2-32
Veiligheidssysteem van uw auto
Het veiligheidsgordelsysteem met
gordelspanner bestaat hoofdzakelijk
uit de volgende onderdelen. De
plaats hiervan wordt in bovenstaande
afbeelding aangegeven:
(1) Waarschuwingslampje AIRBAG
(2) Blokkeerautomaat met gordelspanner
(3) Airbagmodule De sensor die de airbagmodule
activeert, is verbonden met de
veiligheidsgordels met
gordelspanner. Het
waarschuwingslampje AIRBAG inhet instrumentenpaneel zal nadat
de startknop in stand ON is gezet
ongeveer 6 seconden branden enmoet daarna uitgaan.
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal het
waarschuwingslampje branden,
ook al werkt de airbagmodule goed.
Als het waarschuwingslampje nietgaat branden als de auto AAN
gezet wordt, blijft branden of
tijdens het rijden gaat branden, laat
de veiligheidsgordels met
gordelspanner en/of de airbags dan
zo spoedig mogelijk controleren
door een officiële Hyundai-dealer. Informatie
Zowel de veiligheidsgordel met gordelspanner voor de bestuurder
als die voor de voorpassagier kan bij
bepaalde frontale aanrijdingen en
aanrijdingen van opzij worden
geactiveerd.
De gordelspanners zullen ook worden geactiveerd als de
veiligheidsgordels op het moment
van de aanrijding niet gedragen
worden.
Wanneer de veiligheidsgordels met gordelspanner geactiveerd worden,
kan een luide knal hoorbaar zijn en
kan er fijn stof, dat doet denken aan
rook, zichtbaar worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
Het fijne stof is niet giftig, maar kan huidirritatie veroorzaken. Tevens
dient langdurig inademen van het
stof vermeden te worden. Was de
aan het stof blootgestelde huid
zorgvuldig na een ongeval waarbij
de veiligheidsgordels met
gordelspanner zijn geactiveerd.
iAANWIJZING
OLMB033040/Q
2-35
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Gehandicapten en het gebruikvan veiligheidsgordels
Ook gehandicapten die in de auto
vervoerd worden, moeten
gebruikmaken van de
veiligheidsgordel. Neem voor meer
informatie contact op met een arts.
Een persoon perveiligheidsgordel
Een enkele gordel mag nooit
gedragen worden door twee personen
(ook niet door een volwassene en een
kind). Als dat wel gedaan wordt, kan
dat bij een aanrijding resulteren in
ernstig letsel.
Zet de rugleuning niethorizontaal
Het tijdens het rijden zitten op een
stoel met een rugleuning die te ver
achterover staat kan gevaarlijk zijn.
Ook bij het dragen van de
veiligheidsgordel neemt de
bescherming die de
veiligheidssystemen
(veiligheidsgordels en/of airbags)bieden, aanzienlijk af als de
rugleuning te ver achterover staat.
De veiligheidsgordel moet strak over
uw heupen en borst lopen voor een
maximale effectiviteit.
Bij een ongeval kunt u tegen de
veiligheidsgordel aan geslingerd
worden, waardoor u nekletsel ofander letsel op kunt lopen.
Hoe verder de rugleuning naar
achteren staat, hoe groter de kans is
dat de inzittende bij een aanrijding
onder het heupgedeelte van degordel door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.Rijd NOOIT met een rugleuning
die te ver achterover staat.
Als de rugleuning te ver
achterover staat, neemt dekans op ernstig letsel bij eenaanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe.
Bestuurder en passagiers moeten altijd goed in hun stoel
zitten, de gordel op de juiste
manier dragen en de
rugleuning zo ver mogelijk
rechtop zetten.
WAARSCHUWING
2-37
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Onze aanbeveling:
Vervoer kinderen altijd op de
achterstoelen
Om de kans op letsel bij een ongeval, noodstop of een plotselingemanoeuvre te minimaliseren, dienenkinderen jonger dan 13 jaar op eenachterstoel te zitten in een geschikt
kinderzitje.
Volgens ongevallenstatistieken lopen
kinderen minder risico in eenkinderzitje op een achterstoel dan in
een kinderzitje op de voorstoel.
Kinderen die te groot zijn voor een
kinderzitje, moeten de aangebrachte
veiligheidsgordels gebruiken.In de meeste landen zijn regels over
het vervoer van kinderen opgesteld die
het gebruik van een goedgekeurd
kinderzitje verplicht stellen. Regels met betrekking tot de limieten
voor leeftijd en lengte/gewicht
waarboven de veiligheidsgordel mag
worden gebruikt in plaats van een
kinderzitje, verschillen per land. Zorg er
daarom voor dat u op de hoogte bent
van de regelgeving in uw land en in de
landen die u op uw reizen aandoet. Kinderzitjes moeten op de juiste
manier op de stoel worden bevestigd.
