ELEKTRONISCHE
SLEUTEL
(Keyless ENTRY / Keyless GO)
1)
1fig. 14 Alle opengaande delen
ontgrendelen.
2Alle opengaande delen
vergrendelen.
3Binnenverlichting inschakelen
vanop afstand.
4Kofferbak en zijschuifportieren
vergrendelen/ontgrendelen.
5Geïntegreerde sleutel.
Met de elektronische sleutel kunt u:
de portieren vergrendelen/
ontgrendelen (zie volgende pagina's);
de binnenverlichting vanop afstand
inschakelen (zie volgende pagina's);
de motor starten; zie de paragraaf
"De motor starten".Autonomie
Zorg ervoor dat uw accu's in goede
staat verkeren, van het vereiste type zijn
en correct geplaatst zijn. De accu heeft
een levensduur van twee jaar: vervang
de accu, zodra het bijbehorende bericht
op het instrumentenpaneel wordt
weergegeven (zie volgende pagina's).
Bereik van de elektronische sleutel
Het bereik varieert afhankelijk van de
omgeving; ga daarom voorzichtig om
met de afstandsbediening, aangezien
de portieren abusievelijk zouden
kunnen vergrendelen of ontgrendelen
als per ongeluk druk op de knoppen
wordt uitgeoefend.
Geïntegreerde sleutel
De geïntegreerde sleutel 5 fig. 15 is
bedoeld om het linkervoorportier en,
afhankelijk van het voertuig, het
achterportier te vergrendelen of
ontgrendelen als de elektronische
sleutel niet werkt:
de batterijen van de elektronische
sleutel zouden leeg kunnen zijn;
er worden apparaten met dezelfde
frequentie als die van de kaart gebruikt;
het voertuig bevindt zich in een
gebied dat bekendstaat om de grote
aanwezigheid van elektromagnetische
golven.
Toegang tot de sleutel: druk op knop
6 fig. 15, trek de sleutel 5 uit en laat de
knop weer los.Gebruik van de sleutel: raadpleeg de
paragraaf "Opengaande delen
vergrendelen/ontgrendelen".
Stop de geïntegreerde sleutel terug in
de behuizing in de elektronische sleutel
als u eenmaal toegang tot het voertuig
hebt verkregen. Plaats de elektronische
sleutel in de kaartlezer om de motor te
starten.
BELANGRIJK Leg de sleutel niet in de
buurt van een bron van hitte, koude of
vocht. Leg de elektronische sleutel niet
op een plaats waar die per ongeluk kan
worden gevouwen of kapot kan gaan
(bijv. in een broekzak waar u vervolgens
op gaat zitten).
BELANGRIJK Raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk voor vervanging van de
elektronische sleutel of voor een
vervangende sleutel als u de sleutel
hebt verloren. Bij vervanging van een
elektronische sleutel moet u het
voertuig en alle elektronische sleutels
14T26787
15T26788
16
KENNIS VAN HET VOERTUIG
voor reïnitialisatie naar een Fiat
Servicepunt brengen. Aan ieder
voertuig kunnen max. vier elektronische
sleutels worden toegewezen.
Sleutelloze TOEGANG
Hiermee kunt u het voertuig
vergrendelen/ontgrendelen zonder dat
u de elektronische sleutel nodig hebt,
als u zich in toegangsgebied 1
fig. 16 bevindt.
Het voertuig vergrendelen/
ontgrendelen
Het voertuig kan op twee manieren
worden vergrendeld/ontgrendeld: fysiek
in het toegangsgebied of met gebruik
van de elektronische sleutel.
BELANGRIJK Leg de elektronische
sleutel niet op plaatsen waar deze in
contact kan komen met ander
elektronische apparatuur (computer,
telefoon, enz.), waardoor de werking
van de sleutel zou kunnen afnemen.In het toegangsgebied:Druk,
afhankelijk van het voertuig, op knop 2
fig. 17 – fig. 18 – fig. 19 op een van de
handgrepen van de voorportieren, de
achterklep of het openslaande
achterportier.
