Page 189 of 566
3-42
Handige voorzieningen in uw auto
Bediening instrumentenpaneel
Dashboardverlichting
Met behulp van de bedieningstoets
kan de sterkte van de
dashboardverlichting geregeld
worden wanneer de parkeerlichten
of de dim-/grootlichten branden.
Wanneer de bedieningstoets van de
dashboardverlichting wordt
ingedrukt, wordt ook de sterkte van
de verlichting van de schakelaarsaangepast. De helderheid van de
dashboardverlichting wordt
weergegeven.
Als de lichtintensiteit het maximale of minimale niveau bereikt, klinkteen geluidssignaal.
OAEE046412 Stel het instrumentenpaneel nooit af tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen waardoor een
ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
WAARSCHUWING
■
Type A
■Type B
OAE046113L
Page 234 of 566
3-87
Handige voorzieningen in uw auto
3
Ook wanneer de stand AUTO is
ingeschakeld, is het raadzaam om
de verlichting handmatig in te
schakelen wanneer u 's nachts of in
de mist rijdt of wanneer u een
donkere omgeving, zoals tunnels en
parkeergarages, inrijdt.
• Dek de sensor (1) in hetdashboard niet af en mors er ook niets op.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze kan een
dunne film achterlaten op de
sensor, waardoor deze niet meergoed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,
functioneert het automatische
verlichtingssysteem mogelijk nietgoed.
Stand parkeerlicht ( )
De parkeerlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.
Stand koplampen ( )
De koplampen, de parkeerlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting gaan branden.
AANWIJZING
OAE046468L
OAE046469L
■Type A
■Type BOAE046466L
OAE046467L
■Type A
■Type B
Page 264 of 566
3-117
Handige voorzieningen in uw auto
3
Stand ONTWASEMEN (A)
De meeste lucht stroomt naar de
voetenruimte en een klein gedeelte
stroomt naar de voorruit en de
zijruitontwaseming.
Uitstroomopeningen dashboard
De uitstroomopeningen kunnen
worden geopend of gesloten ( )
met de hendel voor het verstellen
van de openingen.Met de hendel in deuitstroomopeningen kunt u de
richting van de luchtstroom uit deze
uitstroomopeningen afstellen, zoals
in de afbeelding is aangegeven.
OAEE046321
OAE046309
■
Voor
■ Achter (indien van toepassing)OAEE046304
Page 271 of 566

3-124
Handige voorzieningen in uw auto
Aanwijzingen voor gebruik van de
airconditioning
Open de ruiten een tijdje wanneerde auto tijdens warm weer in de
volle zon geparkeerd is geweest,
zodat de warme lucht naar buitenkan.
Gebruik de airconditioning om bij regenachtig weer de
vochtigheidsgraad in het interieur
te verminderen.
Tijdens de werking van de airconditioning merkt u wellicht dat
de rijsnelheid zo nu en dan iets
verandert wanneer de
aircocompressor inschakelt. Dit is
een normaal verschijnsel tijdens
de werking van het systeem.
Schakel de airconditioning iedere maand enkele minuten in om hetsysteem in een optimale staat tehouden.
Na gebruik van de airconditioning kan onder de rechterzijde van deauto een plas heldere vloeistof
gelekt zijn. Dit is een normaal
verschijnsel tijdens de werking vanhet systeem. Als de stand recirculatie wordt
gebruikt wanneer de
airconditioning ingeschakeld is,
wordt wel een maximaal koeleffect
bereikt, maar het gebruik van dezestand gedurende langere tijd kan
ertoe leiden dat de lucht in het
interieur muf wordt.
Tijdens het koelen voelt u mogelijk een licht vochtige luchtstroom door
een snelle koeling en de toevoer
van vochtige lucht. Dit is een
normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem.
Onderhoud van het systeem
Interieurfilter
Het interieurfilter, dat achter het dashboardkastje is gemonteerd,
filtert de lucht die via het
verwarmings- enairconditioningsysteem naar het
interieur wordt gevoerd. Als het filter
in de loop van de tijd verstopt raaktdoor stof en andere
verontreinigingen, neemt de
luchttoevoer via deuitstroomopeningen af en kan de
voorruit aan de binnenzijde beslaan,
ook al is de stand butienlucht
gekozen. In dit geval raden we u aan
het interieurfilter te laten vervangen
door een officiële HYUNDAI-dealer.
1LDA5047
Buitenlucht
Gerecirculeerde lucht
Interieurfilter Aanjager
Kachelradi
ateur
Verdamper
Page 280 of 566

3-133
Handige voorzieningen in uw auto
3
Dashboardkastje
Openen:
Trek aan de hendel (1).
Opbergvak voor zonnebril
(indien van toepassing)
Openen :
Druk op het deksel om het
opbergvak langzaam te openen.
Plaats uw zonnebril met de glazen
naar boven gericht in het opbergvak. Sluiten :
Duw het opbergvak weer dicht.
Controleer of het opbergvak voor de
zonnebril goed dicht zit alvorens te
gaan rijden.
Sluit ALTIJD het
dashboardkastje na gebruik.
Als bij een ongeval de klep van
het dashboardkastje is
geopend, kan deze ernstig
letsel bij de voorpassagier
veroorzaken, ook al draagt hij
zijn veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING
OAD045413
OAEE046427
Bewaar geen andere
voorwerpen dan een zonnebril
in het opbergvak. Andere
voorwerpen kunnen bij eenaanrijding of een noodstop uit
het opbergvak worden
geslingerd, waardoor deinzittenden letsel kunnenoplopen.
Open het opbergvak voor de zonnebril niet als de auto rijdt.
Het openen van het opbergvak
kan het zicht naar achteren in
de binnenspiegelbelemmeren.
Druk de bril niet in het
opbergvak als deze er niet
goed in past. U kunt gewond
raken als u het opbergvak
probeert te openen terwijl debril in de houder zit
vastgeklemd.
WAARSCHUWING
Page 408 of 566

