
15
Introductie
Benzines die het milieu minderbelasten
HYUNDAI raadt u aan loodvrije benzine 
te tanken met een octaangetal van RON(Research Octane Number) 95/AKI (Anti
Klop Index) van 91 of hoger (Europa). 
Klanten die niet de beschikking hebben 
over kwalitatief hoogwaardige
brandstoffen met de juiste additieven
wordt geadviseerd elke 15.000 km
(Europa) een fles additieven toe te
voegen aan de brandstoftank als er
problemen zijn met het starten of soepel
ronddraaien van de motor. Bij uw officiële
HYUNDAI-dealer zijn additieven
verkrijgbaar met de daarbij behorende
gebruiksinstructies. Gebruik geen
andere additieven.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar 
het buitenland te gaan: 
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke 
voorschriften met betrekking tot
registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is. DieselmotorDieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij 
het benzinestation verkrijgbare diesel-brandstof die aan de EN 590-norm of 
vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor
“European Norm”). 
Gebruik geen dieselbrandstof die 
bestemd is voor de scheepvaart, lichte
stookoliën of niet-goedgekeurde brand
-stoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en
het brandstofsysteem kan beschadigen.
Het gebruik van niet-goedgekeurde
brandstoffen en/of brandstoftoevoegin
-gen heeft een beperking van de garantie 
tot gevolg. 
Het cetaangetal van de dieselbrandstof 
voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als
er twee soorten diesel leverbaar zijn,
moet afhankelijk van de temperatuur
worden gekozen voor zomer- ofwinterdiesel. 
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit diesel
-brandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit diesel
-brandstof  

Introductie
6
1
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet 
leeg raakt. Als de motor door
brandstoftekort afslaat, moeten de
brandstofcircuits volledig worden
ontlucht voordat de motor weer kan
worden gestart.Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of 
vergelijkbaar voldoet, mag bij het
benzinestation verkrijgbare dieselmeng
-sels met niet meer dan 7% biodiesel, 
algemeen bekend als “B7-diesel” worden
gebruikt. (EN staat voor “European
Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen
van meer dan 7% gemaakt uit koolzaad
methylester (RME), vetzuur methylester
(FAME), plantaardige methylester
(VME), enz. of een diesel/biodiesel
-mengsel zal de slijtage bespoedigen en 
kan de motor of het brandstofsysteem
beschadigen. Reparatie of vervanging
van versleten of beschadigde
onderdelen als gevolg van het gebruik
van niet-goedgekeurde brandstoffen valt
niet onder de fabrieksgarantie.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof,
ongeacht of diesel, B7-biodieselof anderszins, dat niet aan demeest recente specificaties
voldoet.
• Gebruik nooit brandstoftoe
-voegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolenof goedgekeurd.
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen benzine of
water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is
moet de brandstoftank wordenafgetapt en moet het brandstof-
systeem worden ontlucht omschade aan de brandstofpomp en
de motor te voorkomen.
OPMERKING  - Dieselbrandstof 
(indien voorzien van een
roetfilter (DPF))
Het is raadzaam de aanbevolendiesel voor dieselauto's uitgerust
met een DPF-systeem te gebruiken.Het gebruik van diesel met een
hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet-
gespecificeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-systeem
beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.  

Veiligheidssysteem van uw auto
18
3
Neerklappen van de rugleuning achter: 
1. Steek de gesp van de
veiligheidsgordel achter in de opening 
tussen de rugleuning en de zitting enplaats de gordel in de geleider om
beschadiging te voorkomen.
2. Zet de rugleuning zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de
voorste stoel naar voren.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.■2e
zitrij
ODM032034/OXM039030/ODM032027/ODM032035
■3e
zitrij      

329
Veiligheidssysteem van uw auto
Als u de veiligheidsgordel vervolgens 
niet vastmaakt en u gaat sneller rijden
dan 9 km/h, gaat het reeds brandende
waarschuwingslampje knipperen tot u
langzamer dan 6 km/h gaat rijden. 
Als u de veiligheidsgordel vervolgens 
nog niet vastmaakt en u gaat sneller
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en gaat
het waarschuwingslampje van de
desbetreffende veiligheidsgordelknipperen.Driepuntsgordel
Vastmaken van uw gordel: 
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en plaats de metalen gesp (1) in de
gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar. 
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollenals u eerst handmatig het heupgedeelte
van de gordel strak over uw heupen trekt.
Als u zich langzaam voorover beweegt,rolt de gordel af en heeft u een maximale
bewegingsruimte. Bij een noodstop of
een aanrijding echter zal de gordel
geblokkeerd worden. Daarnaast zal de
gordel blokkeren wanneer u te snel naar
voren buigt.
✽AANWIJZING
Als het u niet lukt om de 
veiligheidsgordel uit de
blokkeerautomaat te trekken, trek dan
krachtig aan de gordel en laat deze
vervolgens los. U kunt dan de gordel
gemakkelijk uittrekken.
B180A01NF
1
2   

335
Veiligheidssysteem van uw auto
✽AANWIJZING
• Wanneer de gordelspanners geactiveerd worden, kan een luide 
knal hoorbaar zijn en kan er fijn stof,
dat doet denken aan rook, zichtbaar
worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
• De fijne stof is normaal gesproken onschadelijk, maar kan bij personen
met een gevoelige huid irritatie
veroorzaken. Tevens dient langdurig
inademen van de stof vermeden te
worden. Was de aan het stof
blootgestelde huid zorgvuldig na een
ongeval waarbij de gordelspanners
zijn geactiveerd.
• Omdat de sensor die de airbag
activeert in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje AIRBAG in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten
gaan.WAARSCHUWING
• Gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een 
gordelspanner is geactiveerd,
moet deze worden vervangen.
Alle veiligheidsgordels dietijdens een aanrijding zijn
gebruikt, moeten compleet
vervangen worden.
• Het mechanisme van de gordelspanners wordt tijdens het
activeren heet. Raak de
onderdelen van het
gordelspannersysteem niet aan
nadat ze geactiveerd zijn.
• Probeer nooit zelf de gordelspanners te controleren of 
te vervangen. We adviseren u het 
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
• Sla niet op de onderdelen van het gordelspannersysteem.
(Vervolg)OPMERKING
Als de gordelspanner niet goedwerkt, zal dit waarschuwingslampjegaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Als
het waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, als het nietdooft nadat het gedurende
ongeveer 6 seconden heeftgebrand, of als het gaat branden
tijdens het rijden, we adviseren ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.  

