BELANGRIJK
ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op
de passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Daarom moet de passagiersairbag
altijd uitgeschakeld worden als een kinderzitje
tegen de rijrichting in gemonteerd wordt op
de voorste passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aanraking komt met
het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is
verwijderd.
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN
KINDERZITJES
Plaats NOOIT een kinderzitje tegen de rijrichting in
op de voorstoel met een actieve passagiersairbag. Als
bij een botsing de airbag wordt opgeblazen, kan dit
leiden tot dodelijk letsel van het kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld op het
etiket fig. 130 op de zonneklep aan passagierszijde in
acht.Handmatige uitschakeling van frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat achterstevoren op
de voorstoel is geplaatst vervoerd moet worden,
schakel dan de frontairbag en de zijairbag aan
passagierszijde uit (voor bepaalde markten/versies).
BELANGRIJK Voor het uitschakelen van de
passagiersairbags (front- en zijairbags, voor bepaalde
versies/markten) wordt verwezen naar de paragraaf
“Display” in het hoofdstuk “Kennismaking met
het instrumentenpaneel”.
Wanneer de passagiersairbags (front- en zijairbags,
voor bepaalde versies/markten) weer worden
ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje uit.
Het controlelampje
op het middelste dashboard
fig. 131 geeft de status van de passagiersbescherming
aan.
fig. 130F0T0950
133
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
In sommige versies gaat in het geval van
een storing van de led
(bevindt zich
op de plaat van het instrumentenpaneel), het
lampje
op het instrumentenpaneel branden
en worden de airbags aan de passagierszijde
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
Bedek bij voertuigen met zijairbags de
rugleuning van de voorstoelen niet
met extra hoezen.
BELANGRIJK
Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt .
BELANGRIJK
Als de contactsleutel in stand MAR
staat , ook wanneer de motor is uitgezet ,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden als
de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook al staat
de auto stil, GEEN tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
gemonteerd worden. Als bij een botsing de
airbag wordt opgeblazen, kan dit leiden tot
ernstig letsel en zelfs tot de dood van het kind.
Daarom moet de passagiersairbag altijd
uitgeschakeld worden als een kinderzitje tegen
de rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet de
voorste passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen dat
het kinderzitje eventueel in aanraking komt met
het dashboard. Schakel de passagiersairbag
onmiddellijk weer in als het kinderzitje is
verwijderd. Onthoud tevens dat als de
startinrichting in de stand STOP staat , bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem (airbags
of gordelspanners) geactiveerd wordt . In dat
geval duidt de uitgebleven activering niet op
een storing van het systeem.
138
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Laat het airbagsysteem controleren door
een Fiat Servicenetwerk als de auto
gestolen werd, bij poging tot diefstal of indien
de auto aan vandalisme of een overstroming
onderworpen is geweest .
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve frontairbag
aan passagierszijde) op het middelste
dashboard enkele seconden knipperen, om
eraan te herinneren dat de passagiersairbag bij
een botsing geactiveerd wordt . Hierna moet
het lampje doven.
BELANGRIJK
De activeringsdrempel van de airbag is
hoger dan die van de gordelspanners. Bij
aanrijdingen die tussen deze twee
drempelwaarden liggen, is het normaal dat
alleen de gordelspanners in werking treden.
BELANGRIJK
De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags niet
worden ingeschakeld bij frontale botsingen
bij lage snelheden, zijdelingse botsingen,
botsingen achterop en over de kop slaan,
worden de inzittenden in die gevallen
uitsluitend door de veiligheidsgordels
beschermd, die dus altijd gedragen moeten
worden.
139
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronische
startblokkering: zie bij startproblemen de paragraaf
"Fiat CODE" in het hoofdstuk "Dashboard en
bediening".
Direct na het starten van de motor, vooral als de
auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets
meer geluid produceren. Dit geluid, dat niet
schadelijk is voor de werking van de motor, wordt
veroorzaakt door de hydraulische klepstoters: het
distributiesysteem van de auto dat bijdraagt aan een
vermindering van de onderhoudswerkzaamheden.
Het verdient aanbeveling om gedurende
de eerste kilometers niet de maximale
prestaties van uw auto te eisen (bijv. snel
accelereren, langdurig rijden met hoge
toerentallen, krachtig remmen enz.).
Laat de contactsleutel niet in stand MAR
staan als de motor stilstaat , zodat de
accu niet onnodig wordt ontladen.
BELANGRIJK
Het is gevaarlijk om de motor te laten
draaien in een afgesloten ruimte. De
motor verbruikt zuurstof en produceer t
kooldioxide, koolmonoxide en andere giftige
gassen.
BELANGRIJK
Houd er rekening mee dat de rem- en de
stuurbekrachtiging niet werken zolang
de motor niet is aangeslagen, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van het
rempedaal en het stuur.
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het
gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand AVV en laat de
sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
140
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen - geel) -
STORING IN
MOTORMANAGEMENTSYSTEEM
EOBD (benzine-uitvoeringen - geel)
Storing inspuitsysteem
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Na het starten van de motor moet het
lampje doven.
Als het lampje blijft branden of gaat branden tijdens
de rit, geeft dit aan dat het inspuitsysteem niet
juist werkt, waardoor de prestaties achteruit kunnen
gaan, de auto slechter kan gaan rijden en het
brandstofverbruik kan toenemen.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
Onder deze omstandigheden kan verder worden
gereden, maar moeten zware inspanningen van
de motor of hoge snelheden worden vermeden.
Wendt u in ieder geval tot het Fiat Servicenetwerk.
Storing in motormanagementsysteem EOBD
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Na het starten van de motor moet het
lampje doven.
Dit geeft aan dat het waarschuwingslampje correct
werkt. Als het waarschuwingslampje gaat of blijft
branden tijdens het rijden:continu branden - duidt op een defect in het
inspuit-/ontstekingssysteem, waardoor de emissie
van schadelijke uitlaatgassen toeneemt, de
prestaties achteruit kunnen gaan, de auto slechter
kan gaan rijden en het brandstofverbruik kan
toenemen. Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display. Onder
deze omstandigheden kan verder worden gereden,
maar moeten zware inspanningen van de motor
of hoge snelheden worden vermeden. Als lang met
een brandend waarschuwingslampje wordt
doorgereden, kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk. Het lampje dooft als de storing
verdwijnt. De storing wordt door het systeem
in het geheugen opgeslagen.
knipperend: duidt op een mogelijke beschadiging
van de katalysator (zie "EOBD-systeem" in het
hoofdstuk "Dashboard en bediening"). Als het
lampje knippert, moet het gaspedaal worden
losgelaten zodat de motor met lage toerentallen
draait en het lampje niet meer knippert; u kunt
met matige snelheid doorrijden waarbij
rij-omstandigheden moeten worden vermeden die
kunnen leiden tot het opnieuw gaan knipperen
van het lampje. Wendt u zo snel mogelijk tot het
Fiat Servicenetwerk.
156
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING - FIAT CODE
(geel) - STORING DIEFSTALALARM
(indien aanwezig - geel) -
INBRAAKPOGING (geel)
Storing elektronische startblokkering Fiat
CODE.
Als het lampje continu brandt en de contactsleutel
staat in stand MAR, geeft dit een mogelijke storing
aan (zie "Fiat Code" in het hoofdstuk "Dashboard en
bediening").
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
BELANGRIJK Als de lampjes
entegelijk
branden, dan is er een storing in de Fiat CODE.
Als bij draaiende motor het lampje
knippert,
geeft dit aan dat de auto niet wordt beschermd door
het startblokkeersysteem (zie "Fiat Code" in het
hoofdstuk "Dashboard en bediening").
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om alle sleutels
in het geheugen te laten opslaan.
Storing diefstalalarm
Als het lampje
(of het symbool op het display)
gaat branden, is er een storing in het diefstalalarm.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende
melding op het display.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.Inbraakpoging
Als het lampje snel knippert of als het symbool op
het display gaat branden, dan is er een inbraakpoging
gesignaleerd. Op enkele uitvoeringen verschijnt de
bijbehorende melding op het display.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
ALGEMENE STORINGSMELDING
(geel)
Het lampje gaat branden als een van de volgende
gebeurtenissen optreedt.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden als een storing in de
oliedruksensor wordt gesignaleerd.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
Storing buitenverlichting
Het lampje gaat branden (bepaalde uitvoeringen) als
er een storing is in een van de volgende systemen:
buitenverlichting
remlichten
mistachterlichten
richtingaanwijzers
kentekenverlichting.
159
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING PARKEERSENSOR (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als een storing in de
parkeersensor wordt gesignaleerd.
Op enkele uitvoeringen gaat het lampje
branden.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de
betreffende melding.
STORING START&STOP SYSTEEM
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als een storing in het
Start&Stop systeem wordt gedetecteerd. Op enkele
uitvoeringen gaat het lampje
branden.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Bij enkele uitvoeringen verschijnt op het display de
betreffende melding.
ASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD
(geel)
Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld door
het indrukken van de knop ASR OFF.
Het lampje gaat branden om te bestuurder te
waarschuwen dat het systeem is uitgeschakeld.
Als de ASR OFF knop weer wordt ingedrukt, gaan
het waarschuwingslampje uit om de bestuurder
te informeren dat het systeem weer is ingeschakeld.
INSCHAKELING TRACTION
PLUS-SYSTEEM (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Het lampje gaat branden als het Traction Plus-
systeem wordt ingeschakeld door het indrukken van
de T+ knop op het dashboard.
De led op de knop gaat branden.
Storing Traction Plus-systeem
Wanneer de sleutel naar MAR wordt gedraaid en het
waarschuwingslampje tijdens het rijden blijft
branden of gaat branden samen met de led op de
knop en het waarschuwingslampje
, contact
opnemen met het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt een speciaal bericht.
161
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR) (groen)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden
en op het display verschijnt een melding als de
draaiknop van de cruise-control in stand ON wordt
gezet.
BUITENVERLICHTING (groen) -
FOLLOW ME HOME (groen)
Buitenverlichting
Het lampje gaat branden als de buitenverlichting
wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden als de functie "Follow me
home" wordt ingeschakeld (zie "Follow me home" in
het hoofdstuk "Dashboard en bediening").
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
MISTLAMPEN VOOR (groen)
Het lampje gaat branden als de mistlampen worden
ingeschakeld.
MISTACHTERLICHTEN (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER LINKS
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de rechter
richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
(groen - knipperend)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,
tegelijkertijd met het lampje van de linker
richtingaanwijzer, als de drukknop voor de
waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
162
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER