34)De kit is alleen goedgekeurd voor het
oppompen van banden van voertuigen die
oorspronkelijk met de kit zijn uitgerust. De
kit mag nooit gebruikt worden om de
banden van een ander voertuig of andere
voorwerpen (reddingsvesten, luchtbedden,
enz.) mee op te pompen. Voorkom spetters
op de huid als u de reparatiebus gebruikt.
Als het product in contact komt met de
huid, spoel de huid dan grondig af. Houd
de kit buiten bereik van kinderen. Laat lege
bussen niet achter in de omgeving. Lever
deze af bij een Fiat Servicepunt of een
afvalverwerkingsbedrijf. De
houdbaarheidsdatum van de bus is
aangegeven op het etiket. Controleer de
houdbaarheidsdatum. Ga naar een Fiat
Servicepunt om de opblaasslang en de
reparatiebus te vervangen.
35)Parkeer het voertuig voordat u de kit
gebruikt dusdanig dat het uit de buurt van
het verkeer staat, zet de
alarmknipperlichten aan, trek de handrem
aan en zorg ervoor dat alle inzittenden het
voertuig verlaten en ver uit de buurt van het
verkeer blijven.
36)Als u langs de rijbaan bent gestopt,
waarschuw dan de overige weggebruikers
dat uw voertuig daar staat door de
gevarendriehoek te plaatsen of andere
wettelijk toegestane middelen in het land
waar u zich bevindt.
37)Voorzichtig: een ontbrekende of slecht
vastgedraaide ventieldop kan van invloed
zijn op de grip van de band en
spanningsverlies veroorzaken. De
ventieldoppen moeten identiek zijn aan de
originele en stevig vastgedraaid worden.38)Rijd na reparaties met de kit niet meer
dan 200 km. Rijd bovendien met lagere
snelheid en ga in ieder geval niet sneller
dan 80 km/h. Het etiket moet op een
zichtbaar gedeelte op het dashboard
worden aangebracht. Afhankelijk van het
land of de plaatselijke wetten, moet een
band die is gerepareerd met de opblaaskit,
worden vervangen.STARTEN MET
HULPACCU
173) 174) 175) 176) 177)
39)
De motor starten die elektrische stroom
levert en op een middelmatig toerental
houden.
Als de accu van een ander voertuig
wordt gebruikt om de motor te starten,
moeten daarvoor de juiste kabels (maat
large) van een Fiat Servicepunt worden
gebruikt. Als u zelf over de juiste kabels
beschikt, moet u controleren of ze in
perfecte staat verkeren.
De twee accu's moeten dezelfde
nominale spanning hebben: 12 V. De
accu die de spanning levert moet een
capaciteit (Ampère/uur, Ah) hebben die
minimaal gelijk is aan die van de lege
accu.
260T36708
166
NOODGEVALLEN
ACCU OPLADEN
178) 179) 180) 181)
40)
Ga als volgt te werk om het risico op
vonken te vermijden:
zorg ervoor dat alle elektrische
systemen (plafondlampje, enz.) zijn
uitgeschakeld voordat een accu wordt
ontkoppeld of opnieuw wordt
aangekoppeld.
zet, als u de accu wilt opladen, de
acculader uit voordat u deze verbindt
met of losmaakt van de accu;
plaats geen metalen voorwerpen op
de accu om kortsluiting tussen de
klemmen te voorkomen;
wacht ten minste één minuut nadat
de motor is afgezet voordat u de accu
ontkoppelt;
controleer of de klemmen weer
correct zijn verbonden nadat de accu
weer is aangebracht.
Een acculader aansluiten
De acculader moet compatibel zijn met
een nominale spanning van 12 V.
Ontkoppel de accu niet terwijl de motor
draait. Volg de instructies van de
fabrikant van de acculader voor de
accu die u wilt gebruiken.
BELANGRIJK
178)Ga zorgvuldig met de accu om, want
de accu bevat zwavelzuur dat niet met
ogen of huid in contact mag komen.
Gebeurt dit toch, spoel dan grondig uit met
water. Raadpleeg, indien nodig, een arts.
Houd de accuonderdelen ver bij open
vlammen, gloeiende voorwerpen en vonken
uit de buurt: ontploffingsgevaar. Let er bij
werkzaamheden aan de motor op dat deze
heet kan zijn. Bovendien zou de
koelventilator ieder moment kunnen gaan
draaien. Gevaar voor letsel.
