Page 17 of 249
Kort en bondig15Achterruitwisser
Druk de wipschakelaar in om de
achterruitwisser aan te zetten:
schakelaar
boven:continue werkingschakelaar
onder:onderbroken
werkingmiddenstand:uitAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 77.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü indrukken om verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegel 3 29.
Page 18 of 249

16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
●Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● V indrukken.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 118.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in en druk
op de ontgrendelknop op de keuze‐
hendel en schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de
neutrale stand laten opkomen,
koppeling weer intrappen en
nogmaals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 135.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale standD/
M:schakelen tussen automati‐
sche (D) en handgeschakelde
(M) schakelmodus. D of M
verschijnt op het schermpje
van de transmissie<:opschakelen in handgescha‐
kelde modus]:terugschakelen in handge‐
schakelde modusR:achteruit, alleen inschakelen
wanneer de auto stilstaat
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 136.
Page 19 of 249

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning en -staat 3 190, 3 232
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 170
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 35, 3 40
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmenMotor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: koppelings- en rempedaalintrappen.
Geautomatiseerde versnellings‐
bak: rempedaal intrappen.
● Geen gas geven.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 130.
Stop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is voldaan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de hendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven bij de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Page 20 of 249

18Kort en bondigAuto's met geautomatiseerde
versnellingsbak
Als de auto stilstaat met ingetrapt
rempedaal, wordt Autostop automa‐
tisch geactiveerd, aangegeven door
de naald in de stand AUTOSTOP op
de toerenteller.
Laat het rempedaal los of haal de
keuzehendel uit D om de motor
opnieuw te starten.
Stop-startsysteem 3 131.Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Schakel de handrem in zonder
de ontgrendelingsknop in te
drukken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig
mogelijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht
nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel als de auto op een vlakke ondergrond of een oplo‐
pende helling staat de eerste
versnelling in voordat u de
contactsleutel lostrekt. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Schakel als de auto op een
aflopende helling staat de
achteruitversnelling in voordat
u de contactsleutel lostrekt.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het schuif‐ dak.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Voor auto's met geautomati‐
seerde versnellingsbak kan de
sleutel alleen uit het contactslot worden verwijderd wanneer dehandrem is aangetrokken.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken.
Activeer het alarmsysteem
3 26.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 169.
Page 21 of 249
Kort en bondig19Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 20, auto een
langere tijd stilzetten 3 168.
Page 22 of 249

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Car Pass .................................... 21
Handzender ............................... 21
Opgeslagen instellingen ............22
Centrale vergrendeling ..............22
Automatisch vergrendelen .........25
Portieren ...................................... 25
Bagageruimte ............................ 25
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Vergrendelingssysteem .............26
Diefstalalarmsysteem ................26
Startbeveiliging .......................... 28
Buitenspiegels ............................. 28
Bolle vorm ................................. 28
Elektrische verstelling ................28
Inklapbare spiegels ...................29
Verwarmde spiegels ..................29
Binnenspiegel .............................. 29
Handmatige dimfunctie ..............29
Automatische dimfunctie ...........30
Ruiten .......................................... 30
Voorruit ...................................... 30Elektrisch bediende ruiten .........30
Achterruitverwarming ................32
Zonnekleppen ............................ 32
Dak .............................................. 32
Zonnedak .................................. 32
Panoramadak ............................ 33Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de CarPass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 212.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgbouten vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 201.
Page 23 of 249

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze
autogegevens nodig.
Handzender
Wordt gebruikt voor:
● centrale vergrendeling
● vergrendelingssysteem
● diefstalalarmsysteem
● elektrisch bediende ruiten
De afstandsbediening heeft een
bereik van ca. 20 meter. Dit kan
beperkt worden door invloeden van
buitenaf. Brandende alarmknipper‐
lichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Het bereik wordt overschreden.
● De accuspanning is te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor er opnieuw gesynchroniseerd moet worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 22.
Basisinstellingen
U kunt sommige instellingen veran‐ deren op het Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 102.
Page 24 of 249

22Sleutels, portieren en ruitenBatterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de
batterij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen
(batterijtype CR 2032), let hierbij op de juiste plaatsing. Handzender slui‐
ten en synchroniseren.
Sleutel met vaste sleutelbaard
Laat de batterij vervangen door een
werkplaats.
Handzender synchroniseren
Na vervanging van de batterij het
bestuurdersportier openen met de
sleutel in het slot. De handzender
wordt gesynchroniseerd wanneer het contact wordt aangezet.
Opgeslagen instellingen Als de sleutel uit de contactschake‐
laar wordt verwijderd, worden de
volgende instellingen automatisch in
het geheugen van de sleutel opgesla‐ gen:
● verlichting
● voorkeurinstellingen van Info‐ tainmentsysteem
● centrale vergrendeling● comfortinstellingen
● verwarming en ventilatie
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de
volgende keer in het contactslot wordt gestoken en naar stand 1 3 129
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de
persoonlijke instellingen van de
Info-Display. Dit moet worden inge‐
steld voor elke sleutel die gebruikt
wordt.
Persoonlijke instellingen 3 102.
Centrale vergrendeling Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.