339
Veiligheidssysteem van uw auto
Verzorging van de 
veiligheidsgordels 
Veiligheidsgordels mogen niet 
gedemonteerd of gemodificeerd worden.
Verder moet er op worden gelet dat de
gordels en de onderdelen daarvan niet
beschadigd worden door de scharnieren
van de stoelen, de portieren of
anderszins.Periodieke controle
Geadviseerd wordt de veiligheidsgordels 
periodiek op slijtage en beschadiging te
controleren. Beschadigde onderdelen
dienen zo spoedig mogelijk vervangen te
worden.
Houd de gordels schoon en droog
De veiligheidsgordels moeten schoon en 
droog gehouden worden. Als ze vuil
geworden zijn, kunnen ze worden
gereinigd met een milde zeepoplossing
en warm water. Bleekmiddelen,
kleurstoffen, sterke oplosmiddelen ofreinigingsmiddelen met schurende
bestanddelen mogen niet worden
gebruikt omdat ze het gordelmateriaal
kunnen beschadigen of verzwakken.
Wanneer moeten deveiligheidsgordels vervangen worden
De veiligheidsgordels moeten in hun 
geheel worden vervangen als de auto bij
een aanrijding betrokken is. Dat is ook
het geval als de veiligheidsgordels niet
zichtbaar beschadigd zijn. We adviserenu contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING 
Beschadig de veiligheidsgordel en 
de gesp niet als u de neergeklapte
rugleuning van de achterbank weer
in zijn oorspronkelijke positie zet.
Zorg ervoor dat de gordel of gesp
niet klem komen te zitten tussen de
achterbank. Een beschadigde
gordel of gesp is minder sterk enkan bij een aanrijding of noodstop
dienst weigeren, waardoor ernstigletsel kan ontstaan.  

343
Veiligheidssysteem van uw auto
Bevestigen van een kinderzitje meteen driepuntsgordel
Volg voor het installeren van een 
kinderzitje op de buitenste of middelste
zitplaats van de achterbank de volgendestappen: 
1. Plaats het baby- of kinderzitje op de achterbank en laat de 
veiligheidsgordel om of door het zitje
lopen, afhankelijk van de instructies
van de fabrikant van het zitje. Zorg
ervoor dat de gordel niet verdraaid zit. 2. Zet de gesp vast in de gordelsluiting.
Controleer of een klikkend geluid
hoorbaar is.Plaats de ontgrendelknop zo dat deze
in geval van nood gemakkelijk
bereikbaar is.
3. Maak de gordel vast en zorg ervoor dat de gordel overal goed aansluit.Controleer na het installeren of het
kinderzitje goed vastzit door het in alle
richtingen te bewegen.
Als de gordel strakker moet, beweeg dan
meer band richting de blokkeerautomaat.
Wanneer u de gordel losmaakt zodat die
ingetrokken wordt, gaat de
blokkeerautomaat automatisch terug
naar de stand waarin hij normaal
blokkeert in een noodsituatie.
OEN036104OEN036101
E2MS103005  

347
Veiligheidssysteem van uw auto
Beide buitenste zitplaatsen achter zijn 
uitgerust met ISOFIX-
bevestigingspunten en een bijbehorende
bevestiging voor de bovenste band op de
achterzijde van de rugleuning. De
ISOFIX-bevestigingspunten bevinden
zich tussen de zitting en de rugleuning
en zijn gemarkeerd met het ISOFIX-
pictogram. 
Bij het bevestigen moeten CRS ISOFIX- 
gespen in de ISOFIX-bevestigingspunten
van de auto worden geklikt (luister of u
een klik hoort en controleer mogelijkevisuele aanwijzingen op de CRS en
controleer extra door te trekken).CRS met universele goedkeuring tot
ECE-R44 moet aanvullend worden
bevestigd met een bovenste band die is
verbonden met het overeenkomstige
bevestigingspunt in de rugleuning. 
Volg bij het installeren en gebruiken van een kinderzitje de installatiehandleiding
die bij het ISOFIX-zitje wordt geleverd.
WAARSCHUWING
Plaats het kinderzitje helemaal naar 
achteren tegen de rugleuning met
de rugleuning rechtop.
ODM032038
WAARSCHUWING  
• Als een kinderzitje op de achterbank is geplaatst met 
behulp van de ISOFIX-
bevestigingen, moeten alle
ongebruikte gordels op de
achterbank worden vastgemaakt
in de gordelsluitingen en moet de
gordel op de plaats van het
kinderzitje achter het zitje worden
vastgemaakt om ervoor te zorgen
dat de gordel buiten bereik van
het kind blijft. Bij losse gespen of
gordelsluitingen kan het kind in
het kinderzitje verstrikt raken enernstig letsel oplopen.
• Plaats geen voorwerpen rond de onderste bevestigingspunten.
Controleer ook of de
veiligheidsgordel niet wordt
gehinderd door de onderste
bevestigingspunten.