Page 225 of 444
223
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F V ervang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
S
luit na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Alle werkzaamheden aan de
zekeringen in de zekeringkast op de
accu dienen te worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 226 of 444
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Overzicht zekeringen
Zekering AmpèreFuncties
F1 20
AVoeding elektronische eenheid motor, bedieningsrelais koelventilator, multifunctioneel hoofdrelais
motormanagement, brandstofpomp (diesel).
F2 15
AClaxon.
F3 10
ARuitensproeiers voor en achter.
F4 20
ADagrijverlichting.
F5 15
AVoorver warming brandstof (diesel), brandstofadditiefpomp (diesel), luchthoeveelheidsmeter (diesel), EGR-
elektroklep (diesel), voorverwarming blow-by en elektrokleppen (benzine).
F6 10
AElektronische eenheid ABS-/ESP, secundaire remlichtschakelaar.
F7 10
AElektrische stuurbekrachtiging, automatische versnellingsbak.
F8 25
ABediening startmotor.
F9 10
ASchakel- en beveiligingsmodule (diesel).
F10 30
AVoorver warming brandstof (diesel), voorver warming blow-by (diesel), brandstofpomp (benzine), verstuivers en
bobines (benzine).
F11 40
AAanjager airconditioning.
Page 227 of 444
225
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Zekering AmpèreFuncties
F12 30
ALage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13 40
AVoeding BSI (+ na contact).
F14 30
AVoeding Valvetronic (benzine)
F15 10
AGrootlicht rechts.
F16 10
AGrootlicht links.
F17 15
ADimlicht links.
F18 15
ADimlicht rechts.
F19 15
ALambdasondes en elektrokleppen (benzine), elektrokleppen
(diesel), EGR-elektroklep (diesel).
F20 10
APompen, gestuurde thermostaat (benzine), elektroklep
nokkenas (THP), sensor water in brandstof (diesel).
F21 5
AVoeding bediening koelventilator, ABS / ESP, turbopomp
( THP).
Praktische informatie
Page 228 of 444
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Overzicht hoofdzekeringen
Zekering AmpèreFuncties
MF1* 60
AMotorventilateur.
MF2* 30
AABS-/ESP-pomp.
MF3* 30
AABS-/ESP-elektrokleppen.
MF4* 60
AVoeding BSI.
MF5* 60
AVoeding BSI.
MF6* 30
AExtra motorventilateur (THP).
MF7* 80
AZekeringkast interieur.
MF8* -Niet gebruikt.
*
D
e hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats uitgevoerd te worden.
Page 229 of 444

227
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
12V- ac c u
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:
F
o
pen de motorkap met de hendel in het
interieur en deblokkeer vervolgens de
veiligheidshaak via de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
b
eweeg de kunststof afdekkap van de (+)
pool omhoog.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur of vonken
veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te
sluiten.
Was uw handen als de
werkzaamheden beëindigd zijn.
Probeer een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie nooit aan
te duwen of slepen om de motor te
starten.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Op het linker voorscherm is een afzonderlijk
massapunt aangebracht.
Praktische informatie
Page 230 of 444

DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Een aantal functies, waaronder
het Stop & Start-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van
de accu onvoldoende is.
Start de motor nooit door een
acculader aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van
24
V of hoger.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12
V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet
raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu. F
S tart de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
Page 231 of 444

229
DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12 V
heeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken. Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de
verkeerde polen.
12V-accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
d
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
S
chakel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A . Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest,
laat deze dan door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige
delen en op scheuren in de behuizing
(kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Praktische informatie
Page 232 of 444

DS3_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak (bij de
Cabrio-uitvoeringen)),
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het
contact aan en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het
zelf opnieuw initialiseren van de elektronische
systemen zoals:
-
d
e sleutel met afstandsbediening,
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Accupoolklem met snelsluiting
De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.
F
D
ruk verticaal op de accupoolklem om
deze goed tegen de accu aan te drukken.
F
Z
et de accupoolklem vast door de hendel A
omlaag te bewegen. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem
niet kan worden vergrendeld als deze
niet correct is geplaatst; herhaal de
procedure.