179)Voor het opladen van sommige
accu's gelden speciale voorschriften;
raadpleeg voor meer informatie het Fiat
Servicenetwerk. Vermijd het risico van
vonken die onmiddellijke ontploffing kunnen
veroorzaken. Opladen op een goed
geventileerde plaats. Gevaar voor ernstige
letsel.
180)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.
181)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
BELANGRIJK
40)De motor moet stilgezet worden
voordat er gewerkt kan worden aan het
motorcompartiment.
168
NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
182) 183) 184)
41) 42) 43)
He stuurwiel moet niet vergrendeld
worden; de startinrichting moet in stand
"M" (starten) staan om te kunnen
signaleren ("remlichten",
alarmknipperlichten). In het donker
moet de buitenverlichting van het
voertuig aan blijven.
Ontkoppel de aanhanger, indien
aanwezig.
Bovendien moet u de sleepcondities
naleven, vastgesteld door de geldende
regelgevingen in het land waarin u zich
bevindt.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Gebruik nooit de versnelling of de
aandrijfassen om het voertuig te slepen.
Gebruik de ringen uitsluitend voor het
slepen; ze mogen in geen geval
gebruikt worden om het voertuig op te
tillen, direct noch indirect.
Gebruik aan de achterzijde
uitsluitend:
sleeppunt 2 fig. 262 op voertuigen
zonder een sleepsysteem;
sleeppunt 3 fig. 263 op voertuigen
met een sleepsysteem;
Raadpleeg voor de montage van de
trekhaak 3 de installatie-instructies van
de inrichting.Gebruik aan de voorzijde
uitsluitend:
Sleepring 6 fig. 264 (in de
gereedschapskist) en sleeppunt 4.Voorste sleeppunt
Gebruik een schroevendraaier om
bescherming 5 fig. 264 te verwijderen.
Draai de sleepring 4 fig. 264 volledig
vast: (eerst met de hand en dan met de
wielmoersleutel).
BELANGRIJK
182)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar de stand M en
vervolgens naar S worden gedraaid,
zonder hem uit het contactslot te nemen.
Als de sleutel uit het contactslot wordt
genomen, wordt automatisch het stuurslot
ingeschakeld waardoor het voertuig niet
kan worden bestuurd.
183)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens het voertuig te slepen. Start de
motor niet wanneer het voertuig wordt
gesleept.
262T36697
263T36698
264T36699
169
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Fiat een reeks controles
en onderhoudsbeurten opgesteld die
op vaste afstandsintervallen uitgevoerd
moeten worden en, voor bepaalde
versies/markten, op vaste
tijdsintervallen, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Ongeacht het bovenstaande, is het
altijd noodzakelijk de aanwijzingen in
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema zorgvuldig op te
volgen (bijv. regelmatige controle van de
vloeistofniveaus, bandenspanning,
enz.).
Geprogrammeerde Onderhoudsbeurten
worden door alle werkplaatsen van het
Fiat Servicenetwerk uitgevoerd op basis
van de vaste intervallen in tijd of
kilometers/mijlen. Eventuele reparaties
die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud,
mogen uitsluitend worden uitgevoerd
na uitdrukkelijke toestemming van de
eigenaar. Als het voertuig dikwijls
gebruikt wordt voor het trekken van
aanhangers, dan moet een korter
interval tussen de onderhoudsbeurten
worden aangehouden.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
De onderhoudsbeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn
door de fabrikant voorgeschreven. Het
niet uitvoeren ervan kan het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Fiat
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende onderhoudsbeurt.
172
ONDERHOUD EN ZORG
Laat aanpassingen aan en inspecties
van het voertuig over aan het Fiat
Servicenetwerk, zodat ze voldoen aan
de instructies in het geprogrammeerde
onderhoudsschema: alle middelen en
materiële middelen die garanderen dat
de originele registratie van het voertuig
behouden kan blijven, zijn hier
beschikbaar.
AFSTELLING VAN DE
MOTOR
Luchtfilter, dieselfilter: een vuil
patroon verlaagt het rendement. Het
filter moet worden vervangen.
Stationair: geen enkele afstelling
vereist.
VERIFICATIE VAN DE
PEILEN
MOTOROLIE
Een motor verbruikt normaal gesproken
olie om de motor te smeren en de
bewegende delen te koelen; het is
normaal om het smeercircuit tussen
twee olieverversingen te moeten
bijvullen.
