BELANGRIJK
Rijd nooit met open dashboardkastje:
het kan de passagier in geval van een
botsing verwonden.VOORSTE STOPCONTACT (12V)
Dit bevindt zich op de tunnelconsole fig. 64 en werkt
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
Til deksel B op om fig. 64 te gebruiken.
STOPCONTACT ACHTER (12V)
Dit bevindt zich op de bagageruimte fig. 65 en werkt
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
De aansteker bevindt zich op de tunnelconsole. Druk
op knop A fig. 64 met de contactsleutel in stand
MAR, om de aansteker in te schakelen.
Na enkele seconden keert de knop terug naar de
beginstand en is de aansteker gebruiksklaar.
fig. 62F0T0187
fig. 63F0T0069fig. 64F0T0454
69
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Gebruik de asbak niet als prullenbak: de
inhoud kan door sigarettenpeuken in
brand raken.
ZONNEKLEPPEN
De zonnekleppen aan bestuurders- en passagierszijde
fig. 68 kunnen omhoog en omlaag en naar de zijkant
gezet worden.
Er is ruimte voor het opbergen van kaartjes achter
de zonneklep aan bestuurderszijde.
Op de zonneklep aan passagierszijde is bij sommige
uitvoeringen een spiegel voorzien.DOCUMENTENKLEM
(voor bepaalde versies/markten)
Een documentenklem is gemonteerd in het midden
van het dashboard boven het radiocompartiment. Bij
sommige uitvoeringen kan dit onderdeel gebruikt
worden als boekensteun, fig. 69.
Om hem op die manier te gebruiken:
til de boekensteun vanaf de achterkant op, zoals
aangegeven met de pijl (detail A).
In verticale stand staat de boekensteun in
leesstand (detail B).
BELANGRIJK
Laat tijdens het rijden de boekensteun
niet in de verticale stand staan.
fig. 68F0T0188fig. 69F0T0408
71
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de motor wordt uitgeschakeld verschijnt het
symbool fig. 105 op het display, afhankelijk van de
uitrusting.
Herstartmodus van de motor
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de motor opnieuw
te starten.
MET AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
Zet de versnellingspook vanuit de stand N in een
willekeurige versnelling, of laat het rempedaal los of
zet de versnellingspook in de stand (+), (-) of R.
HANDMATIG IN- EN UITSCHAKELEN
Het systeem kan met de knop op het dashboard
afgebeeld in fig. 106 worden in- en uitgeschakeld. Als
het systeem is uitgeschakeld, brandt het lampje op
de knop. Bovendien worden bij specifiekeuitvoeringen extra identificatiegegevens op het
dashboard gegeven m.n. het bericht voor de in- en
uitschakeling van het Stop&Start systeem.
OMSTANDIGHEDEN WAARONDER DE
MOTOR NIET WORDT UITGESCHAKELD
Bij ingeschakeld systeem wordt de motor onder
bepaalde omstandigheden om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid niet afgezet:
koude motor;
zeer koude buitentempertuur, speciaal symbool
voorzien;
accu onvoldoende opgeladen;
regeneratie van het roetfilter in uitvoering (enkel
bij dieselmotoren);
niet gesloten bestuurdersportier;
veiligheidsgordel bestuurder niet omgedaan;
fig. 105F0T0425fig. 106F0T0426
103
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
geleverd is, om er zeker van te zijn dat dit het juiste
type is voor de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van kinderzitjes
onder de norm ECE-R44, die ze in vijf
gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kg
Alle beveiligingssystemen moeten voorzien zijn van
de typegoedkeuringsgegevens en het keurmerk
op een label dat stevig bevestigd moet zijn op het
kinderzitje en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Fiat Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes
voor elke gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik
van deze kinderzitjes is sterk aanbevolen, want
ze zijn speciaal ontworpen voor Fiat voertuigen.
BELANGRIJK
ERNSTIG GEVAAR: Plaats NOOIT een
kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een
actieve passagiersairbag. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag ernstig
letsel en zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te vervoeren: bij
een ongeval biedt de achterbank de meeste
bescherming.
BELANGRIJK
Mocht het toch nodig zijn om een kind
in een kinderzitje achterstevoren op
de voorste passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de frontairbag en zijairbag aan
passagierszijde (voor bepaalde versies/markten)
worden uitgeschakeld via het Setup menu.
Controleer in dergelijke gevallen steeds of de
airbags effectief zijn uitgeschakeld door na
te gaan of het
waarschuwingslampje op het
middelste dashboard brandt . Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het
dashboard.
121
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Belangrijkste veiligheidsvoorschriften voor het
vervoeren van kinderen
Belangrijke aanbevelingen voor het veilig vervoeren
van kinderen:
Monteer de kinderzitjes op de achterbank, omdat
die plaats bij een ongeval de meeste bescherming
biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in kinderzitjes die
tegen de rijrichting in gemonteerd zijn, tot ze 3-4
jaar zijn.
