Page 89 of 249

Instrumenten en bedieningsorganen87Controlelampen in de
middenconsole
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 87XGordelverklikker 3 87vAirbags en gordelspanners
3 88VAirbag deactiveren 3 88pLaadsysteem 3 88ZStoringsindicatielamp 3 89gLaat auto spoedig nakijken
3 89RRem- en koppelingssysteem
3 89-Pedaal intrappen 3 89uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 90[Opschakelen 3 90cStuurbekrachtiging 3 90rUltrasoonparkeerhulp 3 90nElektronische stabiliteitsrege‐
ling UIT 3 90bElektronische stabiliteitsrege‐
ling en Traction Control-
systeem 3 90wBandenspanningscontrolesys‐
teem 3 91IMotoroliedruk 3 91YTe laag brandstofpeil 3 91dStartbeveiliging 3 928Buitenverlichting 3 92CGrootlicht 3 92rMistachterlicht 3 92mCruise control 3 92hPortier open 3 92
Richtingaanwijzer
O brandt of knippert groen.
Brandt kort De parkeerlichten worden ingescha‐keld.
Knippert Een richtingaanwijzer of de alarm‐knipperlichten worden geactiveerd.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering kapot.
Gloeilamp vervangen 3 175, zeke‐
ringen 3 184.
Richtingaanwijzers 3 113.
Gordelverklikker
Gordelverklikker op de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood op de toerenteller.
Page 90 of 249

88Instrumenten en bedieningsorganenk van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood op de midden‐ console wanneer de stoel bezet is.
Brandt
Na het inschakelen van de ontste‐
king, totdat de veiligheidsgordel is
omgedaan.
Knippert
Na het starten van de motor gedu‐
rende maximaal 100 seconden totdat
de gordel is vastgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 40.
Gordelstatus op de achterbankX op het Driver Information Center
knippert of brandt.
Brandt
Na het starten van de motor gedu‐
rende minimaal 35 seconden totdat
de veiligheidsgordel is vastgemaakt.
Als een niet vastgemaakte gordel
tijdens het rijden wordt vastgemaakt.
Knippert
Na het wegrijden wanneer de veilig‐
heidsgordel wordt losgemaakt.
Veiligheidsgordel omdoen 3 40.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Bij het inschakelen van het contact
brandt de controlelamp ca. vier
seconden. Brandt deze niet, dooft
deze niet na vier seconden of licht
deze tijdens het rijden op, dan is er
een storing in het airbagsysteem. De
hulp van een werkplaats inroepen. De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 39, 3 42.
Airbag-deactivering
V brandt geel.
Brandt ongeveer 60 seconden na het
inschakelen van het contact. De
passagiersairbag voor is geactiveerd.
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 46.
Laadsysteem p brandt rood.
Page 91 of 249

Instrumenten en bedieningsorganen89Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp
Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐ teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats
inroepen.Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Onmiddellijk hulp van een werkplaats inroepen.
Service-indicatie
g brandt geel.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen. Boordinformatie 3 99.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de koppeling is te laag wanneer de hand‐ matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 172.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 141.
Pedaal intrappen - brandt of knippert geel.
Brandt
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten. Stop-startsysteem 3 131.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 17,
3 130.
Bij sommige versies verschijnt het
bericht Pedaal intrappen op het
bestuurdersinformatiedisplay 3 99.
Page 92 of 249

90Instrumenten en bedieningsorganenAntiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐ den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 140.
Opschakelen [ brandt groen als controlelamp of
verschijnt als een symbool op het
Driver Information Center met Uple‐
vel-display wanneer opschakelen
voor een zuinig brandstofverbruik
wordt aanbevolen.
Eco-informatiemenu
De schakelaanduiding verschijnt als
een volledige pagina op het Driver
Information Center.
EcoFlex rijhulp 3 92.Stuurbekrachtiging
c brandt geel.
Gaat branden met
uitgeschakelde
stuurbekrachtiging
Storing in het stuurbekrachtigings‐
systeem. De hulp van een werkplaats inroepen.
c en b lichten tegelijkertijd op
Stuurbekrachtiging moet worden
gekalibreerd, systeemkalibratie
3 144.
Ultrasoonparkeerhulp r brandt geel.
Storing in het systeem
of
Storing door vervuilde of met sneeuw of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het
systeem weer normaal.Oorzaak van de systeemstoring
onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 148.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
t brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische stabiliteitsre‐ geling en Traction Control- systeem
b knippert of brandt geel.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden
begrensd en de auto kan automatisch iets worden afgeremd.
Brandt Er zit een storing in het systeem. Er
verschijnt een waarschuwingsbericht
op het Driver Information Center.
Verder rijden is mogelijk. Het systeem
Page 93 of 249

