124
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de ingestelde snelheid op het display
knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid
stopt automatisch als het gaspedaal wordt
losgelaten.
Uitschakelen van de
snelheidsregelaarStoring
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij druk verkeer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
C
ontroleer of de mat goed bevestigd
is.
-
L
eg nooit meerdere matten op elkaar.
In het geval van een storing in de
snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat ze controleren door het
CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
F
D
raai de rolknop 1 in de stand 0: de
selectie van de snelheidsregelaar wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Rijden
137
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
communicatiesysteem, de ruitenwissers, de
dimlichten, de plafonniers enzovoort nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.Inschakelen van de eco-mode
Als deze tijd is verstreken, geeft een melding
op het display aan dat de eco-mode is
ingeschakeld en worden de actieve functies in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan
het gesprek nog ongeveer 10 minuten worden
voortgezet met de handsfree set van het
audiosysteem.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
F
S
tart om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze minstens
vijf minuten draaien.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden (zie de desbetreffende
rubriek).
7
Praktische informatie
145
Koelvloeistofniveau
De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te
laag koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MA X" te
bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als het niveau zich dicht bij of onder
het merkteken "MINI" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reservoir met water
afgeraden.
Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis.
Niveau brandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven
door het verklikkerlampje Service in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het
display (afhankelijk van de uitvoering).
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
7
Praktische informatie
146
Zicht
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft
op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Luchtfilter en interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daar toe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver vangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Roetfilter (Diesel)
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de rubriek "Niveau brandstofadditief".
of Als het roetfilter vervuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met
een waarschuwingsmelding op
het display (afhankelijk van de
uitvoering).
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Praktische informatie
169
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst rechtsboven en dan linksboven los. Zekering
StroomsterkteFuncties
F02 5 AKoplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5 AAlarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5 AExtra verwarming.
F13 5 AParkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10 ABedieningspaneel airconditioning.
F16 15 AAansteker, 12V-aansluiting.
F17 15 AAudiosysteem, radio (inbouw achteraf).
F18 20 AAudiosysteem / Bluetooth, radio (inbouw achteraf).
F19 5 AMonochroom display C.
F23 5 APlafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15 AClaxon.
F27 15 ARuitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
8
Storingen verhelpen
186
Hoofdmenu
Display C
"Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer index,
Beheer telefoon, Gespr. beëindigen.
" Boordcomputer ": Logboek
waarschuw..
" Bluetooth-verbinding ": Beheer
aansluitingen, Extern apparaat
zoeken.
" Persoonlijke instelling –
configuratie ": Parameters van
de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze
van eenheden, Datum en tijd
instellen.
Audio
Radio
Selecteren van een radiozender
Er kunnen storingen in de ontvangst
optreden door obstakels in de
omgeving (bergen, gebouwen, tunnels,
parkeergarages, enz.), ook als de RDS-
functie is ingeschakeld. Dit is een normaal
verschijnsel en heeft niets te maken met
een storing in het audiosysteem.
Druk herhaalde malen op de
toets SRC/TEL om de radio
te selecteren.
Druk op BAND om het
golfbereik te selecteren. Druk op LIST
om de lijst
met opgeslagen zenders in
alfabetische volgorde weer
te geven.
Draai de rolknop om
de gewenste zender te
selecteren en druk erop om
te bevestigen.
Druk een keer om naar de
volgende of vorige letter te
gaan (bijv.: A, B, D, F, G, J,
K, ...).
Houd LIST even ingedrukt
om een nieuwe lijst met
voorkeuzezenders te maken;
de radio-ontvangst wordt dan
tijdelijk onderbroken.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E
187
TA
RDS
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt
de radio steeds naar de sterkste frequentie
van een zender, zodat u ernaar kunt blijven
luisteren. Sommige RDS-zenders zijn
echter niet in het hele land te ontvangen,
omdat de frequenties van de zender niet
het hele land dekken. Dit verklaart dat de
zender tijdens het rijden kan wegvallen.Druk als de radiogegevens op
het scherm worden weergegeven
op de rolknop om naar het
contextmenu te gaan.
Selecteer " RDS" en bevestig uw
keuze.
Op het scherm verschijnt " RDS".
TA-berichten beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement)
geeft voorrang aan het luisteren naar de
verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd
moet deze functie een radiozender die deze
berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.
Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de
geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven
(Radio, CD, USB, ...) automatisch onderbroken en
wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra
dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de
oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Druk op TA om de weergave van
verkeersinformatie in of uit te
schakelen.
Tekstberichten weergeven
Tekstberichten worden door een
radiozender meegestuurd en hebben
betrekking op het radioprogramma of de
muziek waarnaar geluisterd wordt.
Display C
Druk als de radiogegevens op het
scherm worden weergegeven op
OK om naar het contextmenu te
gaan.
Draai de rolknop om " INFO
ZENDER " te selecteren en druk
erop om uw instelling op te slaan.
.
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E
192
VOL+
VOL-
Druk herhaalde malen op
SRC/TEL om "AUX" te
selecteren.
De weergave van de informatie en de
bediening gebeurt via het externe apparaat.
Stel dan het geluidsvolume van
de autoradio van de auto in.
Streaming – Audio via Bluetooth
Afhankelijk van de technische
specificaties van de telefoonEr zijn verschillende afspeelmethodes:
- N ormaal: de nummers worden in
de normale volgorde volgens de
afspeellijst afgespeeld.
-
S
huffle: de nummers van een album
of een map worden in een willekeurige
volgorde afgespeeld.
-
S
huffle uitgebreid: alle tracks van
alle mediaspelers worden in een
willekeurige volgorde afgespeeld.
-
H
erhaling: alleen de nummers
van dit album of deze map worden
afgespeeld.
Afspeelmethode
Druk op de rolknop om naar
het contextmenu te gaan.
of
Druk op MENU .
Stel eerst het geluidsvolume op het externe
apparaat in.
Met streaming audio kunt u muziekbestanden
op uw telefoon via de luidsprekers van de
audio-installatie in de auto beluisteren.
De telefoon moet de desbetreffende
Bluetooth-profielen (A2DP/AVRCP)
ondersteunen.
In sommige gevallen moet het afspelen
van audiobestanden via het toetsenbord
van de telefoon gestart worden.
De kwaliteit van de weergave is
afhankelijk van de kwaliteit van het signaal
van de telefoon.
De telefoon koppelen: zie het hoofdstuk
TELEFOON.
Activeer de bron Streaming
door op de toets SRC/
TEL te drukken. U kunt het
afspelen aansturen via het
bedieningspaneel van het
audiosysteem. De informatie
over de muziekstukken
kan op het display worden
weergegeven.
AUX-ingang (AUX)
A U D I O e n D ATA C O M M U N I C AT I E