Controlelampje Wat het betekent
BRANDSTOFRESERVE/BEPERKTE ACTIERADIUS
Dit lampje gaat branden (of het pictogram verschijnt op het display) wanneer er nog ongeveer5à7liter
brandstof in de tank is.
14)
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht of het dimlicht worden ingeschakeld.
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de
startinrichting in de stand STOP werd gezet (functie "Follow me").
AUTOMATISCH GROOTLICHT
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
MISTLAMPEN
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
LINKER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, samen met de
rechter richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
BELANGRIJK
14)Als, tijdens het rijden, het lampje gaat knipperen (of het pictogram op het display verschijnt), contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk.
60
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Controlelampje Wat het betekent
RECHTER RICHTINGAANWIJZER
Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de
linker richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt.
START&STOP-SYSTEEM INSCHAKELEN
Het symbool gaat branden om aan te geven dat de motor is uitgeschakeld door het Start&Stop-systeem.
Inschakelen: het symbool gaat branden wanneer het systeem wordt ingeschakeld; in dat geval is de led
op de knop uit.
Uitschakelen: er verschijnt een speciaal bericht op het display wanneer het Start&Stop-systeem is
uitgeschakeld; in dat geval brandt de led op de knop.
GROOTLICHT
Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
SYMBOLEN OP HET DISPLAY
Symbool Wat het betekent
MOTOROLIEDRUK TE LAAG
Het symbool gaat branden, er verschijnt tegelijkertijd een bericht op het display, als er onvoldoende
motoroliedruk is.
15)
BELANGRIJK Gebruik het voertuig niet tot de storing is verholpen. Het aangaan van het symbool geeft de
hoeveelheid olie in de motor niet aan: het oliepeil moet handmatig gecontroleerd worden.
STORING AIRBAG
Als het symbool permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
61
Symbool Wat het betekent
STORING FIAT CODE-SYSTEEM / INBRAAKPOGING
STORING Fiat CODE-systeem
Het symbool gaat branden om een storing van het Fiat CODE-systeem aan te geven. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Inbraakpoging
Het symbool gaat branden wanneer de startinrichting in de stand MAR wordt gezet, om een mogelijke
inbraakpoging die gedetecteerd is door het alarmsysteem aan te geven.
INWERKINGTREDING BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM
Het symbool gaat branden in geval van de inwerkingtreding van de afsluiter van de brandstoftoevoer.
Zie, om het brandstofafsluitsysteem weer in te schakelen, de beschrijving in het deel
"Brandstofafsluitsysteem" in het hoofdstuk "Noodgevallen". Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk
als de brandstoftoevoer nog steeds niet hersteld kan worden.
STORING AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOER
Het symbool gaat branden in geval van een storing van de afsluiter van de brandstoftoevoer. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
OLIETEMPERATUUR AT9 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE TE HOOG / OLIETEMPERATUUR
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET DUBBELE KOPPELING TE HOOG
Het symbool gaat branden bij oververhitting van de versnellingsbak na bijzonder zwaar gebruik. In dit geval
worden de motorprestaties beperkt. Wacht, met uitgeschakelde motor of de motor op stationair toerental,
tot het symbool dooft.
STORING AUDIOSYSTEEM
Het symbool gaat branden om een storing van het audiosysteem aan te geven. Neem zo snel mogelijk
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
64
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Wanneer de omstandigheden die de
werking van het systeem hebben
beperkt ophouden, zal het systeem
naar een normale en volledige werking
terugkeren. Neem, als het probleem
aanhoudt, contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Melding storing van het systeem
Als het systeem wordt uitgeschakeld en
een speciaal bericht op het display
wordt weergegeven, betekent dit dat er
een storing in het systeem zit.
In dit geval kan er nog steeds met de
auto gereden worden, maar wordt toch
geadviseerd zo spoedig mogelijk
contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk.
