8) Instelknop tijd "terug"
9) Waarschuwingslampje
verwarmingscyclus
Directe inschakeling verwarming
Druk op de toets 6 van de timer om het
systeem handmatig in te schakelen:
het display en het
waarschuwingslampje 9 lichten op en
blijven branden zolang het systeem
actief is.
De inschakeltijd verdwijnt na 10
seconden.
Geprogrammeerde inschakeling
van de verwarming
Alvorens de inschakeling van het
systeem te programmeren, moet de
klok op de juiste tijd worden ingesteld.
De inschakeltijd programmeren
Ga als volgt te werk om de inschakeltijd
te programmeren:
druk op de toets 4: op de display
gaan het symbool 10 of de zonet
ingestelde tijd en het nummer 5 van de
daarvoor ingestelde tijd 10 seconden
branden.
BELANGRIJK Indien de andere
vooringestelde tijden moeten worden
opgeroepen, druk dan binnen 10
seconden een of meerdere malen op
de toets 4,– druk binnen 10 seconden op de toets
3 of 8 om de gewenste inschakeltijd
te selecteren.
BELANGRIJK Ter bevestiging van het
opslaan van de tijd:
verdwijnt de inschakeltijd;
verschijnt het voorkeuzenummer 5;
wordt de display verlicht.
BELANGRIJK Bij inschakeling van de
brander:
licht het
branderwaarschuwingslampje 9 op het
display op;
dooft het voorkeuzenummer 5.
Standaardinstellingen:
Vooringestelde tijd 1: 6:00
Vooringestelde tijd 2: 16:00
Vooringestelde tijd 3: 22:00
BELANGRIJK Door een nieuwe
instelling worden de fabrieksinstellingen
gewist. Vooringestelde tijden worden
opgeslagen tot de volgende wijziging.
Als de klok wordt losgekoppeld van het
boordnetwerk (bijv. als de accu is
losgekoppeld), worden de
fabrieksinstellingen hersteld.De geprogrammeerde inschakeltijd
uitschakelen
Druk kort op de toets 4 om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wissen: de verlichting van het display
dooft en het nummer 5 van de
vooringestelde tijd verdwijnt.
Een van de geprogrammeerde
inschakeltijden oproepen
Druk binnen 10 seconden op de toets 4
tot het programmanummer met de
gewenste vooringestelde tijd wordt
weergegeven.
De door u gewenste vooringestelde tijd
wordt na circa 10 seconden
automatisch ingesteld zonder dat dit
met een andere toets hoeft te worden
bevestigd.
Schakel de vooringestelde tijd in
rekening houdend met de
veiligheidsaanwijzingen voor de werking
van de zelfstandige verwarming
(raadpleeg de handleiding voor gebruik
van de zelfstandige verwarming).
BELANGRIJK De zelfstandige
verwarming schakelt in op de
vooringestelde tijd, zowel als het
voertuig geparkeerd is als tijdens het
rijden.
41
BELANGRIJK Volg de hiervoor
beschreven instructies om de
geprogrammeerde inschakeltijd te
wijzigen of te wissen.
De verwarming uitschakelen
Naargelang de wijze waarop het
systeem is ingeschakeld (automatisch
of handmatig) kan het systeem als volgt
worden uitgeschakeld:
automatischals de ingestelde
werkingsduur is verstreken; als de
ingestelde tijd voorbij is, schakelt het
display uit;
handmatigdruk opnieuw op de
knop “prompte verwarming” van de
timer (vlam toets 6).
In beide gevallen doven het
waarschuwingslampje van de
verwarming en de displayverlichting,
schakelt de ventilator van het
verwarmingssysteem in het interieur uit
en stopt de verbranding.
De circulatiepomp blijft nog ongeveer
twee minuten werken om zoveel
mogelijk warmte van de verwarming af
te voeren; in deze fase kan de
verwarming opnieuw worden
ingeschakeld.
BELANGRIJK De standverwarming
schakelt uit wanneer de accuspanning
laag is, zodat het starten van de motor
mogelijk blijft.BELANGRIJK Controleer alvorens het
systeem in te schakelen of het
brandstofpeil boven het reserveniveau
staat. Zoniet kan het systeem blokkeren
en moet u zich wenden tot het Fiat
Servicenetwerk.
Tijdens het tanken en in de nabijheid
van tankstations moet de verwarming
altijd worden uitgeschakeld om
brandgevaar en/of ontploffingen te
voorkomen.
Parkeer het voertuig niet boven
papier, gras of droge bladeren:
brandgevaar!
