Page 65 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen63Raak + en - om de instellingen te
veranderen.
Elektrische aansluitingen
Er zit een 12 V aansluitcontact in de
middenconsole.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting gedeactiveerd.
De aansluiting wordt ook gedeacti‐
veerd wanneer de accuspanning laag
is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de DIN-norm VDE 40 839.
Geen accessoires aansluiten die stroom leveren, zoals bijv. laadtoe‐
stellen of accu's.
Aansluiting niet beschadigen door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop-startsysteem 3 111.
Aansteker Er zit mogelijk een aansteker in de
middenconsole.
Aansteker induwen. Zodra de spiraal gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
AsbakkenVoorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
De verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden aangebracht.
Page 66 of 207
64Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
De naalden van de instrumenten
draaien even tot tegen de eindaan‐
slag wanneer de motor wordt inge‐
schakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Weergave van de afgelegde afstand
in km op de onderste regel.
Dagteller De opgenomen snelheid wordt sinds
de laatste reset weergegeven.
De dagteller telt tot 9999,9 km en
begint dan weer bij 0.
Zet deze terug door enkele seconden op SET/CLR te drukken 3 75.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 67 of 207
Instrumenten en bedieningsorganen65Brandstofmeter
Aantal led's geeft het peil in de brand‐stoftank weer.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Tijdens rijden op vloeibaar gas wordt
het peil in de gastank weergegeven.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelampje Y. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens rijden op vloeibaar gas scha‐
kelt het systeem automatisch naar
rijden op benzine als de gastanks
leeg zijn 3 65.
Brandstoftank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Door LPG in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en LPG. De led in de knop toont de
huidige bedrijfsmodus.
Page 68 of 207

66Instrumenten en bedieningsorganenLed uit:rijden op benzineLed
knippert:voorwaarden voor over‐
schakelen op rijden op
LPG controleren. Licht
op als aan de voorwaar‐
den voldaan is.Led aan:rijden op LPGLed knip‐
pert vijf
keer en
dooft:LPG-tank is leeg of
storing in LPG-systeem.
Er verschijnt een bericht
op het Driver Information Center.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt totaan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 130.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Het aantal leds geeft de koelvloeistof‐ temperatuur aan.
maximaal 2
leds:motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuur3 tot 6 leds:normale bedrijfs‐
temperatuurmeer dan 6 leds:koelvloeistoftem‐
peratuur te hoogVoorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Page 69 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen67De resterende levensduur van de
motorolie wordt in procent weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Gebruik de knoppen van de rich‐
tingaanwijzerhendel om de reste‐
rende gebruiksduur van de motorolie
weer te geven:
Druk op MENU om Informatie- menu
voertuig te selecteren.
Draai het stelwiel naar de stand
Resterende levensduur olie .
Terugzetten
Druk gedurende enkele seconden op SET/CLR op de richtingaanwijzer om
terug te zetten. Het menu pagina met
de resterende gebruiksduur van de
motorolie moet actief zijn. Schakel
het contact maar niet de motor in.
Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om
goed te kunnen werken. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Volgende onderhoudsbeurt Wanneer het systeem heeft berekend
dat de levensduur van de motorolie is
verstreken, verschijnt er een waar‐
schuwingsbericht op het Driver Infor‐
mation Center. Laat de motorolie en
het oliefilter binnen een week of
500 km door een werkplaats vervan‐
gen (wat het eerst voorkomt).
Driver Information Center 3 75.
Service-informatie 3 177.
Controlelampjes
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen.
Afhankelijk van de uitrusting kan de
positie van de controlelampjes
verschillen. Bij inschakeling van hetcontact lichten de meeste controle‐
lampjes korte tijd op bij wijze van
functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:rood:gevaar, belangrijke herinne‐
ringgeel:waarschuwing, aanwijzing,
storinggroen:inschakelbevestigingblauw:inschakelbevestigingwit:inschakelbevestiging
Page 70 of 207
68Instrumenten en bedieningsorganenControlelampjes in de instrumentengroep
Page 71 of 207

Instrumenten en bedieningsorganen69Controlelampjes in de
dakconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 69XGordelverklikker 3 70vAirbags en gordelspanners
3 70VAirbag deactiveren 3 70pLaadsysteem 3 71ZStoringsindicatielamp 3 71gLaat auto spoedig nakijken
3 71RRem- en koppelingssysteem
3 71-Pedaal intrappen 3 71uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 72[Opschakelen 3 72cStuurbekrachtiging 3 72)Lane Departure Warning
3 72rUltrasoonparkeerhulp 3 72aElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 72bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 73kTraction Control-systeem uit
3 73WKoelvloeistoftemperatuur
3 73wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 73IMotoroliedruk 3 73YTe laag brandstofpeil 3 74dStartbeveiliging 3 74#Beperkt motorvermogen
3 748Buitenverlichting 3 74CGrootlicht 3 74>Mistlamp 3 74rMistachterlicht 3 74mCruise control 3 75LSnelheidsbegrenzer 3 75/Motorkap open 3 75NPortier open 3 75
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt korte tijd De parkeerlichten zijn ingeschakeld.
Knippert
Een richtingaanwijzer of de alarm‐
knipperlichten zijn geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 145, zeke‐
ringen 3 151.
Page 72 of 207

70Instrumenten en bedieningsorganenRichtingaanwijzers 3 94.
Gordelverklikker Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de snelheidsmeter.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de dakcon‐ sole wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van het contact
totdat de veiligheidsgordel is vastge‐
maakt.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐ rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 38.
Gordelstatus op de achterbank X op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐ rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 38.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt het controlelampje circa
vier seconden. Brandt deze niet, dooft deze niet na vier seconden of
licht deze tijdens het rijden op, dan is
er een storing in het airbagsysteem.De hulp van een werkplaats inroepen. De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 37, 3 39.
Airbag-deactivering
d brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
c brandt geel.
De passagiersairbag voor is gedeac‐
tiveerd 3 44.