Page 97 of 271

Instrumenten en bedieningsorganen95KnippertHet maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces
onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 145, Stop-startsysteem
3 141.
AdBlue
Y knippert geel.
Het AdBlue-peil is te laag. Vul AdBlue
spoedig bij om te voorkomen dat de
motor niet start.
AdBlue 3 146.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 216.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. Koppelingspedaal bedienen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Contact uitschakelen.9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 196.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
Page 98 of 271

96Instrumenten en bedieningsorganenBrandtPeil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Katalysator 3 146.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 201.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 115.
Grootlicht C brandt blauw.Brandt wanneer het grootlicht aan is
of tijdens een lichtsignaal 3 117 of
wanneer het grootlicht aan is met
grootlichtassistentie of intelligent
verlichtingssysteem 3 119.
Grootlichtassistentie
l brandt groen.
De grootlichtassistentie of het intelli‐
gent verlichtingssysteem is geacti‐
veerd 3 117, 3 119.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert Systeem overgeschakeld op symme‐
trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het
inschakelen van de ontsteking ca. 4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 118.Automatische verlichting 3 116.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐ keld 3 123.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 124.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Cruise control is actief.
Cruise control 3 161.
Voorligger gedetecteerd A brandt groen.
Page 99 of 271
Instrumenten en bedieningsorganen97Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 164.
Portier open
h brandt als symbool op het Driver
Information Center als een portier of
het kofferdeksel open staat.Informatiedisplays
Driver Information Center Het bestuurdersinformatiecentrum zitop de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller.
De volgende hoofdmenu's kunnen op
het display verschijnen en met
MENU op de richtingaanwijzer
worden geselecteerd. Menusymbo‐
len verschijnen op de bovenste regel van het display:● Informatie- menu voertuig X
● Informatiemenu dagteller/
brandst. W
● Informatiemenu ECO s
Sommige functies op het display
verschillen tussen onderweg of in stil‐
stand. Sommige functies zijn alleen onderweg beschikbaar.
Persoonlijke instellingen 3 105.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Page 100 of 271
98Instrumenten en bedieningsorganenDruk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu‐
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig X
Druk op MENU om X te selecte‐
ren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te selecteren. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
Volg de instructies in de submenu's.
Afhankelijk van de versie kunnen de
mogelijke submenu's zijn:
● Eenheid : u kunt de weergegeven
eenheden veranderen
● Bandenspanning : controleert de
bandenspanning van alle banden
onder het rijden 3 216
● Bandenbelasting : selecteer de
bandenspanningscategorie
volgens de huidige bandenspan‐
ning 3 216
● Resterende levensduur olie :
geeft aan wanneer de motorolie
ververst en het filter vervangen
moet worden 3 88
Page 101 of 271
Instrumenten en bedieningsorganen99
●Snelheidswaarschuwing : bij
overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet klinkt er een
geluidssignaal
● Verkeersbordherkenning : geeft
herkende verkeersborden weer
voor het huidige gedeelte van de
route 3 178
● Volgafstand : geeft de afstand tot
een rijdende voorligger weer
3 166
Informatiemenu dagteller/
brandst. W
Druk op MENU om W te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een pagina
te selecteren:
Pagina 1:
● dagteller 1
● gemiddeld verbruik 1
● gemiddelde snelheid 1
Pagina 2: ● dagteller 2
● gemiddeld verbruik 2
● gemiddelde snelheid 2
Page 102 of 271

100Instrumenten en bedieningsorganenPagina 3:● digitale snelheid
● actieradius
● momentaan verbruik
De informatie op pagina 1 en
pagina 2 kan apart worden gereset voor kilometerteller, gemiddeld
verbruik en gemiddelde snelheid,
waardoor het mogelijk is om verschil‐ lende tripinformatie weer te geven.
Selecteer pagina's door aan het stel‐
wiel op de richtingaanwijzer te
draaien.Dagteller 1 of 2
De dagteller geeft de afgelegde
afstand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door op de resetknop
afzonderlijke voor de geselecteerde
pagina 1 of 2 te drukken.
Gemiddeld verbruik 1 of 2 Weergave van het gemiddelde
verbruik. De meting kan altijd
opnieuw worden ingesteld en begint
met een standaardwaarde.
Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
te drukken.
Gemiddelde snelheid 1 of 2
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.Zet deze terug door apart voor de
geselecteerde pagina 1 of 2 gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
te drukken.
Digitale snelheidDigitale weergave van de huidige
snelheid.
Actieradius De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het
momentane verbruik berekend. Op
het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐
radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil in de tank laag
is, verschijnt er een bericht op het display.
Wanneer u onmiddellijk moet bijtan‐ ken, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht.
Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐ peren 3 95.
Page 103 of 271

Instrumenten en bedieningsorganen101Momentaan verbruikWeergave van het huidige verbruik.
Informatiemenu ECO s
Druk op MENU om s te selecte‐
ren.
Draai aan het stelwiel om een pagina te selecteren:
● Schakelindicatie : De huidige
versnelling verschijnt in een pijl‐
tje. Het cijfer erboven geeft aan
dat de bestuurder omwille van
het brandstofverbruik moet
opschakelen.
Eco-indexdisplay : Het huidige
brandstofverbruik wordt weerge‐
geven op een gesegmenteerd
display. Pas voor een zuinige
rijstijl uw rijstijl zodanig aan dat
de gevulde segmenten binnen de
Eco-zone blijven. Hoe meer
segmenten er gevuld zijn, hoe
hoger het brandstofverbruik.
Tegelijkertijd wordt de huidige
verbruikswaarde weergegeven.
● Grootverbruikers : Lijst met groot‐
ste momenteel ingeschakelde
comfortgebruikers verschijnt in
aflopende volgorde. De moge‐
lijke brandstofbesparing wordt
weergegeven. Een uitgescha‐
kelde verbruiker verdwijnt van de
lijst en de verbruikswaarde wordt bijgewerkt.
Incidenteel wordt de achterruit‐
verwarming automatisch geacti‐
veerd om de motor zwaarder te
belasten. In dat geval wordt de
achterruitverwarming aangeduid
als een van de grootste verbrui‐
kers, zonder dat de bestuurder
deze heeft geactiveerd.
● Zuinig rijden : Toont de ontwikke‐
ling van het gemiddelde verbruik
over een afstand van 50 km.
Gevulde segmenten tonen het
verbruik in stappen van 5 km en
Page 104 of 271

102Instrumenten en bedieningsorganentonen de gevolgen van het terreinof het rijgedrag voor het
brandstofverbruik.
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display
Afhankelijk van de modelspecifieke
uitvoering heeft de auto een Graphic- Info-Display of een Colour-Info-
Display.
Het Info-Display bevindt zich in het
instrumentenbord boven het "Info‐
tainment"-systeem.
Graphic-Info-DisplayAfhankelijk van het infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
● tijd 3 83
● buitentemperatuur 3 83
● datum 3 83
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 131
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● persoonlijke instellingen 3 105
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
● tijd 3 83
● buitentemperatuur 3 83
● datum 3 83
● instellingen elektronische klimaatregeling 3 131
● achteruitkijkcamera 3 176
● Infotainmentsysteem, zie beschrijving in de handleiding
Infotainment
● navigatie, zie beschrijving in de handleiding Infotainment