417
Kenmerken van uw auto
Op auto's die zijn uitgerust met een
antidiefstalsysteem is een sticker
aangebracht met de volgende tekst:
1. WARNING (WAARSCHUWING)
2. SECURITY SYSTEM(VEILIGHEIDSSYSTEEM) Dit systeem is ontworpen om inbraak in
de auto te voorkomen. Het systeem heeft
drie standen: in de eerste is het alarm
ingeschakeld, in de tweede stand klinkt
het alarm en in de derde stand is het
alarm uitgeschakeld. Als het systeem
wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en
knipperen de alarmknipperlichten. Alarm ingeschakeld
Met de Smart Key
Parkeer de auto en zet de motor uit.
Schakel het alarm in zoals hieronder
beschreven is.
1. Zet de motor uit.
2. Controleer of alle portieren, de
motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.
3. • Vergrendel de portieren door de toets van de portiergreep aan de
buitenzijde van het voorportier in te
drukken met de Smart Key in uwbezit.
Na het voltooien van bovenstaandestappen knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal om aan
te geven dat het alarm is
ingeschakeld.
Als de achterklep of de motorkap
open is, werken de
alarmknipperlichten niet en wordt hetantidiefstalsysteem niet
ingeschakeld.
Als hierna de achterklep en de
motorkap zijn gesloten, knipperen de
alarmknipperlichten eenmaal.
ANTIDIEFSTALSYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)Antidiefstal
systeem
ingescha
-keld
Alarm
geacti-veerd
Alarm
uitgescha-keld
OJC040170
Kenmerken van uw auto
76
4
LCD-modus LCD-DISPLAY
❈ Zie "Bediening LCD-display" in dit hoofdstuk voor het instellen van de LCD-modi.
ModiSymbolenToelichting
TripcomputerDeze modus geeft rijinformatie zoals de dagteller, het brandstofverbruik, enz. weer
Zie "Tripcomputer" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Turn-by-turn
(indien van
toepassing)
In deze modus wordt de status van het navigatiesysteem weergegeven.
SCC/LDWS (indien van
toepassing)In deze modus wordt de status van het Smart Cruise Control-systeem (SCC) en het
Lane Departure Warning-systeem (LDWS) weergegeven.
Zie "Smart Cruise Control-systeem (SCC)" of "Lane Departure Warning-systeem
(LDWS)" in hoofdstuk 5 voor meer informatie.
A/V
(indien van
toepassing)
In deze modus wordt de status van het A/V-systeem weergegeven.
Onderhoud
Deze modus geeft informatie over het onderhoudsinterval en de bandenspanning van
elke band.
Deze modus geeft waarschuwingsmeldingen met betrekking tot de
ruitensproeiervloeistof of informatie over storingen in het Blind Spot Detection-systeem
(BSD), enzovoort weer.
Wanneer er een portier niet goed is gesloten, licht dit symbool op.
GebruikersinstellingenVia deze modus kunt u instellingen met betrekking tot de portieren, verlichting, enz. wijzigen.
Kenmerken van uw auto
78
4
Onderhoud over UIT
Als er geen onderhoudsinterval is
geprogrammeerd, wordt de melding
"Onderhoud over UIT" weergegeven op
het display.
✽ AANWIJZING
Onder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat het aantal km of dagen
niet correct wordt weergegeven.
- Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels.
- Na het uitschakelen en weer inschakelen van de
zekeringschakelaar.
- Nadat de accu ontladen is geweest.
Hoofdwaarschuwingsmodus
(indien van toepassing)
• Dit waarschuwingslampje attendeert de bestuurder op de volgende situaties
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau(indien van toepassing)
- Storing in Blind Spot Detection (BSD) (indien van toepassing)
- Storing in Lane Departure Warning- systeem (LDWS) (indien van toepassing)
- Storing in Smart Cruise Control- systeem (SCC) (indien vantoepassing)
- Storing in actieve motorkap (indien van toepassing)
- Onderhoudsherinnering, enzovoorts.
Het hoofdwaarschuwingslampje brandt
als meer dan één van de bovenstaande
situaties zich voordoen. Op dat moment
verandert de icoon op het LCD van ( )
in ( ).
Als er geen waarschuwing meer nodig is,
dooft het hoofdwaarschuwingslampje en
verandert de icoon op het LCD weer in
de vorige icoon ( ). (bijv.: vul
ruitensproeiervloeistof bij). Modus Gebruikersinstell.
Beschrijving
Via deze modus kunt u instellingen met
betrekking tot de portieren, verlichting,
enz. wijzigen.
ODM046607N/ODM046608N
■
Type A
■Type B
ODM046178L
4 115
Kenmerken van uw auto
Controlelampje DownhillBrake Control (DBC)(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
• Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
• Als u het DBC-systeem inschakelt door op de toets DBC te drukken.
Dit lampje knippert:
• Als het DBC-systeem in werking is.
Dit lampje gaat geel branden:
• In het geval van een storing in het DBC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Downhill Brake Control (DBC)" in hoofdstuk 5.
Hoofdwaarschuwingslampje
Dit controlelampje gaat branden:
• In geval van een storing in een van de onderstaande systemen.
- Laag ruitensproeiervloeistofniveau
(indien van toepassing)
- Storing in Blind Spot Detection (BSD) (indien van toepassing)
- Storing in Lane Departure Warning- systeem (LDWS) (indien van toepassing)
- Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS, indien van toepassing)
- Onderhoudsherinnering, enzovoorts.
Kijk op het LCD-display voor meer
informatie over de waarschuwing.
Kenmerken van uw auto
152
4
Waarschuwingslampje en -melding
Wanneer het Smart High Beam Assist-
systeem niet goed werkt, wordt de
waarschuwingsmelding gedurende
enkele seconden weergegeven.
