DE MOTOR STARTEN
EN AFZETTEN
221)
89) 90) 91) 92) 93) 94) 95) 96) 97) 98) 99)
Adviezen voor het starten
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
Gebruik de startmotor niet constant
voor meer dan 10 seconden; hierdoor
zou de accu leeg kunnen raken. Als de
motor niet start, draai dan de
contactschakelaar terug naar "LOCK",
wacht een paar seconden en probeer
het vervolgens nog een keer.
Herhaaldelijk proberen terwijl de
startmotor nog draait, leidt tot schade
aan het startmechanisme.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
De bedieningsmodus kan in iedere
modus worden gezet om de motor te
starten.
De startmotor draait ongeveer
15 seconden als de motorschakelaar
direct wordt losgelaten. Als de
motorschakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, terwijl de startmotor nog
draait, wordt de startmotor
uitgeschakeld. De startmotor draait
ongeveer 30 seconden terwijl de
motorschakelaar wordt ingedrukt. Als
de motor niet start, wacht dan even en
probeer de motor nog een keer te
starten.Herhaaldelijk proberen terwijl de
startmotor nog draait, leidt tot schade
aan het startmechanisme.
De motor starten
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
1. Steek de contactsleutel in en doe uw
veiligheidsgordel om.
2. Controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld.
3. Trap het rempedaal stevig met uw
rechtervoet in en houd het ingetrapt.
4. Trap op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Zorg ervoor dat de
versnellingspook op voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de
stand "P" (parkeren) staat.5. Draai de contactsleutel naar de stand
"ON". Eerst gaat het indicatielampje van
de dieselvoorverwarming branden, dat
na korte tijd uitgaat om aan te geven
dat de voorverwarming is voltooid.
Opmerking Als de motor koud is, blijft
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming langer branden.
Opmerking Draai de contactschakelaar
weer naar de stand "LOCK", als de
motor niet wordt gestart binnen circa
5 seconden nadat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming is
gedoofd. Draai vervolgens de
schakelaar naar de stand "ON" om de
motor opnieuw voor te verwarmen.
Opmerking Als de motor warm is, gaat
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming zelfs niet aan als
de contactsleutel op "ON" wordt gezet.
Start de motor door de contactsleutel
naar rechts, naar de stand "START" te
draaien.
6. Draai de contactsleutel naar de stand
"START" zonder het gaspedaal in te
trappen en laat de sleutel los, zodra de
motor start.
Opmerking Tijdens het starten van de
motor zijn enige zachte geluiden te
horen. Deze verdwijnen zodra de motor
is opgewarmd.
247AHA106593
161
Opmerking Voertuigen voor specifieke
landen, wanneer de
omgevingstemperatuur laag is zelfs
nadat de motor is opgewarmd, en
wanneer de versnellingspook in de “N”
(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
1. Maak de veiligheidsgordel vast.
2. Controleer of de parkeerrem is
ingeschakeld.
3. Trap het rempedaal stevig met uw
rechtervoet in en houd het ingetrapt.
Opmerking Als de motor niet is gestart,
zou het moeilijk kunnen zijn het
rempedaal in te trappen en is het
mogelijk dat het voertuig de
pedaalstand niet kan detecteren.
Daarom zou het kunnen dat de motor
niet start. Trap in dat geval het
rempedaal nog steviger in dan normaal.
4. Trap op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal volledig in en zet de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Zorg ervoor dat de
versnellingspook op voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de
stand "P" (parkeren) staat.5. Druk op de motorschakelaar. Eerst
gaat het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming branden, dat na
korte tijd uitgaat om aan te geven dat
de voorverwarming is voltooid. De
motor start.
Opmerking Als de motor koud is, blijft
het indicatielampje van de
dieselvoorverwarming langer branden.
Opmerking Als de bedieningsmodus
op "ON" wordt gezet, begint de motor
ook met de voorverwarming. Zet de
bedieningsmodus op OFF als de motor
niet is gestart binnen ongeveer
5 seconden nadat het indicatielampje
van de dieselvoorverwarming uit is
gegaan. Probeer vervolgens de
startprocedure van de motor nogmaals
om de motor opnieuw voor te
verwarmen.