5-63
Rijden met uw auto
5
Het Lane Keeping Assist System
signaleert rijstrookmarkeringen op
de weg en assisteert de bestuurder
bij het besturen van de auto om de
auto in de juiste rijstrook te houden.
Als het systeem signaleert dat de
auto zijn rijstrook dreigt te verlaten,
wordt de bestuurder zichtbaar en
hoorbaar gewaarschuwd, terwijl
tegelijkertijd een lichte
tegenstuurkracht wordt uitgeoefend,
om te proberen te voorkomen dat de
auto buiten de rijstrook terechtkomt.
LLAA NN EE KK EEEEPP IINN GG AA SSSSIISS TT --SS YY SSTT EEEEMM (( LL KK AA SS)) (( IINN DDIIEE NN VV AA NN TT OO EEPP AA SSSSIINN GG))
OAEE056013L Het Lane Keeping Assist-
systeem is geen vervanging
voor een veilig rijgedrag, maar
dient slechts als hulpmiddel.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijd de
omgeving in de gaten te houdenen het stuurwiel te bedienen.
WAARSCHUWING
Neem bij het gebruik van het
Lane Keeping Assist-systeem
(LKAS) altijd de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
Het stuurwiel wordt niet
continu bediend; als derijsnelheid te hoog is wanneer
u van rijstrook wisselt, wordt
de auto mogelijk niet door hetsysteem bediend.
Bedien het stuurwiel niet plotseling wanneer dit door het
systeem wordt bediend.
Het LKAS voorkomt dat de
bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat door de
besturing te ondersteunen.
(Vervolg)
(Vervolg)De bestuurder dient echter niet
volledig op het systeem te
vertrouwen, maar altijd zelf
controle te houden over het
stuurwiel om op de rijstrook te
blijven.
Let altijd op de wegomstandigheden en de
omgeving en wees voorzichtig
wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld, niet werkt of
een storing vertoont.
Het systeem signaleert
rijstrookmarkeringen via eencamera en bedient het
stuurwiel. Als de
rijstrookmarkeringen moeilijk
te signaleren zijn, werkt het
systeem daardoor mogelijkniet goed.
Raadpleeg "Beperkingen van het systeem".
Probeer de LKAS-camera niet te repareren en verwijder de
onderdelen ervan niet.
Plaats tijdens het rijden geen
voorwerpen op het dashboard
die licht reflecteren.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Page 409 of 566

5-64
Rijden met uw auto
Werking LKAS
Activeren van het LKAS:
Druk op de toets LKAS onder op het
dashboard, links van de bestuurder,
terwijl de startknop in stand ONstaat.Het controlelampje in het
instrumentenpaneel zal in eerste
instantie wit branden. Dit geeft aandat het LKAS in de status GEREEDen NIET INGESCHAKEID staat.
(Vervolg)
Bevestig geen accessoires
nabij de binnenspiegel.
Breng geen gekleurde coating
aan op de voorruit.
De werking van het LKAS kan
worden beïnvloed door
verschillende factoren,
inclusief omgevingsfactoren,
die ervoor zorgen dat de
camera de rijstroken voor u
mogelijk niet goed signaleert.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om altijdop de weg te letten en de auto
te allen tijde op de rijstrook tehouden.
Houd het stuurwiel altijd vast wanneer het LKAS is
ingeschakeld. Als u blijftrijden terwijl u het stuurwiel
niet vasthoudt nadat de
waarschuwing "Houd uwhanden op het stuur" is
gegeven, stopt het systeem
met de bediening van hetstuurwiel.
Wees altijd voorzichtig wanneer u het systeem
gebruikt.
■
Type A
OAEE056014■Type B
OAEE056144L
Page 480 of 566

Zekeringen ............................................................7-35Vervangen zekering dashboard ...................................7-36
Vervangen zekering motorruimte ...............................7-37
Beschrijving zekering-/relaiskast...............................7-39
Lampen ..................................................................7-50 Vervangen van koplamp, parkeerlicht,
lamp richtingaanwijzer...................................................7-51Afstellen van koplamp ...................................................7-55
Dagrijverlichting ..............................................................7-59
Vervangen van lamp richtingaanwijzer opzij ...........7-59
Vervangen van lamp achterlicht ..................................7-59
Mistachterlicht .................................................................7-62
Derde remlicht..................................................................7-62
Vervangen van lamp kentekenplaatverlichting ........7-62
Vervangen van lamp interieurverlichting ..................7-62
Verzorging van uw auto......................................7-64 Verzorging exterieur ......................................................7-64
Verzorging interieur .......................................................7-69