Als de passagiersfrontairbag buiten werking is
gesteld, controleer dan altijd of het
controlelampje
op het middelste dashboard
brandt fig. 127 om er zeker van te zijn dat de
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Neem de aanwijzingen die de producent verplicht
bij het kinderzitje moet leveren zorgvuldig in acht.
Bewaar deze aanwijzingen samen met de overige
documenten en dit instructieboek in het voertuig.Gebruik geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor uitsluitend één
kind: vervoer nooit twee kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet langs de nek
van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door
eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het kind geen
verkeerde houding aanneemt of de gordels
losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale gordelgedeelte
onder zijn arm of achter zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen
pasgeborenen. Niemand is in staat om een kind
vast te houden bij een ongeval.
Als het voertuig betrokken is geweest bij een
middelzwaar ongeluk, vervang het kinderzitje dan
door een nieuwe. Bovendien, en afhankelijk van
het type kinderzitje dat geïnstalleerd is, moeten de
isofix-verankeringen of de veiligheidsgordel
waarmee het kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
fig. 127F0T0505
129
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Elk kinderzitje gemonteerd in de rijrichting van het
voertuig op de buitenste zijden van de achterbank,
onafhankelijk van de gewichtsgroep, moet worden
gemonteerd na het verwijderen van de
overeenkomende hoofdsteun van de achterbank.
Dit is NIET van toepassing op kinderzitjes die
uitsluitend bestaan uit een zitting (zonder
rugleuning). U moet zulke kinderzitjes installareen
wanneer de overeenkomende hoofdsteun
gemonteerd is.AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
airbags aan passagiers- en bestuurderszijde ter
bescherming van bekken, borst en schouders
(zijairbags).
De plaats van de airbags in het voertuig is
gemarkeerd met het woord "AIRBAG" in het midden
van het stuurwiel, op het dashboard, op de bekleding
aan de zijkant of met een sticker die in het gebied
waar de airbag wordt opgeblazen zit.
130
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
FRONTAIRBAGS
Het voertuig is uitgerust met frontairbags voor
bestuurder en passagier (voor bepaalde
versies/markten).
De frontairbags voor bestuurder en passagier (voor
bepaalde versies/markten, waar voorzien) zijn
ontworpen om de inzittenden voorin te beschermen
bij middelzware en zware frontale botsingen, door
de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of het
dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij andere
soorten botsingen (botsingen opzij, achterop, over
de kop slaan enz.), wijst dit niet op een storing
van het systeem.
In geval van een frontale botsing wordt de airbag
opgeblazen door een elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op tussen de
inzittende voorin en het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende wordt
opgevangen en de kans op verwondingen wordt
beperkt. Na het opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags voor bestuurder en passagier (voor
bepaalde versies/markten, waar voorzien) zijn geen
vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels, zoals
trouwens bij de wet voorgeschreven is in alle
Europese landen en de meeste landen daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die geen
veiligheidsgordel dragen, in contact komen met een
airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Onderdeze omstandigheden wordt de inzittende minder
door de airbag beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het voorkomen
dat de frontairbags niet worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk vervormbare
onderdelen, die niet het front van het voertuig
zijn (bijv. spatbord tegen de vangrail, etc. );
de auto schuift onder andere auto’s of
veiligheidsbarrières (bijvoorbeeld onder
vrachtwagens of vangrails);
Als de airbags onder de hierboven beschreven
omstandigheden niet opgeblazen worden, dan bieden
ze geen aanvullende bescherming ten opzichte van
de veiligheidsgordels, zodat hun activering geen
zin heeft. In deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van het systeem.
BELANGRIJK
Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel, op het
dashboard in de zone van de passagiersairbag
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen
(bijv. mobiele telefoons) op het dashboard
aan passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en tevens de inzittenden ernstig
kunnen verwonden.
De frontairbags voor bestuurder en passagier zijn
ontworpen en afgesteld om inzittenden voorin met
131
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
omgelegde veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig opgeblazen zijn, nemen
ze bijna alle ruimte in beslag tussen het stuurwiel
en de bestuurder en tussen het dashboard en de
passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de bescherming
van de omgelegde gordel volstaat) worden de airbags
niet opgeblazen. De veiligheidsgordels moeten dus
altijd gedragen worden. Bij een frontale aanrijding
zorgen de veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden gehouden.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen
dat in een speciale ruimte in het midden van het
stuurwiel is geplaatst fig. 128.FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen
dat in een speciale ruimte in het dashboard is
opgeborgen: fig. 129 deze airbag heeft een groter
volume dan de bestuurdersairbag.
fig. 128F0T0052fig. 129F0T0033
132
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER