DS3_nl_Chap00a_sommaire_ed02-2015
COMFORT
TOEGANG TOT
DE AUTO
60 Sleutel met
afstandsbediening
64
Ruitbediening
66
P
ortieren
69
Achterklep 72 Vo
or stoelen
77
Achterbank
78
St
uurwielverstelling
79
Spiegels
81
V
entilatie
83
V
erwarming
83
Handbediende
airconditioning
86
A
utomatische airconditioning
89
O
ntwasemen - Ontdooien
voorruit en zijruiten
90
Achterruitverwarming
90
Parfumeur
92
V
oorzieningen interieur
96
V
oorzieningen in de
bagageruimte
CONTROLE TIjD ENS
HET RI
jD
EN
18 Instrumentenpanelen
22
C
ontrole- en
waarschuwingslampjes
35
Meters
40
Regelknoppen
42
M
onochroom display A
45
M
onochroom display C
49
T
ouchscreen
54
Boordcomputer
004
002 003
0 01RIjDEN
100 Rijadviezen
101
S
tarten - afzetten van de
motor
104
Parkeerrem
105
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
106
E
lektronisch gestuurde
versnellingsbak (ETG)
111
A
utomatische transmissie
115
A
utomatische transmissie
( E AT 6)
119
Opschakelindicator
120
S
top & Start-systeem
123
H
ill Start Assist
124
S
nelheidsbegrenzer
126
Snelheidsregelaar
128
Parkeerhulp
130
A
chteruitrijcamera
DS3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed02-2015
Interieur
Sfeerverlichting
Het gedimde licht van de sfeerverlichting
verbetert bij weinig buitenlicht het zicht
in het interieur. De verlichting bestaat uit
verscheidene lampen die in de voetenruimte en
in het onderste opbergvak van het dashboard
zijn aangebracht.
Schakelindicator
Afhankelijk van de rijomstandigheden en
uw rijstijl kan dit systeem u adviseren op
te schakelen om het brandstofverbruik te
verminderen.
Parfumeur
De in het ventilatiesysteem opgenomen
par fumeur zorgt voor de verspreiding van een
aangename geur (naar keuze) in het gehele
i n t e r i e u r.Automatische airconditioning
Deze functie maakt het mogelijk de
airconditioning op een bepaald comfortniveau
in te stellen. Aan de hand van deze instelling
en de weersomstandigheden wordt de
airconditioning vervolgens automatisch
geregeld.
145 11 9 90
86
3 41 273
Audio- en
communicatiesystemen
Deze systemen zijn voorzien van de
nieuwste technologie: Autoradio met MP3-
afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting,
Bluetooth handsfree kit, touchscreen, AUX-
aansluitingen, hifi-audiosysteem.
Touchscreen
Autoradio
DS3_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed02-2015
Cockpit
1. Contact-/stuurslot.
2. St uurkolomschakelaar autoradio.
3.
S
chakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
4.
P
a r f u m e u r.
5.
S
chakelaar centrale vergrendeling.
6.
M
ultifunctioneel display of touchscreen.
7.
S
chakelaar alarmknipperlichten.
8.
M
iddelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
9.
Zonnesensor.
M
iddelste luidspreker hifi-audiosysteem.
10.
A
irbag passagier.
11.
V
erstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
12 .
D
ashboardkastje / Uitschakeling
passagiersairbag.
13.
Handrem.
14 .
M
iddenarmsteun met opbergvakken.
15.
B
ovenste en onderste opbergvakken.
16.
Aut
oradio of rij drukschakelaars.
17.
B
edieningspaneel verwarming/
airconditioning.
DS3_nl_Chap00c_eco-conduite_ed02-2015
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de schakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig). Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur
(DVD-speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
81
DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
-
r
echtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
-
t
oevoer via het verwarmingscircuit,
-
t
oevoer via het circuit van de airconditioning.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via
de gewenste uitstroomopeningen over het
interieur verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende
functies aanwezig:
-
temperatuurregeling,
-
luchtopbrengstregeling,
-
r
egeling luchtverdeling,
-
o
ntdooien en ontwasemen,
-
h
andbediende of automatische
airconditioning.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.
2.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Comfort
DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor de
ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een
schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor. Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
83
DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
Verwarming/ Ventilatie
Paneel met handmatige bedieningPaneel met elektrische bediening
Handbediende airconditioning
Paneel met handmatige bedieningPaneel met elektrische bediening
Comfort
DS3_nl_Chap03_confort_ed02-2015
De ver warming/ventilatie en airconditioning werken als de motor draait en bij auto’s met Stop & Start ook als de STOP-functie is geactiveerd.
1. Temperatuurregeling
F Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.
2. Luchtopbrengstregeling
F Draai de knop in één van de
vijf standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
F
W
anneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de
stand
0 staat (uitschakeling van
het systeem), wordt het thermische
comfort niet meer geregeld. Er blijft
door de rijwind echter nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
3. Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Paneel met handmatige bediening
F
Sc
huif de bedieningsknop
naar links om de lucht in het
interieur te laten recirculeren.
F
Sc
huif de bedieningsknop
naar rechts om de toevoer
van buitenlucht weer in te
schakelen.