Gebruik altijd een kinderzitje dat in uw
land wettelijk goedgekeurd is.
Kinderzitjes (CRS)
Baby's en kleine kinderen moeten met
de rug of met het gezicht in de
rijrichting worden vervoerd in een
geschikt kinderzitje. Dit kinderzitje
moet correct zijn bevestigd op de
stoel. Lees de aanwijzingen van de
fabrikant voor het plaatsen en het
gebruik van het kinderzitje en volg
deze aanwijzingen op.
KK
IINN DDEERR ZZIITT JJEE SS (( CC RR SS))
Vervoer kinderen altijd in een
passend kinderzitje. Kinderen,
van welke leeftijd dan ook, lopen
minder risico als ze op een
achterstoel vervoerd worden.Gebruik nooit een kinderzitje
waarbij het kind met het gezicht
naar achteren gericht op de
voorstoel zit, tenzij de airbag is
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Volg altijd de aanwijzingen van
de fabrikant voor het plaatsen en
het gebruik van het kinderzitje.
Zet uw kind altijd op de juiste
wijze vast in het kinderzitje.
Gebruik nooit een kinderzitje dat
over de rugleuning van een stoel
"vasthaakt"; een dergelijk zitje
biedt mogelijk geen adequate
bescherming bij een ongeval.
Laat een HYUNDAI-dealer na
een ongeval het kinderzitje, de
veiligheidsgordels, de ISOFIX-
bevestigingspunten en het Top
Tether-bevestigingspunt
controleren.
WAARSCHUWING
2-48
Veiligheidssysteem van uw auto
Geschiktheid voor elke stoelpositie voor de universele kinderzitjes met gordel overeenkomstig de ECE-voorschriften
U : Geschikt voor de categorie "universele" kinderzitjes, goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
U* : Geschikt voor de categorie "universele" kinderzitjes, goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep. (Als de voorpassagiersstoel niet in hoogte verstelbaar is, moet u de rugleuning zo rechtop mogelijk zetten. Deze stap is nodig om het kinderzitje goed op zijn plaats te houden.)
❈ Hoogteverstelling op de voorpassagiersstoel is een optie.
UF : Geschikt voor de categorie "universele" zitjes waarbij het kind met het gezicht naar voren gericht zit, goedgekeurd voor ge bruik
in deze gewichtsgroep.
L : Geschikt voor de in de lijst vermelde specifieke kinderzitjes. Deze kinderzitjes behoren tot de categorie “voertuigspecifiek” ,
“beperkt” of “semi-universeel”.
B : Geïntegreerd kinderzitje goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
X : Stoelpositie niet geschikt voor deze kinderen in deze gewichtsgroep.
Gewichtsgroep
Zitpositie
VoorpassagierTweede rij
Airbag
geactiveerdAirbag
gedeactiveerdBuitenzijde
linksMidden
(Driepuntsgordel)Buitenzijde rechts
Groep 0
(0 tot 9 maanden)tot 10 kgXU*UUU
Groep 0 +
(0 tot 2 jaar)tot 13 kgXU*UUU
Groep I
(9 maanden tot 4 jaar)9 tot 18kgXU*UUU
Groep II
(15 tot 25 kg)15 tot 25 kgUFU*UUU
Groep III
(22 tot 36 kg)22 tot 36 kgUFU*UUU
2-50
Veiligheidssysteem van uw autoA
A IIRR BB AA GG -- AA AA NN VVUU LLLLEE NN DD VV EEIILL IIGG HH EEIIDD SSSS YY SSTT EEEE MM
OAEE036035/OAE036073L
Het werkelijke aantal airbags kan afwijken van de afbeelding. 1. Bestuurdersairbag
2. Voorpassagiersairbag
3. Zijairbag
4. Curtain airbag
5. Knie-airbag
6. ON/OFF-schakelaar
voorpassagiersairbag
(indien van toepassing)
2-51
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Auto's zijn voorzien van een
airbagsysteem voor debestuurdersstoel en de
voorpassagiersstoel.
De frontairbags zijn ontworpen als
aanvulling op de
driepuntsveiligheidsgordels. Draag
te allen tijde de veiligheidsgordel. Deairbags bieden dan optimale
bescherming.