De alarmknipperlichten knipperen om u
te informeren over de status van het
voertuig:
twee keer knipperen betekent dat het
voertuig is vergrendeld;
één keer knipperen betekent dat het
voertuig is ontgrendeld.
Gegevens over het afsluiten van het
voertuig
Als een portier tijdens het afsluiten,
openstaat of niet goed dicht zit, wordt
het voertuig snel vergrendeld/
ontgrendeld, zonder dat de
alarmknipperlichten gaan knipperen;
als het voertuig met knop 2 fig. 17 –
fig. 18 – fig. 19 is vergrendeld, moet u
ongeveer drie seconden wachten,
voordat u het voertuig weer kunt
ontgrendelen.
16T36509
17T36508
18T36533
19T36513
17
BELANGRIJK Nadat de centrale
vergrendeling is uitgeschakeld met
knop 2 fig. 24, is de vergrendel-/
ontgrendelfunctie "easy access"
uitgeschakeld. Start de motor opnieuw
om de functie "easy access" weer in te
schakelen.
De batterij vervangen
Vervang de batterij van de elektronische
sleutel, wanneer het bericht op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven. Druk op knop 1 fig. 26,
trek de extra sleutel 2 uit fig. 26 en haak
de afdekking 3 fig. 27 los met behulp
van de tong 4 fig. 27. Verwijder de
batterij door er aan één kant op te
drukken (beweging A) en de andere
kant omhoog te tillen (beweging B) en
vervang de batterij met inachtneming
van de polariteit die op de afdekking
3 is aangegeven.Ga in omgekeerde volgorde te werk om
de batterij aan te brengen en druk
vervolgens in de buurt van het voertuig
vier keer op de knoppen van de kaart:
als u de motor weer start, verdwijnt het
bericht.
OPMERKING Raak tijdens het
vervangen van de batterij niet het
elektronische circuit en de contacten in
de buurt van de elektronische sleutel
aan.
BELANGRIJK Controleer of de
afdekking correct is aangesloten.
BELANGRIJK Batterijen zijn verkrijgbaar
bij het Fiat Servicenetwerk en hebben
een levensduur van ongeveer twee jaar.
Zorg ervoor dat er geen inktresten op
de batterij zitten: daardoor bestaat het
risico op een onjuist elektrisch contact.
Onregelmatige werking
Als de batterij te leeg is om goed te
werken, kunt u toch de motor starten
(plaats de elektronische sleutel in delezer) en de portieren vergrendelen/
ontgrendelen (zie de paragraaf
"Portieren vergrendelen/ontgrendelen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met uw
voertuig").
1)
BELANGRIJK
1)Laat het voertuig nooit onbeheerd achter
met de elektronische sleutel en een kind,
een gehandicapt persoon of een dier in het
voertuig, zelfs niet voor korte tijd. Hierdoor
zou uw eigen veiligheid en die van anderen
in gevaar kunnen komen, als de motor
wordt gestart of systemen in werking
worden gesteld, zoals de elektrisch
bediende ruiten of zelfs de
portiervergrendeling. Bovendien loopt de
temperatuur in warm en/of zonnig weer
snel op. Gevaar voor dodelijk of ernstig
letsel.
2)Gebruik nooit de centrale
portiervergrendeling als er nog iemand in
het voertuig zit.
BELANGRIJK
1)Gebruikte batterijen kunnen schadelijk
zijn voor het milieu als ze niet op de juiste
wijze als afval verwerkt worden. Ze moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal
zorgen.
27T26862
28T26913
20
KENNIS VAN HET VOERTUIG
de bediening in het voertuig voor de
portiervergrendeling/-ontgrendeling
gebruiken (zie de paragraaf "Centrale
vergrendeling/ontgrendeling
opengaande delen" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig").