Melding radar niet beschikbaar
Als de omstandigheden zodanig zijn dat
de radar niet correct obstakels kan
detecteren, wordt het systeem
uitgeschakeld en verschijnt er een
speciaal bericht op het display.
Dit gebeurt meestal in het geval van
slecht zicht, zoals wanneer het sneeuwt
of zwaar regent.Het systeem kan ook tijdelijk worden
gedimd door belemmeringen zoals
modder, vuil of ijs op de bumper. In
zulke gevallen wordt een speciaal
bericht op het display weergegeven en
wordt het systeem uitgeschakeld. Dit
bericht wordt soms weergegeven onder
hoogreflecterende omstandigheden (in
bijvoorbeeld tunnels met reflectoren
of ijs of sneeuw). Wanneer de
omstandigheden die de werking van
het systeem hebben beperkt
ophouden, zal het systeem naar een
normale en volledige werking
terugkeren.
In specifieke gevallen zou dit bericht
kunnen worden weergegeven als zich
geen voertuigen of objecten binnen het
bereik van de radar bevinden.
Als atmosferische omstandigheden niet
de werkelijke reden voor dit bericht
zijn, controleer dan of de sensor vuil is.
Het zou kunnen dat het gebied
weergegeven in moet worden gereinigd
of eventuele belemmeringen moeten
worden verwijderd fig. 59.
Als het bericht regelmatig wordt
weergegeven, zelfs als er geen sprake
is van atmosferische omstandigheden,
zoals sneeuw, regen, modder of andere
belemmeringen, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk voor een
controle van de sensoruitlijning.Als geen sprake is van zichtbare
belemmeringen, zou het kunnen dat het
radaroppervlak moet worden gereinigd,
waarvoor de sierafdekking handmatig
moet worden verwijderd. Laat deze
werkzaamheden uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Aanbevolen wordt geen
apparatuur, accessoires of
aerodynamische onderdelen voor de
sensor aan te brengen of de sensor op
enigerlei wijze te verduisteren,
aangezien dit de juiste werking van het
systeem kan aantasten.
Alarm frontale botsing met actieve
remwerking
(waar aanwezig)
Als deze functie wordt geselecteerd,
worden de remmen bediend om de
snelheid van het voertuig te
verminderen bij mogelijke frontale
botsingen.
Deze functie oefent extra remdruk uit
als de remdruk die de bestuurder
uitoefent niet volstaat om een potentiële
frontale botsing te voorkomen.
De functie is actief bij snelheden hoger
dan 7 km/h.
84
VEILIGHEID
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............148
EEN LAMP VERVANGEN ................148
ZEKERINGEN VERVANGEN ............154
EEN WIEL VERVANGEN .................159
FIX&GO AUTOMATIC KIT ................163
NOODSTART ..................................165
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................167
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ..........................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ...............................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ...........................169
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ..............................170
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........171
147
ALARMKNIPPER-
BEDIENING
Druk op de knop fig. 108 om de lichten
in of uit te schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN LAMP
VERVANGEN
132) 133) 134)
58)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en vochtverschillen tussen
de binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de
randen) zodra de koplampen worden
ingeschakeld.
108F1B0185C
148
NOODGEVALLEN
LICHTEN
BELANGRIJK
139)Indien het wiel met de lege band en
de krik in het interieur worden
achtergelaten dan vormen ze een ernstig
risico voor de veiligheid van de inzittenden
in geval van ongevallen of bruusk remmen.
Leg daarom zowel de krik als het wiel
met de lekke band in de daarvoor
bedoelde behuizing in de bagageruimte.
140)Het is uiterst gevaarlijk om een wiel te
verwisselen aan de kant van het voertuig
naast de rijbaan: verzeker u er dan van dat
het voertuig op voldoende afstand van
de weg staat, om te voorkomen dat u
overreden wordt.
141)Geef de aanwezigheid van het
stilstaande voertuig aan in
overeenstemming met de geldende
regelgeving: alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, enz. De inzittenden
moeten het voertuig verlaten, met name als
dit zwaar beladen is. Passagiers moeten
op een veilige afstand van het verkeer
wachten wanneer het wiel wordt
verwisseld. Om veiligheidsredenen, op
hellingen of onverharde wegen, de wielen
altijd blokkeren met de bijgeleverde
wiggen.142)De rij-eigenschappen van het voertuig
worden veranderd wanneer het
noodreservewiel gemonteerd is. Vermijd
bruusk optrekken en remmen, scherpe
stuurbewegingen en snelle bochten. De
totale levensduur van het noodreservewiel
is ongeveer 3000 km. Hierna moet de band
vervangen worden door een nieuw
exemplaar van hetzelfde type. Monteer
nooit een standaard band op de velg van
een ruimtebesparend reservewiel. Zorg
ervoor dat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en
gemonteerd. Het gebruik van twee of meer
noodreservewielen is verboden. Smeer
de schroefdraden van de wielbouten niet
voordat u deze monteert: ze zouden los
kunnen raken tijdens het rijden!
143)Het noodreservewiel (waar aanwezig)
is specifiek voor uw voertuig: gebruik het
niet op andere modellen, en gebruik
evenmin een noodreservewiel van andere
modellen voor uw voertuig. Gebruik het
noodreservewiel alleen in noodgevallen.
Het mag alleen gebruikt worden voor
de afstand die nodig is om een werkplaats
te bereiken en niet bij hogere snelheden
dan 80 km/h. Op het ruimtebesparende
reservewiel is een oranje etiket
aangebracht met de belangrijkste
waarschuwingen en gebruiksbeperkingen.
Verwijder de sticker nooit en dek hem
niet af.144)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Hij mag, bijvoorbeeld,
niet gebruikt worden om andere voertuigen
of voorwerpen op te krikken. Gebruik de
krik nooit om onderhoud of
reparatiewerkzaamheden onder het
voertuig te verrichten. Ga nooit onder een
opgekrikt voertuig liggen. Mocht het nodig
zijn om werkzaamheden te verrichten onder
het voertuig, contact opnemen met het
Fiat Servicenetwerk. Onjuiste plaatsing van
de krik kan er toe leiden dat het voertuig
eraf valt: gebruik hem alleen op de
aangegeven plaatsen. Gebruik de krik niet
voor belastingen die hoger zijn dan
aangegeven op het etiket.
145)Er kunnen geen sneeuwkettingen
gemonteerd worden op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel) en als er
sneeuwkettingen gebruikt moeten worden,
gebruik dan een standaardwiel en monteer
het ruimtebesparende reservewiel op de
achteras. Op deze manier, met twee
normale aandrijfwielen op de vooras,
kunnen sneeuwkettingen gemonteerd
worden (deze aanwijzing is ook geldig voor
4x4 versies).
146)Voer nooit werkzaamheden uit aan het
ventiel. Steek nooit gereedschap, van
welk type ook, tussen de velg en de band.
Controleer regelmatig de spanning van
zowel de banden als het ruimtebesparende
reservewiel, die overeen moet komen met
de spanningswaarden die zijn aangegeven
in het hoofdstuk “Technische gegevens”.
162
NOODGEVALLEN
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Deze treedt in werking bij een botsing
en leidt tot het volgende:
❒onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
❒automatische ontgrendeling van de
portieren
❒inschakeling van de binnenverlichting;
❒uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
❒inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de
tank. Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
RESET AFSLUITER VAN
DE BRANDSTOFTOEVOER
Om de correcte werking van het
voertuig te herstellen, de volgende
procedure uitvoeren (deze procedure
moet binnen 1 minuut gestart en
voltooid worden):
159)
Uit te voeren handelingen
Met richtingaanwijzer in neutrale stand de
startinrichting op STOP zetten
Zet de startinrichting naar MAR
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer uit
Zet de startinrichting op STOP
Zet de startinrichting naar MAR
BELANGRIJK
159)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
167