaar het
ventiel op een schone plek.
F
S
luit de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel aan op de ventielschacht van
de lekke band. F
K
nijp de flacon (ondersteboven) een paar
keer stevig in om al het afdichtmiddel in
de lekke band te spuiten.
F
M
aak de slang los.
F
S
teek het ventiel in de schacht en draai het
met de ventieltrekker vast.
Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het afdichtmiddel is op de flacon aangegeven.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of een
officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Ver wijder het voor werp dat de lekkage
heeft veroorzaakt niet uit de band.
8
Storingen verhelpen
Page 122 of 174

120
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
2. Op spanning brengen
F Controleer of de schakelaar A van de
compressor op " OFF" staat.
F
R
ol de slang B van de compressor
helemaal af. F
S
luit de slang aan op het ventiel van de
gerepareerde band.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto (contact in de
stand "O
n" o
f "ACC").
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar A in de stand " ON" te zetten.
F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning zoals die is aangegeven op de
bandenspanningssticker in de opening van
het bestuurdersportier.
A
ls de band spanning blijft verliezen, is
het lek niet goed gedicht; neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
helpen.
F
M
aak de compressor los en berg de
reparatieset op.
F
G
a direct rijden maar rijd niet harder dan
80 km/h en niet verder dan 200 km. Maak zo snel mogelijk een afspraak
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vertel de technicus dat u gebruik hebt
gemaakt van de bandenreparatieset.
na c
ontrole kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of dat deze vervangen moet
worden. Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren
met de bandenreparatieset; raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
Storingen verhelpen
Page 123 of 174

121
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Reservewiel
Noodzakelijk gereedschap
- Een krik: hiermee kan de auto worden
opgekrikt.
-
E
en wielsleutel: hiermee kunnen de
wielbouten worden losgedraaid.
-
E
en slinger: hiermee kan de krik
uitgedraaid worden.
Dit gereedschap wordt niet bij de auto
meegeleverd.Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het contact af
en zet de selectiehendel in stand P om
de wielen te blokkeren.
Plaats indien nodig een wielblok onder
het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik een
bok.
Wiel met wieldop
Demonteren , ver wijder eerst de
wieldop door deze met behulp van de
wielsleutel bij de ventielopening los te
wippen en vervolgens los te trekken.
Monteren , plaats de wieldop, begin bij
de ventielopening en druk de wieldop
rondom met de hand vast.
8
Storingen verhelpen
Page 124 of 174
122
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Draai de krik uit tot de kop het gebruikte steunpunt A of B raakt; de kop van de krik moet goed
in het middelste gedeelte van het steunpunt A of B steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is.
F
D
raai de wielbouten met de wielsleutel los.
F
P
laats het voetstuk van de krik op de
grond, recht onder één van de twee
steunpunten aan de voorzijde A of
achterzijde B . Gebruik het steunpunt dat
zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt.
Demonteren van het wiel
Storingen verhelpen
Page 125 of 174
123
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel. Zorg ervoor dat de krik stevig staat. Als
de ondergrond glad of zacht is, kan de
krik wegglijden of wegzakken - Kans
op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de
steunpunten A of B onder de auto en
zorg ervoor dat de kop van de krik goed
in het midden van het steunpunt steekt.
Zo niet, dan kan de auto beschadigd
raken en/of kan de krik wegzakken -
Kans op letsel!
8
Storingen verhelpen
Page 126 of 174
124
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Monteren van het wiel
F Plaats het wiel op de naaf.
F
D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de wielbouten enigszins vast met de
wielsleutel. F
L aat de krik zakken.
F V ouw de krik op en ver wijder hem.F
D raai de wielbouten vast met de
wielsleutel.
Na het verwisselen van het wiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het nieuwe wiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storingen verhelpen
Page 127 of 174

125
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Sneeuwkettingen
Aangezien de auto achterwielaandrijving heeft, mogen uitsluitend de achterwielen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen
te oefenen; doe dit op een vlakke en
droge ondergrond. Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het gebruik
van sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
ne
em voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade
aan de banden en het wegdek te
voorkomen. Als uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen, controleer dan of
de ketting en de bevestigingen de velg
niet raken.Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de handrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto:
Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels
175 / 5 5
R15 9
mm
145/65
R15
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
8
Storingen verhelpen
Page 128 of 174

126
ion_nl_Chap08_en-cas-de-panne_ed01-2016
Een lamp vervangen
1. Richtingaanwijzers (W21W - 21 W).
2. P arkeerlicht (W5W - 5 W).
3.
G
rootlicht (HB3 - 60 W).
4.
D
imlicht (H11 - 55 W).
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
in v
erband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Verlichting vóór
5. Mistlampen vóór (H8 - 35 W).
6. D agrijverlichting (P13W - 13 W).
Storingen verhelpen