Nadat de melding is verdwenen, gaat het
hoofdwaarschuwingslampje branden. Weadviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
■ Type A
■Type B
ODM046655L/ODM046656L
ODM046748
OPMERKING
Het systeem werkt onder de
volgende omstandigheden mogelijk niet goed.
• De verlichting van een tegemoetkomende auto ofvoorligger wordt niet
gesignaleerd omdat de lamp beschadigd, verborgen, enz. is.
• De lamp van een tegemoetkomende auto ofvoorligger is bedekt met stof,
sneeuw of water.
• De verlichting van een tegemoetkomende auto of
voorligger wordt nietgesignaleerd door uitlaatgassen,rook, mist, sneeuw, enz.
• De voorruit is bedekt met vuil, ijs of stof, is beslagen of is
beschadigd.
• Er is een lamp met een vergelijkbare vorm als de lampen
van een voorligger aanwezig.
• Het zicht is slecht door mist, zware regenval of sneeuw.
• Wanneer een koplamp niet gerepareerd of vervangen is dooreen officiële dealer.
(Vervolg)
(Vervolg)• Wanneer een koplamp niet juist is afgesteld.
• Wanneer op een smalle bochtige weg of slechte weg wordt
gereden.
• Wanneer heuvelop of -af wordt gereden.
• Wanneer slechts een deel van de voorligger zichtbaar is op eenkruising of een bochtige weg.
• Wanneer er een verkeerslicht, reflecterend bord, knipperlicht ofspiegel aanwezig is.
• Wanneer de wegomstandigheden slecht zijn, bijvoorbeeld doordatde weg nat is of bedekt is met
sneeuw.
• Wanneer de koplampen van de voorligger uitgeschakeld, maar
de mistlampen ingeschakeld zijn.
• Wanneer een auto plotseling opduikt uit een bocht.
• Wanneer de auto scheef hangt door een lekke band of doordathij gesleept wordt.
• Wanneer het waarschuwingslampje LDWS(Lane Departure Warning-
systeem) brandt (indien van toepassing).
567
Rijden met uw auto
Het waarschuwingslampje in
het LCD-display gaat
branden als u het AEB-
systeem uitschakelt. De
bestuurder kan de AAN/UIT-status van
de AEB aflezen in het LCD-display. Als
het waarschuwingslampje AAN blijft
terwijl de AEB geactiveerd is, adviseren
we u het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
De bestuurder kan de alarmsnelheid
instellen op Early, Normal of Late door
het contact in stand ON te zetten en
vervolgens 'User Settings', 'Driving
Assist', 'FCW (Forward Collision
Warning)', en 'Early/Normal/Late' teselecteren.
• Als de snelheid 'Early' is geselecteerdklinkt het waarschuwingsalarm direct
na ontvangst van het AEB-signaal.
Selecteer 'Normal' als dat te snel is.
• De snelheid 'Late' moet alleen geselecteerd worden bij weinig verkeer
en lage rijsnelheden.
• Desondanks kunt u zelfs de snelle alarmsnelheid te langzaam vinden als
uw voorligger plotseling stopt.Voorwaarden voor activeren
De AEB kan worden geactiveerd als AEB
is geselecteerd in het LCD-display en als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan.
- De ESC (of TCS) is geactiveerd.
- Voor het herkennen van eenvoetganger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 70 km/h.
- Voor het herkennen van een voorligger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 180 km/h.
(Voor de veiligheid van de inzittenden
wordt er echter niet bruusk geremd
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan80 km/h, ook al regelt het systeem hetremsysteem.)
ODM056094L
Rijden met uw auto
68
5
AEB-waarschuwingsmelding en
systeemregeling
De AEB geeft waarschuwingsmeldingen
en waarschuwingsalarmen
overeenkomstig het risico op een
aanrijding. Verder regelt het systeem het
remsysteem overeenkomstig het risico
op een aanrijding.Forward Warning (1ewaarschuwing)
De waarschuwingsmelding verschijnt in
het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
WAARSCHUWING
• De bestuurder kan de AEB activeren en deactiveren door
'User Settings', 'Driving Assist' te
selecteren en de voorziening in of
uit te schakelen.
Het is echter veiliger de AEB te bedienen nadat u de auto op een
veilige plaats geparkeerd hebt.
• De AEB wordt automatisch geactiveerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
De bestuurder kan de AEB deactiveren door desysteeminstelling in het LCD-
display uit te schakelen.
• De AEB wordt automatisch gedeactiveerd als de ESC wordt
uitgeschakeld. Als de ESC is
uitgeschakeld, kan de AEB niet
worden geactiveerd in het LCD-
display.
ODM056082L
569
Rijden met uw auto
Collision Warning (2ewaarschuwing)
• De waarschuwingsmelding verschijntin het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
• Het AEB-systeem regelt de remmen in beperkte mate om preventief de impact
van een aanrijding te beperken.
Emergency braking
(3ewaarschuwing)
• De waarschuwingsmelding verschijnt in het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
• Het AEB-systeem regelt de remmen in beperkte mate om preventief de impact
van een aanrijding te beperken.
- Net voor een aanrijding wordt deremregeling gemaximaliseerd.
Werking remsysteem
• In een noodsituatie bereidt het remsysteem zich voor op een directe
reactie zodra de bestuurder het
rempedaal intrapt.
• De AEB zorgt voor extra remvermogen voor een maximale remvertraging
zodra de bestuurder het rempedaal
intrapt.
• De regeling van het remsysteem wordt automatisch gedeactiveerd als de
bestuurder het rempedaal met veel
kracht intrapt of het stuurwiel sterk
verdraait.
• De regeling van het remsysteem wordt automatisch uitgeschakeld als de
risicofactoren verdwijnen.
ODM056083L
ODM056084L