6-10
Wat te doen in een noodgeval
Controleer na het vervangen van een
of meerdere banden of velgen het
controlelampje storing TPMS om
ervoor te zorgen dat het TPMS ook
na het vervangen goed werkt.
In de volgende situaties dient u
het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
1. Het waarschuwingslampje lagebandenspanning/controlelampj
e storing TPMS gaat niet
gedurende 3 seconden brandennadat het contact in stand ON is
gezet.
2. Het controlelampje storing TPMS blijft branden nadat het
gedurende ongeveer 1 minuut
geknipperd heeft.
3. Het waarschuwingslampje positie lage bandenspanning
blijft branden.Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning enbandenspanning
When the tire pressure monitoring
system warning indicators are
illuminated and warning message
displayed on the cluster LCD display,
one or more of your tires is
significantly under-inflated. The Low
Tire Pressure Position Telltale willindicate which tire is significantly
under-inflated by illuminating thecorresponding position light. If either telltale illuminates,
immediately reduce your speed,
avoid hard cornering and anticipate
increased stopping distances. You
should stop and check your tires as
soon as possible. Inflate the tires tothe proper pressure as indicated on
the vehicle’s placard or tire inflation
pressure label located on the driver’sside center pillar outer panel.
If you cannot reach a service station
or if the tire cannot hold the newly
added air, replace the low pressure
tire with the spare tire.
The Low Tire Pressure Telltale will
remain on and the TPMS Malfunction
Indicator may blink for one minuteand then remain illuminated (when
the vehicle is driven approximately
20 minutes at speed above 25 km/h)
until you have the low pressure tire
repaired and replaced on the vehicle.
informatie
Het reservewiel is niet uitgerust met
een bandenspanningssensor.
i
AANWIJZING
OAE046115L
7-25
7
Onderhoud
U kunt alle specificaties (afmetingen
en spanningen) terugvinden op eenlabel op de middenstijl aan
bestuurderszijde.
Aanbevolen bandenspanning
bij koude banden
De spanning van alle banden
(inclusief die van het reservewiel)
dient bij koude banden
gecontroleerd te worden. "Koude
banden" wil zeggen dat er de laatste
drie uur niet met de auto is geredenof niet meer dan 1,6 km.
Wanneer banden warm zijn, zal de
bandenspanning normaal gesproken0,3 tot 0,4 bar hoger zijn dan
wanneer ze koud zijn. Laat om debanden op de juiste spanning tebrengen geen lucht ontsnappen uit
warme banden. Hierdoor zal de
bandenspanning te laag worden. Zie
"Banden en velgen" in hoofdstuk 8
voor de aanbevolenbandenspanning.Voor optimale rijeigenschappen,een optimale handling en een zo
laag mogelijke bandenslijtagedient u de banden op de
aanbevolen spanning te houden.
Een te hoge of een te lage
bandenspanning reduceert de
levensduur van de banden,
beïnvloedt de handling van de
auto in negatieve zin en kan tot
onverwachte bandproblemen
leiden, waardoor u de controle
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
Een veel te lage bandenspanning kan leiden totenorme warmteontwikkeling.
Hierdoor is het mogelijk dat u
een klapband krijgt, dat hetloopvlak losraakt of dat andere
bandafwijkingen optreden,
waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen en een
ongeval kunt veroorzaken. Dit
risico is veel groter bij hoge
buitentemperaturen en lange tijd
rijden met hoge snelheden.
WAARSCHUWING
OAE086002L
7-26
Onderhoud
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning,
inclusief die van het reservewiel,minstens eenmaal per maand.
Controle
Gebruik een bandenspanningsmeter
van een goede kwaliteit om de
bandenspanning te meten. Het isonmogelijk de bandenspanning tebeoordelen door alleen naar de
banden te kijken. Radiaalbanden
lijken mogelijk ook op de juistespanning te zijn als de
bandenspanning te laag is.
Verwijder de ventieldop. Druk de
bandenspanningsmeter stevig op het
ventiel om de spanning te meten. Als
de bandenspanning bij koude
banden overeenkomt met de
aanbevolen druk op de band en het
informatielabel, hoeft hij niet te
worden aangepast. Corrigeer de
bandenspanning tot het aanbevolen
niveau als de spanning te laag is.
Plaats de ventieldopjes altijd terug
op de ventielen.Zonder het ventieldopje kan er vuil
en vocht in het ventiel komen,
waardoor lucht kan ontsnappen.
Zorg bij verlies van een ventieldopje
zo snel mogelijk voor een nieuw
exemplaar.
Druk als de bandenspanning te hoog is het metalen pennetje in het
midden van het ventiel in om lucht uit
de band te laten lopen. Controleer debandenspanning opnieuw met de
bandenspanningsmeter. Plaats de
ventieldopjes altijd terug op de
ventielen. Zonder het ventieldopje
kan er vuil en vocht in het ventiel
komen, waardoor lucht kan
ontsnappen. Zorg bij verlies van een
ventieldopje zo snel mogelijk voor
een nieuw exemplaar.
Een te lage bandenspanning
resulteert in overmatige
slijtage, slechte handling eneen verhoogd
brandstofverbruik. Vervorming
van de band is ook mogelijk.Houd de banden op de juiste
spanning. Als een bandfrequent op spanning moet
worden gebracht, adviserenwe u de band te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Een te hoge bandenspanning
heeft een negatieve invloed op
het rijcomfort en zorgt voor
een verhoogde slijtage in het
midden van het loopvlak.
Bovendien bestaat er een
grotere kans op beschadiging
door oneffenheden in hetwegdek.
OPMERKING
7-28
Onderhoud
Wielen uitlijnen en balanceren
De wielen van uw auto zijn af fabriek
zorgvuldig uitgelijnd en
gebalanceerd voor een lange
levensduur van de banden en
optimale prestaties.
Normaal gesproken is het niet nodig
de wielen nogmaals uit te lijnen. In
het geval de banden van uw auto
echter abnormale slijtage vertonenof als de auto naar één kant trekt,kan het zijn dat de auto opnieuw
moet worden uitgelijnd.
Wanneer de auto tijdens het rijden
op een vlakke weg trilt, kan het zijndat de wielen opnieuw moeten
worden gebalanceerd.
De verkeerde balanceergewichtjes
kunnen de lichtmetalen velgen
van uw auto beschadigen.
Gebruik alleen goedgekeurde
balanceergewichtjes.
Banden vervangen
Als de band gelijkmatig afgesleten is,
verschijnt de slijtage-indicator als
een ononderbroken lijn door het
loopvlak. Dit geeft aan dat er minderdan 1,6 mm profieldiepte op de band
aanwezig is. Vervang in dat geval deband.
Wacht niet met het vervangen van de
band totdat de slijtage-indicator over
de gehele profielbreedte zichtbaar is.
AANWIJZING
OLMB073027
Slijtage-indicatorOm de kans op ERNSTIG LETSEL te beperken:
Vervang banden die
(ongelijkmatig) versleten of
beschadigd zijn. Versletenbanden kunnen een
verminderde remwerking,
verlies van de controle over
de auto en verminderde
tractie veroorzaken.
Vervang banden altijd door
banden van dezelfde maat als
de originele banden van deze
auto. Het gebruik van eenandere dan de
voorgeschreven bandenmaat
kan een negatieve invloed
hebben op het rijgedrag en
kan ervoor zorgen dat u de
controle over de auto verliest
of kan invloed hebben op het
antiblokkeersysteem (ABS)
van uw auto, waardoor een
ernstig ongeval kan ontstaan.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
7-29
7
Onderhoud
Velgen vervangen
Als u om de een of andere reden de
velgen wilt vervangen, dient u erop
te letten dat de nieuwe velgen
gelijkwaardig zijn aan de originele
velgen voor wat betreft diameter,
velgbreedte en offset.
Grip
De grip van de banden kan
verslechteren als de banden
versleten zijn of niet op de juistespanning zijn, of als u op een glad
wegdek rijdt. Banden moeten
worden vervangen als de slijtage-
indicatoren zichtbaar zijn. Pas uwsnelheid aan als er regen, sneeuw of
ijzel op de weg ligt om de kans te
verkleinen dat u de controle over de
auto verliest.
Onderhoud van banden
Naast een juiste bandenspanning,
draagt een juiste wieluitlijning bij tot
het beperken van de bandenslijtage.Laat uw dealer de wieluitlijningcontroleren als een band
ongelijkmatig afgesleten is.
Zorg ervoor dat nieuwe wielen
uitgebalanceerd zijn. Dit komt het
rijcomfort en de levensduur van de
banden ten goede. Balanceer een
wiel ook altijd wanneer de band van
de velg verwijderd is geweest.
Informatie op de wang van de band
Deze informatie bestaat uit de
basiseigenschappen van de band en
het identificatienummer voor
veiligheidscertificatie. Het
identificatienummer kan worden
gebruikt om de band te identificeren
bij een terugroepactie.
(Vervolg)
Geadviseerd wordt banden (of
wielen) altijd per twee (voor of
achter) te vervangen. De
handling van de auto kan
ernstig beïnvloed worden
wanneer slechts één band
wordt vervangen.
Banden verouderen na
verloop van tijd, zelfs wanneer
ze niet worden gebruikt.
HYUNDAI adviseert om
banden bij normaal gebruik
over het algemeen na zes (6)
jaar te vervangen, ongeacht
de resterende profieldiepte.
Warmte ten gevolge van het rijden in een warm klimaat of
het regelmatig met zwarebelading rijden kan het
verouderingsproces
versnellen. Het niet opvolgen
van deze waarschuwing kan
resulteren in onverwachte
bandproblemen. Hierdoor
kunt u de controle verliezen,
waardoor een ongeval het
gevolg kan zijn.
7-55
7
Onderhoud
Afstellen van koplamp
Afstellen van koplamp
1. Breng de banden op devoorgeschreven spanning en
verwijder alle lading uit de auto
behalve het reservewiel en het
gereedschap. Laat iemand in deauto plaatsnemen op debestuurdersstoel.
2. De auto moet op een vlakke ondergrond staan.
3. Trek verticale lijnen (lijnen die door het hart gaan van de
respectievelijke koplamp) en een
horizontale lijn (die door het hart
gaat van de koplamp) op het
scherm.
4. Controleer of de accu voldoende geladen is, schakel de koplampen
in en stel de koplampen zo af dat
het helderste gedeelte van de
lichtbundel op de horizontale en
verticale lijnen valt. 5. Draai de schroevendraaier
rechtsom of linksom om de
dimlichtbundel naar links of rechts
te verstellen. Draai de
schroevendraaier rechtsom of
linksom om de dimlichtbundel
omhoog of omlaag te verstellen.
Verdraai de schroevendraaier rechtsom of linksom om de
grootlichtbundel omhoog of
omlaag te verstellen.
OAE076056L/OAEE076049L
■ Zonder koplampverstelling
■Met koplampverstelling
OAE076057L/OAEE076050L
7-68
Onderhoud
Bescherming tegen corrosie
Bescherming van uw auto tegen
corrosie
Met behulp van de meest
geavanceerde technologie in
ontwerp en constructie om corrosie
tegen te gaan, produceert HYUNDAI
auto's van de hoogste kwaliteit. Dat
is echter niet genoeg. Om ervoor te
zorgen dat uw auto langdurig tegen
roest beschermd is, is uw
medewerking noodzakelijk.
Meest voorkomende oorzaken van
corrosie
De meest voorkomende oorzaken
van corrosie aan de auto zijn:
Het ophopen van strooizout, vuilen modder onder de auto.
