168
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
F Knijp de knop A in en schuif deze in één van de standen om het juiste
bevestigingspunt te vinden.
Hoogteverstelling
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.Omdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
F
t
r
ek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Veiligheid
169
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
De veiligheidsgordels van de buitenste
zitplaatsen zijn voorzien van een
pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel(s)
vóór losgemaakt/niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet, gaat dit
verklikkerlampje op het pictogrammendisplay
voor de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde branden om aan te geven
dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn
gordel nog niet heeft vastgemaakt.
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt / niet vastgemaakt.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel links voor.
3.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts voor.
4.
P
ictogram veiligheidsgordel rechts achter.
5.
P
ictogram veiligheidsgordel midden achter.
6.
P
ictogram veiligheidsgordel links achter.
Pictogrammendisplay
veiligheidsgordel(s) losgemaakt/
niet vastgemaakt
op het pictogrammendisplay van de
veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde gaat het verklikkerlampje 2 of
3 rood branden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan
20
km/h, knippert het verklikkerlampje
gedurende 2
minuten in combinatie met een
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het
verklikkerlampje branden zolang de bestuurder
en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
5
Veiligheid
170
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Omdoen
F trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt. Als een achterpassagier zijn gordel
losmaakt, verschijnt dit pictogram
op het pictogrammendisplay
veiligheidsgordels/airbag aan
passagierszijde.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel
Pictogrammendisplay
losgemaakte veiligheidsgordel(s)
Als het contact wordt aangezet, bij draaiende
motor of een snelheid lager dan ongeveer
20 km/h, worden de pictogrammen 4
, 5 en 6
ongeveer 30 seconden rood weergegeven als
de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een snelheid hoger dan ongeveer
20 km/h het pictogram 4 , 5 of 6 rood wordt
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, is de gordel
van de desbetreffende achterpassagier weer
losgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h,
knippert het verklikkerlampje gedurende
twee
minuten in combinatie met een
geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft
het verklikkerlampje branden zolang de
achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Veiligheid
171
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. u kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Adviezen
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het P
e
ugeot
-
netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
5
Veiligheid
172
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Airbags
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de
auto (uitgezonderd de middelste passagier
achter) te helpen beschermen. Direct
na de aanrijding ontsnapt het gas snel
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt
belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze
situaties voldoende te beschermen.
Registratiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Veiligheid
173
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Frontairbags
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A), in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
De frontairbags beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
5
Veiligheid
174
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
F
D
raai deze in de stand "OFF" .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Opnieuw inschakelen
airbag aan passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer
op "ON" om de airbag aan passagierszijde
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw voorpassagier te garanderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit waarschuwingslampje in het
display met de waarschuwingslampjes
voor de veiligheidsgordels gedurende
ongeveer één minuut branden om
aan te geven dat de airbag aan
passagierszijde weer is ingeschakeld.
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
laat het systeem dan altijd
controleren door het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Storing
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Veiligheid
175
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Zijairbags
De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel.
Window-airbags
De window-airbags helpen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te beschermen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op
letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden voor en achter en de ruiten.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
raadpleeg dan altijd het Pe ugeot-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij- en
window-airbags niet geactiveerd.
5
Veiligheid