Als u uw veiligheidsgordel niet
draagt, kunt u ernstig gewond raken
bij een aanrijding. Airbags zijn
ontworpen als aanvulling op en niet
ter vervanging van de
veiligheidsgordels. Airbags zijn
bovendien niet ontworpen om bij alle
aanrijdingen opgeblazen te worden.
Bij bepaalde aanrijdingen wordt u
alleen beschermd door de
veiligheidsgordel.VEILIGHEIDSVOORZORGSMAATREGELEN MET BETREKKING TOT
AIRBAGS
Iedere keer, bij iedere reis en voor iedereen! Zelfs als de auto is
voorzien van airbags, kunt u bij een aanrijding ernstig gewond raken
als u uw veiligheidsgordel niet (correct) draagt wanneer de airbags
worden opgeblazen.
Vervoer een kind NOOIT op de voorpassagiersstoel in een kinderzitje
of op een zittingverhoging, tenzij de airbag is uitgeschakeld.
Het kind kan geraakt worden door een zich opblazende airbag en kan
daardoor zwaar gewond raken.
Vervoer kinderen jonger dan 13 jaar altijd op de achterstoelen met de
veiligheidsgordels om. Dat is de veiligste plaats voor kinderen van
alle leeftijden. Als een kind van 13 jaar of ouder op de
voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zo ver
mogelijk naar achteren worden gezet.
Alle inzittenden moeten rechtop, met de rugleuning rechtop, midden
op de zitting zitten, de veiligheidsgordel dragen, de benen
comfortabel gestrekt houden en de voeten op de vloer plaatsen,
totdat de auto geparkeerd is en het contact uit is gezet. Als een
inzittende niet in de juiste positie zit tijdens een aanrijding, kan de
zich snel opblazende airbag te veel kracht op de inzittende
uitoefenen, waardoor deze ernstig letsel zou kunnen oplopen.
Ga niet te dicht op de airbag zitten en leun niet tegen het portier of de
middenconsole. Dat geldt ook voor uw passagiers.
Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u de auto nog wel
onder controle moet kunnen blijven houden.WAARSCHUWING
2-52
Veiligheidssysteem van uw auto
Waar zitten de airbags?
Bestuurdersairbag envoorpassagiersairbag
Uw auto is uitgerust met een
aanvullend veiligheidssysteem
(SRS) en driepuntsgordels voor de
bestuurder en de voorpassagier.
Het aanvullend veiligheidssysteem
bestaat uit airbags die zich bevinden
in het midden van het stuurwiel en inhet dashboardpaneel aan
passagierszijde, boven het
dashboardkastje.
Op de afdekking van de airbags zijn
in reliëf de letters "AIR BAG"
aangebracht. Het doel van het aanvullend
veiligheidssysteem is om de
bestuurder en de voorpassagier
extra bescherming te bieden bij een
frontale aanrijding van een zekere
zwaarte, ter aanvulling op de
bescherming die geboden wordt
door de veiligheidsgordel.
OAE036036
■
Voorpassagiersairbag
OAE036032
■ Bestuurdersairbag
OAE036033
■Knie-airbag bestuurder
2-53
Veiligheidssysteem van uw auto
2
ON/OFF-schakelaar
voorpassagiersairbag
(indien van toepassing)
Met deze schakelaar kan de
voorpassagiersairbag worden
uitgeschakeld zodat op de
voorpassagiersstoel een persoon
kan worden vervoerd met een
vanwege zijn leeftijd, lengte of
gezondheidstoestand verhoogd
risico op letsel bij het activeren vande airbag.
OAE036073L
(Vervolg)
Er mogen geen voorwerpen
(zoals een beschermhoes, een
houder voor een mobiele
telefoon, een bekerhouder, een
luchtverfrisser of stickers) op
of in de buurt van de
airbagmodules op het
stuurwiel, op het dashboard, op
de voorruit of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst. Dergelijke
voorwerpen kunnen letsel
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Bevestig geen voorwerpen aan
de voorruit of aan de
binnenspiegel.
Om de kans op ernstig letsel
door een zich opblazende airbag
voor te beperken, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen
getroffen worden:
Alle inzittenden moeten altijd
hun veiligheidsgordel dragen:
de gordel houdt de inzittende
zo goed mogelijk op zijn plaats.
Zet uw stoel zo ver mogelijk
naar achteren, waarbij u de
auto nog wel onder controle
moet kunnen blijven houden.
Leun nooit tegen het portier of
de middenconsole.
Laat de voorpassagier zijn
voeten of benen nooit op het
dashboard zetten.
(Vervolg)
WAARSCHUWING