UITSCHAKELING
VOERTUIG
Versies uitgerust met het Keyless
Go-systeem: voor deze functie moet
de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
startinrichting naar STOP gedraaid
wordt.
Versies uitgerust met sleutel zonder
afstandsbediening: voor deze functie
moet de versnellingspook in stand P
(Parkeren) gezet worden voordat de
sleutel uit de startinrichting wordt
genomen.
Als de accu van het voertuig leeg is en
de contactsleutel is ingebracht, is de
sleutel in het contactslot geblokkeerd.
Zie de paragraaf "Automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling
- contactsleutel verwijderen" in het
hoofdstuk "Noodgevallen", om de
sleutel handmatig te verwijderen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte
versnellingspook, zou het display van
het instrumentenpaneel een
bijbehorend bericht weer kunnen
geven, waarin de bestuurder wordt
aanbevolen te blijven rijden zonder de
pook in stand P te zetten.In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het
niet meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren.
Neem in dat geval contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
117)Gebruik de stand P (Parkeren) nooit in
plaats van de elektrische parkeerrem.
Schakel de elektrische parkeerrem altijd in
als het voertuig geparkeerd wordt, om
onverwachte beweging van het voertuig te
voorkomen.
118)Als de stand P (Parkeren) niet is
ingeschakeld, zou het voertuig kunnen
bewegen en letsel kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de versnellingspook in
stand P staat en dat de elektrische
parkeerrem is ingeschakeld, voordat u het
voertuig verlaat.
119)Schakel de versnellingspook niet naar
N (Vrijstand) en zet de motor niet af
wanneer heuvelafwaarts wordt gereden.
Deze manier van rijden is gevaarlijk en
beperkt de mogelijkheid om in te grijpen in
geval van wijziging van de verkeerssituatie
of het wegdek. U loopt het risico de
controle over het voertuig te verliezen en
ongevallen te veroorzaken.120)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
41)Zet de startinrichting in de stand MAR
en trap het rempedaal in, voordat u de
versnellingspook uit stand P (parkeren) zet.
Anders kan de versnellingspook
beschadigen.
42)Schakel altijd de handrem in als de
auto op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
43)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de motor
op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
44)Door onjuist gebruik van de peddels
(peddels naar het dashboard geduwd)
kunnen de peddels afbreken.
128
STARTEN EN RIJDEN
START&STOP
SYSTEEM
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer het
voertuig stilstaat en start de motor
zodra de bestuurder weer wil gaan
rijden.
Dit verhoogt de efficiency van het
voertuig dankzij een beperking van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
121)
45)
BEDIENINGSWIJZE
Uitschakelmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
Versies met automatische
versnellingsbak
Bij stilstaand voertuig en ingetrapt
rempedaal, wordt de motor
uitgeschakeld als de versnellingspook
in een andere stand dan R staat.Als het voertuig heuvelopwaarts tot
stilstand wordt gebracht, dan wordt het
uitschakelen van de motor verhindert
om de "Hill Hold Control" functie
beschikbaar te houden (die alleen bij
draaiende motor werkt).
Het lampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden om
aan te geven dat de motor werd
uitgeschakeld.
Herstartmodus van de motor
Versies met handgeschakelde
versnellingsbak
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten. Als het voertuig
niet start door het intrappen van het
koppelingspedaal, de versnellingspook
in de vrijstand zetten en de procedure
herhalen. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
Versies met automatische
versnellingsbak
Laat het rempedaal los om de motor
weer te starten.
Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in automatische
modus - D (Drive) staat - kan de motor
weer gestart worden door de pook naar
R (Achteruit) of N (Vrijstand) of
"AutoStick" te verplaatsen.Met ingetrapt rempedaal, als de
versnellingspook in "AutoStick"-modus
staat - kan de motor weer gestart
worden door de pook naar "+" of "–", of
R (Achteruit) of N (Vrijstand) te
verplaatsen.
Wanneer de motor automatisch is
afgezet kan, door het rempedaal
ingetrapt te houden, de rem gelost
worden terwijl de motor uit blijft, door
de versnellingspook snel naar P
(Parkeren) te zetten.
Om de motor weer te starten, de pook
uit stand P halen.
SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN /
UITSCHAKELEN
Druk op de knop fig. 97 op het
dashboard, om het systeem handmatig
in of uit te schakelen.
4x4-versies: iedere keer als de
"Tractie" modus met gebruik van de
MOOD Selector wordt ingesteld, wordt
het Start&Stop-systeem uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de knop fig. 97
om het systeem weer in te schakelen.
Bij het afsluiten van de "Tractie" modus,
keert het Start/Stop-systeem terug
naar de eerder ingestelde status.
129
Lampen Type VermogenReferentieafbeelding
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) P21W 21 W B
Stadslicht achter / remlichten P21W 21 W B
Koplampen grootlicht/dimlicht (halogeen) H4 60/55 W D
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25 W F
Richtingaanwijzers voor PY21W 21 W B
Richtingaanwijzers achter P21W 21 W B
Richtaanwijzers zijkant (op buitenspiegel) WY5W 5 W A
Derde remlicht LED – –
Kenteken W5W 5 W A
Mistlampen H8 35 W E
Mistachterlicht P21W 21 W B
Achteruitversnelling P21W 21 W B
Plafondverlichting voor C5W 5 W A
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5 W A
Plafondverlichting achter (versies zonder schuifdak) XENON 6 W A
Plafondverlichting achter (versies met schuifdak) C5W 5 W C
Plafondverlichting bagageruimte W5W 5 W A
Dashboardkastverlichting W5W 5 W A
150
NOODGEVALLEN
BELANGRIJK
132)Wacht tot de uitlaatpijpen afgekoeld
zijn alvorens de lamp te vervangen:
GEVAAR VAN BRANDWONDEN!
133)Wijzigingen of reparaties aan de
elektrische installatie die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij niet de nodige
rekening wordt gehouden met de
technische systeemgegevens, kunnen
storingen in de werking en zelfs brand tot
gevolg hebben.
134)Halogeenlampen bevatten gas onder
druk. Als ze breken, kunnen er glassplinters
wegschieten.
BELANGRIJK
58)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van
het lampglas met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de
lamp reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt, schoonwrijven met
een doekje met alcohol en vervolgens
laten drogen.
ZEKERINGEN
VERVANGEN
INLEIDING
135) 136) 137) 138)
59) 60)
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
Tang voor het verwijderen van
zekeringen
Gebruik het tangetje dat in het deksel
van de zekeringenkast aan de zijkant in
de motorruimte geklemd is, om een
zekering te vervangen (zie fig. 118).
De tang heeft twee uiteinden, speciaal
ontworpen (zie ) om de verschillende
types zekeringen die aanwezig zijn
in het voertuig te verwijderen.
Neem het tangetje, pak hem uit de
bovenste klemmetjes, druk samen en
trek hem naar boven. Na gebruik moet
de tang naar behoren in zijn huls
worden geplaatst. Grijp hem uit de
bovenste klemmetjes, druk hem samen
en duw tot hij hoorbaar vastklikt.
PLAATS VAN DE
ZEKERINGEN
De zekeringen zijn in de
zekeringenkasten gegroepeerd die zich
in de motorruimte, onder het
dashboard en in de bagageruimte
bevinden.
ZEKERINGENKAST IN
MOTORRUIMTE
De zekeringenkast bevindt zich aan de
kant van de accu fig. 119.
Ga als volgt te werk om een zekering te
vervangen:
❒draai schroef A fig. 120 volledig vast,
met behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
❒draai tegelijk de schroef langzaam
linksom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
❒draai de schroef langzaam los;
118F1B0187C
154
NOODGEVALLEN
❒het openen wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig uit zijn
zitting is gekomen;
❒verwijder deksel B , door het op de
zijgeleiders naar boven te schuiven,
zoals aangegeven in de afbeelding.
Op het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.Zodra de zekering vervangen is, als
volgt te werk gaan:
❒zet het deksel B correct terug op zijn
plaats in de zijgeleiders van de kast;
❒schuif het boven af volledig naar
beneden;
❒draai schroef A volledig vast, met
behulp van de bijgeleverde
schroevendraaier;
❒draai tegelijk de schroef langzaam
rechtsom tot weerstand wordt ervaren
(niet te vast draaien);
❒draai de schroef langzaam los;
❒het sluiten wordt aangegeven als de
kop van de schroef volledig in de
behuizing zit.
ZEKERINGENKAST IN
DASHBOARD
De zekeringenkast fig. 121 bevindt zich
aan de linkerkant van de stuurkolom
en de zekeringen zijn gemakkelijk
bereikbaar via het onderste deel van
het dashboard.
Neem voor het vervangen van
zekeringen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
119F1B0191C
120F1B0190C
121F1B0193C
155
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTE
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
ClaxonF10 10
Stroomvoorziening voor aansteker/stopcontact F84 20
.
ZEKERINGENKAST IN DASHBOARD
GEBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Elektrische ruitbediening passagierszijde F33 20
Elektrische ruitbediening bestuurderszijde F34 20
Voeding voorUconnect
™systeem, Klimaatregeling, Elektrisch
inklapbare buitenspiegels, EOBD-systeem, USB-poort/AUX-
aansluiting, plafondverlichting achter (versies met schuifdak)F36 15
Dead Lock-systeem (Ontgrendeling portier bestuurderszijde voor
bepaalde versies/markten)/Portierontgrendeling/Centrale
vergrendeling/Elektrische ontgrendeling achterklepF38 20
Elektrische ruitbediening linksachter F47 20
Elektrische ruitbediening rechtsachter F48 20
157
FIX&GO AUTOMATIC
KIT
(waar aanwezig)
BESCHRIJVING
147) 148) 149) 150) 151) 152) 153) 154)
61)
3)
De Fix&Go automatic kit fig. 133
bevindt zich in de bagageruimte, in een
speciale houder. In deze houder zitten
ook een schroevendraaier, het
sleepoog en de adapter voor de
brandstofvulopening.
Om toegang te krijgen tot de Fix&Go
automatic kit, de achterklep openen, de
herconfigureerbare laadvloer in een
schuine stand zetten en de
vloerbedekking optillen. Zie voor meer
gedetailleerde informatie de vorige
paragraaf "Een wiel vervangen".
De Fix&Go automatic kit bevat tevens:
❒een busje A met afdichtmiddel,
voorzien van: een vulleiding B en een
sticker C met daarop het opschrift
“M 80 km/h” die na reparatie van de
band op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
❒een compressor D met drukmeter en
aansluitstukken;❒een instructiefolder, die u moet
raadplegen voor een snel en correct
gebruik en die moet worden
overhandigd aan het personeel dat de
band die behandeld is met
afdichtmiddel moet repareren;
❒een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
❒enkele adapters voor het oppompen
van verschillende elementen.
BELANGRIJK Het afdichtmiddel werkt
bij buitentemperaturen tussen –20°C en
+50°C. De afdichtvloeistof heeft een
houdbaarheidsdatum.
OPPOMPEN
Ga als volgt te werk:
❒schakel de elektrische parkeerrem in,
draai de ventieldop los, neem de
vulleiding A fig. 134 uit en draai de
ringmoer B op het ventiel van de band
vast;
❒controleer of de schakelaar van de
compressor in stand0(uit) staat, start
de motor, steek de stekker in het
stopcontact in de bagageruimte of op
de tunnelconsole en schakel de
compressor in door de schakelaar naar
standI(aan) te zetten;
❒pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de
paragraaf "Wielen" ( zie hoofdstuk
"Technische gegevens"), is bereikt.
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter B; doe dit bij uitgeschakelde
compressor om een preciezere aflezing
te verkrijgen;
133F1B0227C
134F1B0229C
163
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Deze treedt in werking bij een botsing
en leidt tot het volgende:
❒onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
❒automatische ontgrendeling van de
portieren
❒inschakeling van de binnenverlichting;
❒uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
❒inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de
tank. Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
RESET AFSLUITER VAN
DE BRANDSTOFTOEVOER
Om de correcte werking van het
voertuig te herstellen, de volgende
procedure uitvoeren (deze procedure
moet binnen 1 minuut gestart en
voltooid worden):
159)
Uit te voeren handelingen
Met richtingaanwijzer in neutrale stand de
startinrichting op STOP zetten
Zet de startinrichting naar MAR
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer uit
Zet de startinrichting op STOP
Zet de startinrichting naar MAR
BELANGRIJK
159)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
167