In de nabijheid van de verwarming
mag de temperatuur niet boven 120 °C
komen (bijv. bij spuitwerkzaamheden
in de werkplaats). Bij hogere
temperaturen kunnen de onderdelen
van de elektronische regeleenheid
beschadigd raken.
Wanneer de motor is uitgezet,
verbruikt de ingeschakelde verwarming
elektrische energie van de accu;
daarom is het van belang dat de motor
blijft draaien om de accu voldoende
op te laden.
Om het koelvloeistofniveau te
controleren, volg de instructies die in de
paragraaf “Koelvloeistof” in het
hoofdstuk “Onderhoud van de auto”
zijn beschreven. Het water in het
motorkoelsysteem moet minstens 10%
antivries bevatten.
Voor onderhoud en reparaties dient
men zich uitsluitend tot het Fiat
Servicenetwerk te wenden. Gebruik
uitsluitend originele onderdelen.
ONDERHOUD
De extra verwarming dient regelmatig
(in elk geval voor het winterseizoen)
door het Fiat Servicenetwerk te worden
gecontroleerd. Dit garandeert een
veilige en zuinige werking en een lange
levensduur van de verwarming.
EXTRA VERWARMING
ACHTER (Panorama en
Combinato)
(voor bepaalde versies/markten)
De Panorama- en Combiversies
beschikken over een
hoofdverwarmingssysteem en een extra
verwarming (optioneel), met
bedieningsknoppen in de
hemelbekleding boven de tweede rij
stoelen fig. 64.
Deze verwarming kan worden
ingeschakeld door op de knop F fig. 65
op het instrumentenpaneel te drukken.
42
KENNISMAKING MET DE AUTO
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.EOBD-SYSTEEM ............................ 52
BEDIENINGSPANEEL EN
BOORDINSTRUMENTEN ................ 53
DISPLAY ........................................ 55
TRIP COMPUTER ........................... 57
LAMPJES EN BERICHTEN ............. 59
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU/
HANDREM AANGETROKKEN ............ 59
- STORING EBD ................................. 60
- STORING AIRBAGSYSTEEM ........... 60
- GORDELVERKLIKKER ..................... 61
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 62
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 62
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 63
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 63
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 64
-STORING STUURBEKRACHTIGING . 64
- STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 64
- STORING EOBD/INSPUIT-
SYSTEEM ........................................... 66
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM ................ 67
-STORING ABS .................................. 67
- BRANDSTOFRESERVE .................... 68
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 68
-WAARSCHUWING LAAG NIVEAU
ADDITIEF DIESELEMISSIE (UREUM) .. 69
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 69
-MISTACHTERLICHTEN ..................... 69- ALGEMENE
STORINGSWAARSCHUWING ............ 70
-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 71
- REMBLOKSLIJTAGE ........................ 72
-DRIVING ADVISOR ........................... 72
- TPMS ............................................... 73
-DIMLICHT ......................................... 74
-FOLLOW ME HOME ......................... 74
- RICHTINGAANWIJZER LINKS .......... 74
- RICHTINGAANWIJZER RECHTS ...... 74
- MISTLAMPEN .................................. 75
- CRUISE CONTROL .......................... 75
- SPEED LIMITER ............................... 75
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 75
- GROOTLICHT .................................. 76
-"UP" FUNCTIE .................................. 76
-STORING BUITENVERLICHTING ...... 77
-DEFECT
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAGE
MOTOROLIEDRUK.............................. 77
-STORING REMLICHTEN ................... 77
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 78
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 78
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 78
-GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD .................................... 78
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ....................... 79
-INDICATIE STORING
COMFORT-MATIC-SYSTEEM .............. 79
-STORING PARKEERSENSOR ........... 79
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 79
50
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
doorlopende diagnose uit op
onderdelen die bij de uitstoot van
uitlaatgassen betrokken zijn.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder met een brandend lampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een bericht op het multifunctionele
display (voor bepaalde versies/
markten)), wanneer de toestand van
deze onderdelen verslechtert (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het doel van het EOBD-systeem is:
de werking van het systeem
controleren;
signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig;
de noodzaak aangeven om
beschadigde onderdelen te vervangen.
Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.BELANGRIJK Na eliminatie van de
storing, zal het Fiat Servicenetwerk het
systeem volledig controleren, tests
verrichten op de proefbank en zo nodig
een proefrit over langere afstand
maken.
52
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
.
Versies met multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
75F1A0356
53
Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel display
A. Snelheidsmeter – B. Display – C. Toerenteller – D. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – E. Brandstofmeter
met reservelampje
6)
BELANGRIJK
6)Als de wijzer van de koelvloeistoftemperatuur in de rode zone komt, zet dan onmiddellijk de motor uit en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
76F1A0358
54
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
DISPLAY
(voor bepaalde versies/markten)
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display of met een
herconfigureerbaar multifunctioneel
display, waarop informatie kan worden
weergegeven die tijdens het rijden
nuttig en noodzakelijk is.
"STANDAARD" SCHERM
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 77:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in
km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur
EStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht).OpmerkingWanneer een portier wordt
geopend, wordt het display
ingeschakeld en worden het tijdstip en
het aantal afgelegde kilometers of
mijlen enkele seconden weergegeven.
"STANDAARD" SCHERM
HERCONFIGUREERBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Het standaardscherm toont de
volgende informatie fig. 78:
ATijd
BDatum of weergave dagteller in
kilometers (of mijlen)
CKilometerteller (weergave aantal
gereden kilometers/mijlen)
DStand hoogteregeling koplampen
(alleen bij ingeschakeld dimlicht)
EBuitentemperatuur (voor bepaalde
versies/markten)SCHAKELINDICATOR
(voor bepaalde versies/markten)
Het GSI-systeem (Gear Shift Indicator)
adviseert de bestuurder wanneer een
andere versnelling in te schakelen
via een speciale melding op het
instrumentenpaneel.
Via de GSI wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat een andere
versnelling brandstofbesparing kan
opleveren.
Wanneer het pictogram SHIFT UP (
SHIFT) op het display wordt
getoond, geeft GSI het advies om een
hogere versnelling in te schakelen,
terwijl wanneer het pictogram SHIFT
DOWN (
SHIFT) wordt getoond, GSI
de bestuurder adviseert een lagere
versnelling in te schakelen.
BELANGRIJK De aanduiding op het
display blijft branden zolang de
bestuurder niet schakelt of zolang de
rijomstandigheden niet terugkeren naar
een situatie waarin schakelen niet
nodig is om het verbruik te
optimaliseren.
77F1A1040
78F1A1041
55
MOTORO-
LIENIVEAUMETER
(voor bepaalde versies/markten)
De meter geeft de hoeveelheid olie in
de motor grafisch weer.
Bij het draaien van de contactsleutel
naar de stand MAR, toont het display
fig. 79 - fig. 80 het oliepeil door middel
van de inschakeling/uitschakeling
van vijf symbolen.De symbolen doven geleidelijk aan om
het dalende olieniveau aan te geven.
Er branden vier of vijf symbolen
wanneer de oliehoeveelheid voldoende
is. Als het vijfde symbool niet brandt,
duidt dit niet op een defect of op een
tekort aan olie in het oliecarter.
Als het olieniveau zich onder het
minimumpeil bevindt, dan verschijnt er
een bericht op het display dat het
minimum motorolieniveau aangeeft en
waarschuwt dat er bijgevuld moet
worden.
BELANGRIJK Controleer het juiste
olieniveau altijd met behulp van de
oliepeilstok (zie paragraaf “Niveaus
controleren” in het hoofdstuk
“Onderhoud en zorg”).
Na enkele seconden verdwijnen de
symbolen die het olieniveau aangeven
en:
Wanneer het onderhoudsinterval
bijna is verstreken, wordt de resterende
tijd tot de volgende servicebeurt
weergegeven en gaat het lampje õ op
het instrumentenpaneel branden.
Wanneer deze onderhoudsdatum wordt
bereikt, verschijnt een speciaal bericht
op het display;
Vervolgens, wanneer de termijn voor
het verversen van de motorolie bijna is
verstreken, verschijnt de resterende
afstand tot de volgende olieverversing
op het display. Wanneer dit
onderhoudsinterval is verstreken,
verschijnt een speciaal bericht op het
display.
BEDIENINGSKNOPPEN
Om de schermpagina en de
betreffende opties naar
beneden te doorlopen of om
de weergegeven waarde te
verhogen.
MODUSKort indrukken om het menu te openen
en/of naar het volgende scherm te
gaan of de gekozen menuoptie te
bevestigen.
Ingedrukt houden om naar het
standaardscherm terug te keren.
79 - Versies met multifunctioneel displayF1A0354
Liv.olio
MAX MIN
80 - Versies met herconfigureerbaar multifunction-
eel displayF1A0355
MODE
81F1A0304
56
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL