2-55
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Zijairbags
Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel
van de airbag is om de bestuurder en
de voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming die wordt geboden
door de veiligheidsgordel.De zijairbags zijn ontworpen om
tijdens bepaalde aanrijdingen van
opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst, de hoek, de
snelheid en de plaats waarop de
auto wordt geraakt.
De zijairbags zijn niet ontworpen om
bij alle aanrijdingen van opzij
opgeblazen te worden.
OAE036037
OAE036038
Bij een storing in de ON/OFF-
schakelaar voorpassagiersairbag
kunnen de volgende
omstandigheden zich voordoen:
Het waarschuwingslampje
AIRBAG ( )op het dashboardgaat branden.
Het controlelampje
voorpassagiersairbag OFF
( ) gaat niet branden en het
controlelampje
voorpassagiersairbag ON ( )
gaat gedurende ongeveer 60seconden branden en
vervolgens uit. De
voorpassagiersairbag wordt
bij een frontale aanrijding
opgeblazen ondanks dat de
ON/OFF-schakelaar voor de
voorpassagiersairbag in standOFF staat.
Laat in dat geval de ON/OFF-
schakelaar voor de
voorpassagiersairbag en het
airbagsysteem zo spoedig
mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
2-59
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Waarschuwingslampje
AIRBAG
Het waarschuwingslampje AIRBAG op het dashboard geeft het in de
afbeelding weergegeven symbool
voor de airbag weer. Het systeem
controleert het elektrische systeem
van de airbag op storingen. Het
systeem controleert het elektrische
systeem van de airbag op storingen.
Het branden van dit lampje duidt op
een mogelijk probleem met hetairbagsysteem.Tijdens een gemiddelde of zware
frontale aanrijding detecteren desensoren dat de auto snel
decelereert. Als deze deceleratie
groot genoeg is, zal de regelmodule
de airbags vóór activeren op hetjuiste tijdstip en met de benodigde
kracht. De airbags vóór bieden de
bestuurder en voorpassagier extra
bescherming bij frontale aanrijdingen
waarbij de veiligheidsgordels alleen
niet voldoende zijn. Indien nodig
bieden de zijairbags extra
bescherming bij een zijdelingse
aanrijding door het bovenlichaam
extra te ondersteunen.
De airbags worden uitsluitend
geactiveerd (indien nodig
opgeblazen) als de startknop instand ON staat.
De airbags worden bij bepaalde aanrijdingen van voren of opzij
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen ernstig letsel.
Bij een storing in het aanvullend
veiligheidssysteem wordt de
airbag bij een ongeval mogelijk
niet correct opgeblazen.
Hierdoor neemt de kans op
ernstig letsel toe.
Als een van de volgende
omstandigheden zich voordoet,
is er sprake van een storing in
het aanvullendveiligheidssysteem:
Het lampje gaat niet ongeveer
zes seconden branden als de
startknop in stand ON wordt
gezet.
Het lampje gaat na ongeveer
zes seconden niet uit, maar
blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje knippert als het contact in stand ON staat.
We adviseren u het aanvullendveiligheidssysteem zo snel
mogelijk door een officiële
HYUNDAI-dealer te laten
controleren als een van deze
omstandigheden zich voordoet.
WAARSCHUWING
2-60
Veiligheidssysteem van uw auto
Er is geen bepaalde snelheid waarbijde airbags worden geactiveerd. Of de
airbags worden geactiveerd, hangt
voornamelijk af van de kracht en de
richting van de aanrijding. Deze twee
factoren bepalen of de sensoren een
elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet worden opgeblazen, is afhankelijk van een
aantal factoren, zoals de rijsnelheid,
de hoek van de aanrijding, de massa
en de stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rolspelen.
De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze
meteen weer leeglopen. Het is vrijwel
onmogelijk om tijdens een ongeval
waar te nemen dat de airbags worden
opgeblazen. Het is aannemelijker datu de leeggelopen airbags na de
aanrijding uit het stuurwiel of hetdashboard ziet hangen. Om bescherming te bieden
moeten de airbags snel worden
opgeblazen. De snelheid waarmee
een airbag wordt opgeblazen moet
zo hoog zijn om de airbag tussen
de inzittende en de onderdelen van
de auto op te kunnen blazen
voordat de inzittende in contact
komt met die onderdelen. De
snelheid waarmee de airbags
worden opgeblazen, beperkt de
kans op ernstig letsel en vormt
daarom een belangrijk deel van het
ontwerp van de airbags.
Het snel opblazen van een airbag
kan echter ook letsel zoals
schaafwonden in het gezicht,
blauwe plekken en botbreuken
veroorzaken, omdat de snelheid
waarmee de airbags worden
opgeblazen tot gevolg heeft dat de
airbags met veel kracht uitzetten. Er zijn zelfs omstandigheden
waaronder het contact met de
airbag tot ernstig letsel kan leiden,
vooral wanneer de inzittende zeerdicht bij de airbag zit.
U kunt voorzorgsmaatregelennemen om de kans op letsel door
een zich opblazende airbag te
beperken. Het grootste risico loopt u
als u te dicht bij de airbag zit. Een
airbag heeft vrije ruimte nodig om op
te blazen. De bestuurder dientdaarom de afstand tussen het
midden van het stuurwiel en de
borstkas zo groot mogelijk te
houden, waarbij hij de auto nog wel
onder controle moet kunnen blijvenhouden.
2-62
Veiligheidssysteem van uw auto
Wat gebeurt er als een airbag
geactiveerd wordt?
Nadat een airbag vóór of een
zijairbag is opgeblazen, loopt hij zeer
snel leeg. Het activeren van een
airbag verhindert de bestuurder niet
door de voorruit te kijken of te sturen.
Curtain airbags kunnen enige tijd
gedeeltelijk opgeblazen blijven nadat
ze zijn geactiveerd.Neem na het activeren van een
airbag de volgende
voorzorgsmaatregelen:
Open zo snel mogelijk na een aanrijding de ruiten en de
portieren om te voorkomen
dat u te lang aan de rook en
het poeder wordt blootgesteld
die vrijkomt bij het activeren
van de airbag.
Raak de onderdelen in de
ruimte waarin de airbag was
opgeborgen niet aan direct
nadat een airbag is
geactiveerd. Deze onderdelen,
die in contact zijn geweest
met de zich opblazende
airbag, kunnen erg heet zijn.
Was de huid die in aanraking
is gekomen met het poeder
altijd af met koud water en een
milde zeepoplossing.
Laat een geactiveerde airbag
direct vervangen door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Airbags zijn ontworpen voor
eenmalig gebruik.
WAARSCHUWING
Voorkom dat voorwerpen
gevaarlijke projectielen worden
wanneer de passagiersairbag
wordt opgeblazen:
Plaats geen voorwerpen,
zoals bekerhouders of
stickers, op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje in auto's met
een voorpassagiersairbag.
Plaats een eventuele
luchtverfrisser niet in de buurt
van het instrumentenpaneel
of op het dashboard.
WAARSCHUWING
2-69
Veiligheidssysteem van uw auto
2
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert en de
botsingsenergie door de constructie
van de auto wordt geabsorbeerd.
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullende veiligheidssysteem
is nagenoeg onderhoudsvrij en bevat
geen onderdelen waaraan u zelf
veilig onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje AIRBAG niet
gaat branden wanneer de startknop
in stand ON wordt gezet of continu
blijft branden, laat het systeem danonmiddellijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
We adviseren u alle werkzaamheden
aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamhedenaan het stuurwiel, het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje, de voorstoelen en
de dakstijlen te laten uitvoeren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
aanvullend veiligheidssysteem kan
leiden tot ernstig letsel.
OAEE036009LOm de kans op ernstig letsel te
beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden:
Wijzig onderdelen van het
aanvullend veiligheidssysteem
of de bedrading niet, neem
deze onderdelen of de
bedrading ervan niet los,
breng geen stickers, enz. op
afdekkappen van het systeemaan en wijzig niets aan de
carrosseriestructuur.
Plaats geen voorwerpen op of
in de buurt van de
airbagmodules in het
stuurwiel, op het dashboard of
op het dashboardpaneel
boven het dashboardkastje.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Tripcomputer.........................................................3-82
Verlichting .............................................................3-86Verlichting buitenzijde ...................................................3-86
Welkomstsysteem............................................................3-93
Interieurverlichting..........................................................3-94
Ruitenwissers en ruitensproeiers ......................3-98 Ruitenwissers voor .........................................................3-98
Ruitensproeier voorruit ...............................................3-101
Rijhulpsysteem ...................................................3-102 Achteruitrijcamera ........................................................3-102
Parking assist system achter .....................................3-103
Parking assist system ..................................................3-107
Achterruitverwarming .......................................3-111 Achterruitverwarming ..................................................3-111
Automatisch verwarmings-
en ventilatiesysteem..........................................3-112 Automatische verwarming en airconditioning .......3-113
Handmatig bediende verwarming
en airconditioning .........................................................3-114 Werking systeem...........................................................3-122
Onderhoud van het systeem ......................................3-124 Voorruit ontdooien en ontwasemen ...............3-127
Automatisch verwarmings-
en ventilatiesysteem ....................................................3-127Ontwasemfunctie ..........................................................3-128
Automatisch ontwasemingssysteem ........................3-129
Extra voorzieningen verwarmings-
en ventilatiesysteem..........................................3-131 Luchtcirculatie schuifdak ............................................3-131
Opbergvak ...........................................................3-132 Opbergvak middenconsole..........................................3-132
Dashboardkastje ...........................................................3-133
Opbergvak voor zonnebril ..........................................3-133
Multifunctioneel vak ....................................................3-134
3
3-16
Handige voorzieningen in uw auto
Informatie
Op auto's die zijn uitgerust met een
antidiefstalsysteem is een sticker
aangebracht met de volgende tekst :
1. WAARSCHUWING
2. VEILIGHEIDSSYSTEEM De bestuurdersstoel heeft een
geheugen, waarin de volgende
geheugeninstellingen met een druk
op de knop kunnen wordenopgeslagen en opgeroepen. - Stand bestuurdersstoel
- Stand buitenspiegels
- Helderheid dashboardverlichting Informatie
Als de accukabels worden losgenomen, worden de
geheugeninstellingen gewist.
Als het geheugen van de bestuurdersstoel niet goed werkt,
raden we u aan het systeem te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.ii
GGEEHH EEUU GGEENN BB EESSTT UU UURRDD EERR SSSSTT OO EELL
(
( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSS IINN GG))
OJC040170 Bedien het geheugen van de
bestuurdersstoel nooit tijdenshet rijden.
Hierdoor kunt u de controle
verliezen waardoor een ongeluk
met ernstig letsel of schade het
gevolg kan zijn.
WAARSCHUWING
OAE046036L
3-17
Handige voorzieningen in uw auto
3
Opslaan van standen in het
geheugen
1.Zet de transmissie in stand P(parkeren) terwijl de startknop in stand ON staat.
2.Stel de stand van de bestuurdersstoel, de stand van de
buitenspiegels, en de helderheid
van de dashboardverlichting naar
wens in.
3.Druk op toets SET. Het systeem geeft één piepje en de melding
"Knop indrukken voor opslaan
instellingen" verschijnt op het LCD-
display.
4.Druk binnen 4 seconden op één van de geheugentoetsen (1 of 2).
Het systeem geeft met tweepiepjes aan dat de instellingen metsucces in het geheugen zijnopgeslagen.
5."Instellingen voor chauffeur 1 (of 2) opgeslagen" verschijnt op het
LCD-display.
Oproepen standen uit het
geheugen
1.Zet de transmissie in stand P (parkeren) terwijl de startknop instand ON staat.
2.Druk op de gewenste geheugentoets (1 of 2). Hetsysteem geeft één piepje en debestuurdersstoel, de
buitenspiegels en de
dashboardverlichting wordenautomatisch in de opgeslagen
positie gezet (indien vantoepassing).
3."Instellingen voor chauffeur 1 (of 2) toegepast" verschijnt op het LCD-
display. Informatie
Als de geheugeninstellingen "1" worden opgeroepen, wordt het
aanpassen van de in het geheugen
opgeslagen instellingen tijdelijk
onderbroken door op toets SET of 1
te drukken. Door op toets 2 te
drukken worden de
geheugeninstellingen "2"
opgeroepen.
Als de geheugeninstellingen "2" worden opgeroepen, wordt het
aanpassen van de in het geheugen
opgeslagen instellingen tijdelijk
onderbroken door op toets SET of 2
te drukken. Door op toets 1 te
drukken worden de
geheugeninstellingen "1"
opgeroepen.
Als tijdens het oproepen van de opgeslagen stand op een van de
bedieningstoetsen van de
bestuurdersstoel, de buitenspiegels
of de dashboardverlichting wordt
gedrukt, stopt de beweging van deze
component en beweegt hij in de
richting die met de bedieningstoets
is gekozen.
i