Instrumenten en bedieningsorganen91is buiten werking. De rijstabiliteit kan
echter afhankelijk van de staat van
het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 143, Traction Control 3 142.
Bandenspanningscontrole‐ systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60 - 90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 191.Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking en dooft vlak na het starten van de motor.
Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk
onderbroken. Dit kan aanleiding
geven tot motorschade en/of tot
het blokkeren van de aandrijfwie‐ len.
1. De koppeling intrappen.
2. Neutraalstand selecteren.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij
andere weggebruikers te hinde‐
ren.
4. Ontsteking uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder.
Tijdens een Autostop werkt de
rembekrachtigingseenheid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat
de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Het oliepeil controleren alvorens de hulp van een werkplaats in te roepen
3 170.
Te laag brandstofpeil Y brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt.
Onmiddellijk bijtanken. Tank nooit
leegrijden.
Page 94 of 249
92Instrumenten en bedieningsorganenTanken 3 162.
Katalysator 3 134.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De
motor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 110.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht of bij lichtsignaal 3 111.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 113.Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen De cruise control is actief.
Cruise control 3 145.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep staat open.Informatiedisplays
Driver Information Center
Het Driver Information Center is
ondergebracht in de instrumenten‐
groep.
Het wordt geleverd als Midlevel-
display of Uplevel-display.
Midlevel-display
Aanduiding van: ● algemene kilometerteller
● dagteller
● controlelampen
Page 95 of 249

Instrumenten en bedieningsorganen93● boordinformatiemenu, zie hier‐onder
● informatiemenu rit/brandstof, zie hieronder
● boordinformatie in de vorm van cijfercodes 3 99.
Selecteer menupagina's door op MENU te drukken of door aan het
stelwiel op de richtingaanwijzer te
draaien.
Sommige weergegeven functies verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Het boordinformatiemenu en het
informatiemenu rit/brandstof zijn
selecteerbare pagina's en boordinfor‐
matie en controlelampen verschijnen
en lichten op wanneer dat nodig is.Uplevel-display
Aanduiding van:
● Informatie- menu voertuig X
● Informatiemenu dagteller/
brandst. W
● Menu rijhulp EcoFlex s
Selecteer menupagina's met MENU
op de richtingaanwijzerhendel; de
symbolen voor het hoofdmenu
verschijnen op de bovenste regel van
het display.
Sommige weergegeven functies
verschillen onderweg ten opzichte
van stilstand van de auto. Sommige
functies zijn alleen onderweg
beschikbaar.
Boordinformatie verschijnt wanneer
nodig.
Persoonlijke instellingen 3 102.
Opgeslagen instellingen 3 22.
Menu's en functies selecteren U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Page 96 of 249

94Instrumenten en bedieningsorganenDruk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een submenu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Druk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te
bevestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op MENU om de Boordinforma‐
tiepagina te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een
submenu te selecteren.
Volg de instructies in de submenu's. ● Eenheid
Druk op SET/CLR terwijl de
pagina wordt weergegeven.
Selecteer Engels (eenheid 1) of
metriek (eenheid 3) door aan het
stelwiel te draaien. Druk op
SET/CLR om de eenheid in te
stellen.● Bandenspanning
Onderweg wordt de banden‐ spanning van alle wielen op deze
pagina weergegeven 3 191.
● Bandenbelasting
De categorie bandenspanning
volgens de huidige bandenspan‐
ning kan worden geselecteerd
3 191.
● Resterende levensduur olie
Geeft een schatting van de
levensduur van de olie. Het getal in % staat voor de huidige reste‐
rende levensduur van de olie en
geeft aan wanneer de motorolie
en het filter moeten worden
ververst/vervangen 3 84.
● Snelheidswaarschuwing
Het snelheidswaarschuwingsdis‐
play waarschuwt bij het over‐
schrijden van een ingestelde
snelheid.
Stel de snelheidswaarschuwing
in door op SET/CLR te drukken
terwijl de pagina wordt weerge‐
geven. Draai aan het stelwiel om de waarde te selecteren. Druk op
SET/CLR om de snelheid in te
stellen.