De sleutel gebruiken
Steek de sleutel in het slot 1 fig. 45 en
vergrendel of ontgrendel het
linkervoorportier of, afhankelijk van het
voertuig, het achterste schuifportier.
Ieder portier handmatig
vergrendelen
Draai met open portier de inrichting 2
fig. 46 (met het uiteinde van de sleutel)
en sluit het portier.Nu is het van buitenaf gesloten. Het
voorportier kan alleen van binnenuit of
met de sleutel worden geopend.
Voertuigen met één achterklep: als
de portieren handmatig worden
vergrendeld, blijft de achterklep
ontgrendeld.
AUTOMATISCHE
PORTIERVERGRENDELING
TIJDENS HET RIJDEN
Functie inschakelen:
Druk met de sleutel in het contact
ongeveer 5 seconden op knop 1
fig. 47, tot u een geluidssignaal hoort.
Functie uitschakelen:
Druk met de sleutel in het contact
ongeveer 5 seconden op knop 1
fig. 47, tot u een geluidssignaal hoort.Werkingsprincipe
Nadat het voertuig is gestart,
vergrendelt het systeem automatisch
de portieren, zodra u sneller gaat dan
ongeveer 7 km/h.
Ontgrendeling gebeurt wanneer:
u op knop 1 fig. 47 drukt om de
portieren te openen;
het voertuig stilstaat en u een
voorportier opent.
OPMERKING Als een portier wordt
geopend en weer wordt gesloten,
wordt het automatisch weer
vergrendeld, zodra u sneller gaat dan
7 km/h.
Storingen
Als u een storing ontdekt (de
automatische portiervergrendeling
werkt niet) controleer dan eerst of alle
opengaande portierdelen correct zijn
gesloten. Als deze correct zijn gesloten
en het probleem houdt aan, neem dan
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
45T36611
46T3661647T36595
26
KENNIS VAN HET VOERTUIG
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
In sommige gevallen kan de motor, uit
veiligheids- en comfortoverwegingen,
zonder het verrichten van enige
handeling worden herstart. Dit kan
worden bevestigd als:
als de buitentemperatuur te laag of te
hoog is (lager dan 0°C of hoger dan
30°C);
De MAX DEF functie is geactiveerd
(zie de paragraaf "Airconditioning" in het
hoofdstuk “Kennismaken met uw
voertuig”);
bij onvoldoende acculading;
de voertuigsnelheid hoger is dan
5 km/h (heuvelafwaarts, enz.);
herhaalde druk op het rempedaal of
de noodzaak om het rempedaal te
gebruiken.
Voertuigen met afstandsbediening
Een aantal van deze omstandigheden
voorkomen dat de motor automatisch
wordt herstart bij het openen van:
een van de portieren (voor voertuigen
met een sleutel);
het passagiersportier (voor
voertuigen met een elektronische
sleutel).
ONREGELMATIGE
WERKING
Wanneer een speciaal bericht op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven en het geïntegreerde
lampje 2 in knop 1 fig. 65 gaat branden,
wordt het systeem uitgeschakeld.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
29)Als de Start&Stop-functie is
ingeschakeld, zou de motor, als deze is
gestopt in noodgevallen, weer kunnen
worden gestart, als het koppelingspedaal
wordt ingetrapt.
BELANGRIJK
2)Rijd niet met het voertuig zolang de
motor op stand-by staat (het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat aan).
3)Zolang de motor op stand-by staat, is de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
4)Als u het voertuig verlaat, klinkt er een
geluidssignaal om u te waarschuwen dat
de motor op stand-by staat (en niet
uitstaat). Voordat u uit het voertuig stapt
moet u het startapparaat uitschakelen (zie
de paragraaf “Startschakelaar” in het
hoofdstuk “Ken uw voertuig”).
BUITENSPIEGELS
BUITENSPIEGELS
30) 31) 32)
Elektrische spiegels
Zet de schakelaar 1 fig. 66 op:
Bom de linker buitenspiegel te
verstellen,
Dom de rechter buitenspiegel te
verstellen,
Com hem uit te schakelen.
Spiegels met handbediende
verstelling
Druk op spiegel A fig. 66 om de positie
te verstellen.
Ontdooien
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
worden de spiegels met draaiende
motor samen met de achterruiten
ontdooid.
66T36528-1
35
BELANGRIJK
37)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de ruitenwissers in de
stand A (uit) staan. Gevaar voor letsel.
38)Als de ruit schoongemaakt moet
worden, controleren of het systeem
uitgeschakeld is en of de sleutel op STOP
staat.
39)Zorg ervoor dat als in de motorruimte
wordt gewerkt, de achterruitwisser in de
uitstand staat. Gevaar voor letsel.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit
te verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting
van de ruitenwisser de beveiliging
ingeschakeld, waardoor de ruitenwisser
enkele seconden wordt uitgeschakeld. Als
hierna de ruitenwisser niet meer werkt, ook
niet na het voertuig opnieuw te hebben
gestart, neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
7)Zorg ervoor dat het systeem is
uitgeschakeld als er ijs op de voorruit zit.
TANKEN
Nuttige tankinhoud: Ca. 80 liter
Open het linker voorportier om bij flap A
fig. 84 te komen.
Tijdens het vullen dop 2 fig. 84 op de
dophouder 1 op Flap A hangen.
BELANGRIJK Controleer of de dop en
klep na het tanken zijn gesloten.
Brandstofkwaliteit
Gebruik de beste brandstofkwaliteit,
met inachtneming van de specifieke
wetten die in ieder land gelden, en
houd u strikt aan de aanduidingen op
het etiket op klep A.
40)
8)
Tanken
Om met de sleutel uit het contact te
tanken, introduceert u het tankpistool
en duwt u het zover mogelijk naar
binnen, voordat u begint te tanken
(risico op spetters).
Houd het tankpistool tijdens het tanken
op zijn plaats.
Nadat het tankpistool tijdens het tanken
voor de eerste keer automatisch stopt,
kunt u nog twee klikken bijvullen om
ervoor te zorgen dat het
expansievolume in de tank leeg is. Zorg
ervoor dat tijdens het tanken geen
water binnentreedt. Klep A en de
gedeelten rondom de klep moeten
schoon gehouden worden.
Voertuigen met Start&Stop-functie
BELANGRIJK De motor moet tijdens
het tanken zijn afgezet en niet op
stand-by staan.
41)
Brandstoftank leeg
Voertuigen met sleutel met
afstandsbediening
Draai de sleutel naar de stand "M" en
wacht een paar minuten voordat u de
motor start om ervoor te zorgen dat het
brandstofcircuit wordt geheractiveerd;
draai de sleutel naar D. Herhaal de
bovenstaande handelingen, als de
motor niet start.
42)
84T36715
43
Voertuigen met elektronische
sleutel
Plaats de elektronische sleutel in de
kaartlezer. Druk op de knop 4 zonder
de pedalen aan te raken. Wacht een
paar minuten voordat u wegrijdt. Op die
manier kan het brandstofcircuit worden
ingeschakeld. Indien de motor niet
binnen een paar seconden start, moet
u de procedure herhalen.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).
Symbolen voor dieselvoertuigen
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (vetzuurmethylesters) in
overeenstemming met de normEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (vetzuurmethylesters) in
overeenstemming met de norm
EN16734
BELANGRIJK
40)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Houd de dop
niet in de buurt van een vlam of hittebron.
Was het vulgebied niet met een
hogedrukspuit.
41)Ga als volgt te werk in geval van een
aanhoudende brandstofgeur: zet de auto
stil als de verkeerssituatie dit toelaat en
schakel de startinrichting uit; zet de
alarmknipperlichten aan en zorg ervoor dat
alle inzittenden het voertuig verlaten en uit
de buurt van het verkeer blijven; neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
42)Werkzaamheden of modificaties aan
het brandstoftoevoersysteem (elektrische
circuits, bedrading, brandstofcircuit,
inspuitventiel, afschermingen, enz.) zijn ten
strengste verboden in verband met de
bijkomende risico's (laat dit uitsluitend over
aan gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk).
BELANGRIJK
8)Meng benzine (ongelood of E85) niet
met diesel, zelfs niet een klein beetje.
Gebruik geen ethanolbrandstof als uw
voertuig daar niet geschikt voor is. Voeg
geen additieven aan de brandstof toe, om
schade aan de motor te voorkomen.
85T36514
44
KENNIS VAN HET VOERTUIG
AdBlue (Ureum)
ADDITIEF TANK
Zorg dat u zich houdt aan de wetten
van het land waar u zich bevindt.
Vergeet niet dat als de eigenaar van het
voertuig zich niet aan de geldende
wetten houdt, er rechtelijke gevolgen
zouden kunnen zijn.
Werkingsprincipe
Gebruik van additieven verlaagt de
uitstoot van verontreinigende stoffen,
doordat deze worden omgezet in
waterdamp en stikstof.
Vullen
Nuttige tankinhoud: Ongeveer 20 liter.
Open het linkervoorportier om klep A te
openen. Schroef dop 1 los.
43)
9) 10) 11)
BELANGRIJK Vul op voertuigen met
Start&Stop-functie het AdBlue (Ureum)
additief bij als de motor volledig is
afgezet. Zet altijd de motor af
(raadpleeg de informatie over het
starten en afzetten van de motor).
AdBlue (Ureum) additief kwaliteit
Gebruik alleen additieven die voldoen
aan de norm ISO 22241 en conform
het etiket op de tankklep.
Gemiddeld brandstofverbruik
Ongeveer 2 l/1000 km, afhankelijk van
de versie van het voertuig en de rijstijl.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bediening
Lees altijd de informatie over het
AdBlue (Ureum) additiefpakket.
Ga zorgvuldig om met additieven. Ze
kunnen kleding, schoenen,
chassisonderdelen, enz. beschadigen.
Als het additief over gelakte
oppervlakken stroomt of deze
verontreinigt, reinig het oppervlak dan
snel met een vochtige doek.
In extreem koude klimaten
Het voertuig is voorzien van een
verwarmingssysteem voor AdBlue
(Ureum) additief om in zeer koud weer
te kunnen rijden.
Voorzorgsmaatregelen voor het
bijvullen van de tank
Het AdBlue (Ureum) additief bevriest bij
temperaturen lager dan ongeveer -10
°C.Probeer in dit geval deze niet (bij) te
vullen. Als het controlelampjeop het
instrumentenpaneel aangaat, raden we
u echter aan het AdBlue (Ureum)
additief bij te vullen of bij te laten vullen
door een gekwalificeerd professional.
44)
BELANGRIJK
43)De tankdop is specifiek. Als deze
vervangen moet worden, gebruik dan
dezelfde als het origineel. Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Was het
vulgebied niet met een hogedrukspuit.
44)Het AdBlue (Urea) additief mag niet in
contact komen met ogen of huid. Gebeurt
dit toch, spoel dan grondig uit met water.
Raadpleeg, indien nodig, een arts.
BELANGRIJK
9)Er mogen aan geen enkel deel van het
systeem werkzaamheden worden verricht.
Om eventuele schade te vermijden, is
alleen gekwalificeerd personeel van het Fiat
Servicenetwerk bevoegd werkzaamheden
aan het systeem te verrichten.
10)Vul de AdBlue (Ureum) additieftank
(minimaal 10 liter) zodra het speciale bericht
wordt weergegeven en raadpleeg de
instructies voor het bijvullen. Gevaar dat het
voertuig stilvalt.
86T40504
45