Het afspringen van lak of beschermende coatings door
steentjes, gravel, kleine krasjes of
deukjes waardoor onbeschermdmetaal gaat corroderen.
Roestgevoelige gebieden
Als u in een gebied woont waar uw
auto regelmatig wordt blootgesteld
aan factoren die roestvorming
bevorderen, is bescherming tegen
roest uitermate belangrijk. Een
aantal veel voorkomende oorzaken
van versnelde corrosie zijn
strooizout, stofwerende chemicaliën,
zeelucht en luchtverontreiniging.
Vocht werkt roest in de hand
Vocht creëert omstandigheden
waaronder roestvorming gemakkelijk
optreedt. Roestvorming wordt
bijvoorbeeld bevorderd door een
hoge luchtvochtigheid, met name als
de temperatuur net boven het
vriespunt ligt. Onder zulke
omstandigheden blijven agressieve
stoffen in contact met de auto omdat
het vocht langzaam verdampt.
Modder is zeer corrosief omdat het
langzaam droogt en vocht in contact
houdt met de auto. Hoewel demodder droog lijkt te zijn, zit er nog
steeds vocht in dat roestvorming
bevordert. Hoge temperaturen versnellen ook
het roesten van delen die niet goed
geventileerd worden waardoor het
vocht niet wordt afgevoerd. Daarom
is het zeer belangrijk uw auto schoon
en vrij te houden van modder en
andere vuilophopingen. Dit geldt niet
alleen voor zichtbare oppervlakken,
maar met name ook voor de
onderkant van de auto.
Voorkomen van roest
Houd uw auto schoon
De beste manier om roest tegen te gaan is uw auto schoon te houden
en vrij van agressieve stoffen.
Aandacht voor de onderkant van de
auto is zeer belangrijk.
Als u in een gebied woont waar de
kans op corrosie groot is — waar
strooizout wordt gebruikt, dicht bij
de zee, gebieden met
luchtverontreiniging, enz. —, dient u
extra aandacht te besteden aan het
voorkomen van corrosie. Spuit de
onderkant van de auto in de winterten minste eenmaal per maand
schoon en reinig de onderkant aan
het einde van de winter grondig.
8-4
Specificaties en consumenteninformatieB
B AA NN DDEENN EE NN VV EELLGG EENN
Onderwerp Bandenmaat Velgmaat Bandenspanning, bar (kPa, psi)
Aanhaalmoment
wielmoeren
kgf·m (lbf·ft, Nm)
Normale belasting*
1
Maximum belasting
Voor Achter Voor Achter
Standaardband 205/55 R16 6,5J X 16 2,5 (250, 36) 2,5 (250, 36) 2,5 (250, 36) 2,5 (250, 36) 11 - 13
(79 - 94,
107 - 127)
Zorg er bij het vervangen van de banden voor dat ze dezelfde maat hebben als de originele banden. Bij
gebruik van banden met een andere maat kunnen gerelateerde onderdelen beschadigd raken of kan dewerking niet goed zijn.
OPMERKING
* 1
: Normale belasting: maximaal 3 personen
Het is toegestaan de standaard bandenspanning te verhogen met 20 kPa (3 psi) als er op korte termijn lagere temperaturen worden verwacht. Banden verliezen gemiddeld 7 kPa (1 psi) voor elke temperatuurdaling van
7°C. Als er extreme temperatuurschommelingen worden verwacht, controleer de bandenspanning dan indiennodig opnieuw om de banden op de juiste spanning te houden.
De bandenspanning daalt over het algemeen wanneer u rijdt in gebieden die ver boven de zeespiegel liggen. Controleer dus de bandenspanning voordat u gaat rijden in hoger gelegen gebieden. Breng de
bandenspanning indien nodig op het juiste niveau (bandenspanning per hoogte: +10 kPa/1 km).
AANWIJZING