Maar als het olieverbruik meer is dan
0,5 liter elke 1000 km na de
inloopperiode, moet u contact
opnemen met een Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Controleer regelmatig en
in ieder geval voor lange reizen het
oliepeil, anders loopt u het risico de
motor te beschadigen.
187) 185) 186) 188) 189) 190) 191) 192) 193)
44) 45) 46) 47)
5)
Oliepeil controleren
Het oliepeil dient met afgezette en
koude motor en met het voertuig op
een vlakke ondergrond te worden
gecontroleerd.
Om het exacte oliepeil te meten en
zeker te zijn dat het maximumpeil niet is
overschreden (risico op beschadiging
van de motor) moet de peilstok worden
gebruikt.Het display op het instrumentenpaneel
waarschuwt alleen als het peil op het
minimum staat.
Neem de peilstok uit en doe hem af
met een schone doek;
steek de peilstok zover mogelijk naar
binnen;
neem de peilstok weer uit;
controleer het peil: het mag nooit
lager staan dan "min" A fig. 265 noch
hoger staan dan het "max" peil B.
Steek de peilstok weer zover mogelijk
naar binnen, als u het peil heeft
gecontroleerd.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.
Olie vullen/bijvullen
Het voertuig moet op een vlakke
ondergrond staan, de motor moet
uitstaan en koud zijn (bijv. voordat de
auto 's ochtends wordt gestart).
265T29990
178
ONDERHOUD EN ZORG
Draai dop 1 fig. 266 los;
herstel het peil (de hoeveelheid om
het peil tussen de "min" en "max" peilen
op de peilstok 2 te krijgen, loopt uiteen
van ongeveer 1,5 tot 2 liter, afhankelijk
van de motor);
wacht ongeveer 10 seconden om de
olie door het circuit te laten stromen;
controleer het peil met de peilstok 2
fig. 266 (zoals bovenbeschreven).
Steek de peilstok, als de handeling
eenmaal is verricht, zover mogelijk naar
binnen en schroef de dop weer goed
vast.
BELANGRIJK Om spetteren te
voorkomen, kan voor het bijvullen een
trechter worden gebruikt.
BELANGRIJK Overschrijd nooit het
"max" peil en vergeet niet de dop
1 terug te schroeven en de peilstok 2
fig. 266 weer terug te zetten.
187) 185) 186) 188) 189) 190) 191) 192) 193)
Motorolie verversen
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Hoeveelheid te verversen olie
Controleer altijd het oliepeil met de
peilstok (het peil mag nooit lager staan
dan de MIN- noch hoger staan dan
MAX-aanduiding).
Kwaliteit van de motorolie
Zie de paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
BELANGRIJK Raadpleeg in geval van
ongebruikelijke, herhaaldelijke dalingen
van het peil het Fiat Servicenetwerk.
REMVLOEISTOF
Het peil moet gecontroleerd worden
met afgezette motor en op een
horizontale ondergrond.
Het moet regelmatig gecontroleerd
worden en ten minste iedere keer dat
het remsysteem een minimaal verschil
vertoont.Niveau 2 fig. 267
Het peil mag nooit onder de “MIN”
drempel vallen.
197) 198)
45) 49)
Vullen
Bij alle werkzaamheden aan het
hydraulisch circuit moet de vloeistof
worden ververst door een deskundig
monteur.
Gebruik alleen een goedgekeurde
vloeistof (uit een nieuwe verpakking).
Verversen
Zie het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema (in dit hoofdstuk).
BELANGRIJK Raadpleeg in geval van
ongebruikelijke, herhaaldelijke dalingen
van het peil het Fiat Servicenetwerk.
266T36610267T36609
179
KOELVLOEISTOF
Met afgezette motor en op een vlakke
ondergrond moet het
koelvloeistofniveau tussen de MIN- en
MAX-aanduiding op de tank 1
fig. 268 staan.
BELANGRIJK Raadpleeg in geval van
ongebruikelijke, herhaaldelijke dalingen
van het peil het Fiat Servicenetwerk.
187) 188) 190) 191) 192) 194)
45) 48)
Controle van het niveau
Controleer regelmatig het
koelvloeistofniveau (de motor zou
ernstige schade op kunnen lopen als de
koelvloeistof op is).
Gebruik voor het bijvullen uitsluitend de
producten die zijn goedgekeurd door
het Fiat Servicenetwerk, die garant
staan voor:
bescherming tegen bevriezing;
corrosiebescherming van het
koelcircuit.