Opmerking Tijdens het starten van de
motor zijn enige zachte geluiden te
horen. Deze verdwijnen zodra de motor
is opgewarmd.Opmerking Voertuigen voor specifieke
landen, wanneer de
omgevingstemperatuur laag is zelfs
nadat de motor is opgewarmd, en
wanneer de versnellingspook in de “N”
(Vrij) stand is gezet (handmatige
versnellingsbak) of of in de “P” (PARK)
stand of “N” (Vrij) stand (Automatische
versnellingsbak, kan het stationair
draaien toenemen. Het duidt niet op
een storing.
Afzetten van de motor
Behalve voor voertuigen uitgerust
met het Keyless Operation-systeem
1. Zet het voertuig volledig stil.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Draai de contactschakelaar op
voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak naar de stand "LOCK"
om de motor af te zetten en zet
vervolgens de versnellingspook in de 1e
versnelling (heuvelopwaarts) of in de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet de versnellingspook op voertuigen
met een automatische versnellingsbak
in de stand "P" (parkeren) en zet de
motor af.
248AHA106593
162
STARTEN EN RIJDEN
Voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem
222)
Opmerking Als u tijdens het rijden een
noodstop moet maken, houd de
motorschakelaar dan 3 seconden of
meer ingedrukt, of druk er 3 of meer
keer snel achter elkaar op. De motor
wordt afgezet en de bedieningsmodus
wordt op "ACC" gezet.
Opmerking Probeer de motor niet af te
zetten met de bedieningsmodus op een
andere stand dan "P" (parkeren)
(automatische versnellingsbak). Als de
motor wordt afgezet met de
versnellingspook in een andere stand
dan "P" (parkeren), wordt de
bedieningsmodus op "ACC" gezet i.p.v.
"OFF". Zet eerst de versnellingspook in
de stand "P" (parkeren) en zet dan de
bedieningsmodus op "OFF".
1. Breng het voertuig tot stilstand.
2. Schakel de parkeerrem volledig in,
terwijl u het rempedaal intrapt.
3. Druk op voertuigen met een
handgeschakelde versnellingsbak op
de motorschakelaar om de motor af te
zetten en zet de versnellingspook in de
1e versnelling (heuvelopwaarts) of de
stand "R" (achteruit) (heuvelafwaarts).
Zet op voertuigen met een
automatische versnellingsbak de
versnellingspook in de stand "P"
(parkeren) en druk op de
motorschakelaar om de motor af te
zetten.Leerproces hoeveelheid ingespoten
brandstof
Om de uitlaatgasemissies en het
motorgeluid zo laag mogelijk te houden,
voert de motor heel soms een
leerproces van de hoeveelheid
ingespoten brandstof uit.
Tijdens het leerproces klinkt de motor
iets anders dan normaal. De
verandering in het motorgeluid duidt
niet op een storing.
Als de Keyless Operation-sleutel
niet naar behoren werkt
Steek de Keyless Operation-sleutel in
het contactslot. Nu zou de motor
gestart en de bedieningsmodus
gewijzigd moeten kunnen worden.
Neem de Keyless Operation-sleutel uit
het contactslot, als de motor is gestart
of als de bedieningsmodus wordt
veranderd.Opmerking Steek niets anders in het
contactslot dan de Keyless
Operation-sleutel. Dit zou schade of
storingen kunnen veroorzaken.
Opmerking Verwijder objecten of extra
sleutels van de Keyless Operation-
sleutel, voordat de sleutel in het
contactslot wordt gestoken. Anders zou
het kunnen gebeuren dat het voertuig
de geregistreerde ID-code niet van de
geregistreerde sleutel kan ontvangen.
Daardoor start de motor niet en kan de
bedieningsmodus niet worden
gewijzigd.
Opmerking Als de Keyless
Operation-sleutel zoals weergegeven in
het contactslot wordt gestoken, zit de
sleutel vast. Trek de sleutel in dezelfde
toestand weer naar buiten.
249AHA103547
163
Herinnering Keyless Operation-
sleutel*
(Indien aanwezig)
Als de bedieningsmodus op "OFF"
staat en het bestuurdersportier wordt
geopend, terwijl de Keyless
Operation-sleutel nog in het contactslot
zit, gaat het waarschuwingslampje
knipperen, gaat de externe zoemer
ongeveer 3 seconden af en gaat de
interne zoemer ongeveer 1 minuut af
om u eraan te herinneren dat u de
sleutel moet verwijderen.
BELANGRIJK
89)In sommige gevallen kan, wanneer de
motor wordt afgezet, de elektrische
ventilator nog maximaal 120 seconden
blijven werken.
90)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
91)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
92)Onthoud dat de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om
die reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
93)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
94)Laat de contactsleutel los zodra de
motor is gestart, om schade aan de
startmotor te voorkomen.
95)Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te slepen of te duwen.
96)Voer het motortoerental of de
voertuigsnelheid nooit hoog op, voordat de
motor de kans heeft gekregen om op te
warmen.97)Zet de motor nooit onmiddellijk af nadat
met hoge snelheid of heuvelopwaarts is
gereden, als het voertuig is uitgerust met
een turbocompressor. Laat eerst de motor
stationair draaien om de turbocompressor
de kans te geven om af te koelen.
98)Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale prestaties
van het voertuig te eisen (bijv. snel
accelereren, lange afstanden op
topsnelheid, krachtig remmen etc.).
99)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
BELANGRIJK
221)Laat de motor nooit langer in een
afgesloten of slecht geventileerde ruimte
draaien dan nodig is om het voertuig uit de
ruimte te rijden. Koolmonoxidegassen zijn
geurloos en kunnen dodelijk zijn.
222)Bedien de motorschakelaar nooit
tijdens het rijden, behalve in noodgevallen.
Als de motor tijdens het rijden wordt
afgezet, werkt het servomechanisme van
de remmen niet meer en neemt de
remwerking af. Bovendien werkt de
stuurbekrachtiging niet en moet meer
moeite worden gedaan om te sturen. Dit
zou tot een ernstig ongeval kunnen leiden.
250AHA103505
164
STARTEN EN RIJDEN
Opmerking Gebruik van enige andere
delen dan de daarvoor bestemde
sleepogen, zou kunnen leiden tot
schade aan de carrosserie.
Gebruik van een sleepkabel of metalen
ketting kan leiden tot schade aan de
carrosserie. Gebruik van een sleeptouw
wordt aanbevolen. Wikkel bij gebruik
van een sleepkabel of een metalen
ketting een doek om het punt waar die
de carrosserie raakt.
Zorg ervoor dat het sleeptouw zo
horizontaal mogelijk wordt gehouden.
Een gedraaid sleeptouw kan de
carrosserie beschadigen.
Bevestig het sleeptouw aan het
sleepoog dat aan dezelfde kant zit, om
het touw zo recht mogelijk te houden.
2. Laat de motor draaien. Als de motor
niet draait, verricht dan de volgende
handeling om het stuurwiel te
ontgrendelen.[Behalve voor voertuigen met het
Keyless Operation-systeem] Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
naar de stand "ACC" of "ON". Draai de
contactschakelaar op voertuigen met
een automatische versnellingsbak naar
de stand "ON". [Voor voertuigen met
het Keyless Operation-systeem] Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een handgeschakelde versnellingsbak
op "ACC" of "ON". Zet de
bedieningsmodus op voertuigen met
een automatische versnellingsbak op
"ON".
Opmerking Druk op voertuigen met het
Start&Stop-systeem op de
uitschakelaar van de Start&Stop om het
Start&Stop-systeem uit te schakelen,
voordat u de motor afzet. Raadpleeg
"Uitschakelen"
175) 176)
3. Zet de versnellingspook van zowel
voertuigen met handgeschakelde als
automatische versnellingsbakken in de
stand "N" (vrijstand).
4. Zet op voertuigen met 4WD de
rijmodusschakelaar in de stand "2H".
5. Schakel, indien wettelijk verplicht, de
alarmknipperlichten in. (Volg de
plaatselijke verkeerswetgeving en
-voorschriften).
6. Zorg er tijdens het slepen voor dat
het contact tussen de bestuurders van
beide voertuigen behouden blijft en dat
de voertuigen met lage snelheid rijden.
317) 318) 319)
Als met uw voertuig een ander
voertuig gesleept moet worden
(alleen voertuigen met een
trekhaak)
320) 321) 322) 323) 324) 325)
De trekhaak zit aan de achterkant van
het voertuig op de plaats die in de
afbeelding wordt weergegeven.
Bevestig het sleeptouw aan de
trekhaak. Verder zijn de instructies
hetzelfde als voor "Als uw voertuig door
een ander voertuig gesleept moet
worden".
Opmerking Gebruik van enige andere
delen dan de daarvoor bestemde
trekhaak, zou kunnen leiden tot schade
aan de carrosserie.
177)
Opmerking Sleep geen voertuigen die
zwaarder zijn dan uw eigen voertuig.
406AHA102423
407AHA104326
244
NOODGEVALLEN
ALFABETISCH
REGISTER
Aandachtig doorlezen...........2
Aanhangwagens trekken........83
Aansteker..................86
Accu....................281
Achterbank.................38
Achterklep..................35
Achterportieren met kinderslot
(dubbele cabine)............34
Achterruitverwarmingsschakelaar . . .75
Achterste differentieelslot.......190
Achteruitkijkcamera...........215
Achteruitkijkspiegel............45
Achteruitkijkspiegels...........45
Actieve veiligheidssystemen......148
Afmetingen voertuig...........299
Airbag aanvullend
veiligheidssysteem (SRS)......137
Airconditioning met automatische
klimaatregeling.............67
Airconditioningssysteem.........61
Algemeen onderhoud..........284
Asbak....................86
Automatische versnellingsbak. . . .171
Banden..................290
Banden en wielen............312
Bekerhouder................90
Belading...................83Belangrijke adviezen voor gebruik
van de airconditioning.........74
Besturing onder slechte
rijomstandigheden..........246
Brandstofkeuze..............92
Brandstofverbruik............319
Buitenspiegels...............46
Buitenverlichting..............49
Centrale portiervergrendeling.....32
Claxonschakelaar.............44
Combinatieschakelaar koplampen
en dimlicht................49
Contactslot.................27
Cruise control...............199
De binnenkant van het voertuig
reinigen.................285
De buitenkant van het voertuig
reinigen.................287
De koplampen afdekken.........54
De motor starten en afzetten.....161
Dead Lock-systeem...........33
Dieselroetfilter...............80
Digitale klok.................87
Easy Select 4WD............177
Een band vervangen..........235
Elektrisch systeem............311
Elektrische ruitbediening.........77
Elektronische startonderbreker.....14
Emissie...................319
Era Glonass................221Etiketten op het voertuig........295
Flessenhouder..............90
Gebruik van het Instructieboek
.....3
Gebruik van het voertuig onder
zware omstandigheden.......272
Geprogrammeerd
onderhoudsschema.........267
Gereedschap, krik en
krikhandgreep.............231
Gewichten.................306
Gordelspanners.............121
Grafische inhoudsopgave.........9
Handgeschakelde versnellingsbak
.169
Hendel richtingaanwijzers........52
Het brandstofsysteem ontluchten . .230
Hoofdsteunen...............41
Hoogte- en diepteverstelling
stuurwiel.................43
Instrumenten................97
Interieuruitrusting.............85
Interieurverlichting.............55
ISOFIX-plaatsen.............126
Jashaak...................91
Katalysator.............80,275
Keyless invoersysteem..........15
Keyless Operation-systeem.......18
Kinderzitjes.............123 ,126
Koppelingsvloeistof...........280