Verversen
Zie het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema (in dit hoofdstuk).
RUITENS OEIERVLOEIS-
FRESERVOIR
187) 189) 191) 192) 195) 196)
45)
Vullen
Open met afgezette motor dop 3
fig. 269. Vul bij tot u de vloeistof ziet en
sluit de dop weer.
Vloeistof
Ruitensproeiervloeistof ('s winters
product met antivries)
BELANGRIJK
185)Wees voorzichtig dat er bij het
bijvullen van de olie geen olie op de
motoronderdelen valt, waardoor brand kan
ontstaan. Vergeet niet de dop correct dicht
te doen, want als er olie op de hete
motoronderdelen spettert, kan dat brand
veroorzaken.
186)Wees voorzichtig met het verversen
van olie met een hete motor, want
terugstromende olie kan leiden tot
brandwonden.
187)De motor moet stilgezet worden
voordat er gewerkt kan worden aan het
motorcompartiment.
188)Laat de motor niet draaien in een
afgesloten ruimte: uitlaatgassen zijn giftig.
189)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwisserarm in de
uitstand staan. Gevaar voor letsel.
190)Met een hete motor dienen geen
werkzaamheden aan het koelsysteem te
worden verricht. Gevaar voor
brandwonden.
191)Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
192)Wees erg voorzichtig bij het uitvoeren
van werkzaamheden in de motorruimte
wanneer de motor nog warm is: gevaar
voor brandwonden. Kom niet te dicht bij de
koelventilator van de radiateur: de
elektrische ventilator kan inschakelen;
gevaar voor verwondingen. Sjaals, dassen
of andere loszittende kleding kunnen door
de bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
268T36608
269T36607
180
ONDERHOUD EN ZORG
193)Wacht voor het bijvullen van de olie
tot de motor is afgekoeld alvorens de
vuldop los te maken. Dit geldt in het
bijzonder voor auto's met een aluminium
vuldop (voor bepaalde versies/markten).
WAARSCHUWING: gevaar voor
brandwonden!
194)Het koelsysteem staat onder druk. Als
de dop vervangen moet worden, doe dit
dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden. Draai bij warme
motor de dop van het reservoir niet los:
gevaar voor brandwonden.
195)Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor een goed
zicht. Herhaaldelijke werking van het
systeem zonder vloeistof kan leiden tot
schade aan of snelle verslechtering van
sommige systeemcomponenten.
196)Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn ontvlambaar.
De motorruimte omvat warme onderdelen
die bij contact met de vloeistof brand
kunnen veroorzaken.
197)Remvloeistof is giftig en uiterst
corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof
gemorst wordt, moeten de betrokken delen
onmiddellijk worden gewassen met water
en neutrale zeep. Vervolgens met veel
water afspoelen. In geval van inslikken
onmiddellijk een arts raadplegen.
198)Het symbool
, op het reservoir van
de remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op
mineralen gebaseerde vloeistof is. Gebruik
van minerale type vloeistofen zal de
speciale rubberen afdichtingen van het
remsysteem onrepareerbaar beschadigen.
BELANGRIJK
44)Het maximumpeil dient in ieder geval
niet te worden overschreden: risico op
beschadiging van de motor en de
katalysator. Start de motor niet als het
maximumpeil is overschreden: raadpleeg
het Fiat Servicenetwerk.
45)Let erop dat de verschillende types
vloeistoffen tijdens het bijvullen niet
verwisseld worden: ze mogen absoluut niet
onderling gemengd worden! Bijvullen met
een ongeschikte vloeistof kan leiden tot
ernstige schade aan het voertuig.
46)Het olieniveau mag nooit boven het
MAX-teken komen.
47)Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de
motor reeds is gevuld.
48)Het motorkoelsysteem moet worden
gevuld met het beschermende PARAFLU
UP antivries. Vul koelvloeistof bij met
dezelfde kenmerken als de koelvloeistof
waarmee het koelsysteem reeds is gevuld.
PARAFLU UP mag niet met andere typen
vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit
toch gebeuren, start de motor dan in geen
geval en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
49)Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit met
rijkelijk water.
BELANGRIJK
5)De uitgewerkte motorolie en het
vervangen motoroliefilter bevatten stoffen
die schadelijk zijn voor het milieu. Het
verdient aanbeveling de olie en de filters te
laten vervangen door het Fiat
Servicenetwerk.
181