ALARMKNIPPERLICHTEN
Werking
Druk op schakelaar 1 fig. 70 om de
lichten in/uit te schakelen.
Waarschuwingslampjes
engaan
aan en de schakelaar 1 knippert wanneer
de lampjes aan zijn.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan de
alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lampen gaan automatisch uit wanneer
de remwerking weer normaal is.
108)
BELANGRIJK
108)Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar
u rijdt: neem de wettelijke voorschriften in
acht.
EEN LAMP VERVANGEN
32)109) 110) 111)
ALGEMENE INSTRUCTIES
Als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering niet is
geoxideerd alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar een
natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt
wordt door de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en dat
geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van het
midden tot de randen) zodra de lichten
worden ingeschakeld.
70A0K0622C
102
NOODGEVALLEN
EEN WIEL VERVANGEN
KRIK
117) 118) 119) 120) 121) 122)
Het is nuttig om het volgende te weten:
de krik weegt 1,76 kg;
de krik behoeft geen afstelling;
de krik niet kan worden gerepareerd:
in geval van een defect moet de krik door
een origineel exemplaar worden
vervangen;
afgezien van de slinger mag geen
enkel ander gereedschap op de krik
gemonteerd worden.
Onderhoud krik:
voorkom dat er vuil op de
“wormschroef” terechtkomt;
zorg ervoor dat de "wormschroef"
altijd gesmeerd is;
breng nooit wijzigingen aan de krik aan.
Omstandigheden waarin de krik niet
gebruikt moet worden:
temperatuur onder -40°C
op zanderige of modderige grond
op ongelijke ondergrond
op steile wegen
onder extreme weersomstandigheden:
onweer, tyfonen, orkanen,
sneeuwstormen, stormen, enz.
in direct contact met de motor of voor
reparaties onder het voertuig
op schepen.Ga als volgt te werk om een wiel te
vervangen:
stop het voertuig op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar het
wiel op veilige wijze vervangen kan
worden. De grond moet zo mogelijk vlak
en voldoende compact zijn;
zet de motor af, trek de handrem aan
en schakel de 1steversnelling of de
achteruit in. Doe het reflecterende
veiligheidsvest (wettelijk verplicht) aan
voordat u uit het voertuig stapt;
open de bagageruimte, til de mat op
met de voorziene tab;
met sleutel 1 fig. 87 uit de
gereedschapshouder, draai de
blokkeerschroef los, neem de
gereedschaphouder 2 uit en plaatst hem
naast het te vervangen wiel. Neem het
noodreservewiel 3;
draai de wielbouten ongeveer een slag
los d.m.v. de sleutel 1 fig. 88. Bij versiesmet lichtmetalen velgen, de auto
schudden om het loskomen van de velg
van de wielnaaf te vergemakkelijken;
plaats de krik onder de auto, nabij het
te verwisselen wiel. Op versies waar dit
geschikt is, ervoor zorgen de plastic
aerodynamische afscherming niet te
beschadigen;
voorziening 1 fig. 89 bedienen om de
krik omhoog te krijgen, totdat het
bovenste deel correct is ingebracht in het
zijlid op het punt aangeduid door de pijl
fig. 89. De hefpunten 3 worden
getoond in fig. 90.
87A0K0649C
88A0K0650C
114
NOODGEVALLEN
waarschuw alle omstanders dat het
voertuig wordt opgekrikt; zorg dat
niemand in de nabijheid van het voertuig
komt tot het weer helemaal op de grond
staat;
plaats de slinger 2 fig. 89 in de zitting
in voorziening 1 en krik het voertuig op
tot het wiel enkele centimeters van de
grond is;
35)
Voor versies met wieldop, verwijder
de wieldop na het losmaken van de
4 bevestigingsbouten en maak tot slot de
vijfde bout los en neem het wiel uit;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn om het
losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het ruimtebesparende
reservewiel door de eerste wielbout twee
slagen aan te draaien in het gat dat zich
het dichtst bij het ventiel bevindt;
neem de sleutel 1 fig. 87 en draai de
wielbouten volledig vast;
draai aan de slinger van de krik 2
fig. 89 om de auto omlaag te brengen.
Verwijder de krik;
gebruik de bijgeleverde sleutel 1
fig. 87 om de wielbouten kruiselings vast
te draaien, in de volgorde die is
aangegeven in fig. 91;
het is raadzaam om bij vervanging van
een lichtmetalen velg het wiel
ondersteboven te plaatsen, met het
versierde gedeelte naar boven gericht.
Herstel de normale band zo snel mogelijk,
want als hij in het vak van het reservewiel
geplaatst is, maakt hij de laadvloer van de
bagageruimte ongelijkmatig omdat hij
breder is dan het reservewiel.
36)
DE SUBWOOFER VERWIJDEREN
(versions with Bose HI-FI)
(voor bepaalde versies/markten)
BELANGRIJK De onderstaande
procedure is alleen van toepassing voor
auto's voorzien van een Bose Hi-Fi
systeem met subwoofer (voor bepaalde
versies/markten).
Subwoofer en noodreservewiel
Bij deze versies is het gereedschap voor
het verwisselen van een wiel opgeborgen
in een speciale houder aan de linkerkant
van de bagageruimte (zie fig. 92 ).
89A0K0651C
90A0K0904C
91A0K0040C
115
118)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen als
de auto op een helling of een slecht wegdek
stilstaat.
119)Een gemonteerd noodreservewiel
wijzigt de rijeigenschappen van de auto.
Vermijd bruusk optrekken en remmen,
scherpe stuurbewegingen en snelle bochten.
De totale levensduur van het
ruimtebesparende reservewiel is ongeveer
3000 km. Hierna moet de band vervangen
worden door een nieuw exemplaar van
hetzelfde type. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer ruimtebesparende
reservewielen is verboden. Smeer de
schroefdraad van de wielbouten niet met vet
voordat ze gemonteerd worden: ze kunnen
hierdoor losraken.120)De krik mag alleen gebruikt worden om
wielen te vervangen van de auto waarbij de
krik geleverd is of van auto's van hetzelfde
model. Gebruik de krik niet voor andere
doeleinden, zoals het opkrikken van andere
voertuigmodellen. Gebruik de krik nooit voor
het uitvoeren van reparaties onder het
voertuig. Door een verkeerde plaatsing van
de krik, kan het voertuig van de krik vallen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Monteer nooit sneeuwkettingen op het
ruimtebesparende reservewiel. In geval van
een lekke voorband (aandrijfwiel), kan het
ruimtebesparende reservewiel op de
achteras en het standaard achterwiel op de
vooras worden gemonteerd. Zo heeft de
vooras twee normale wielen waarop
sneeuwkettingen kunnen worden
gemonteerd.
121)Als het wieldeksel niet juist
gemonteerd is, kan het loskomen wanneer
de auto rijdt. Voer nooit werkzaamheden aan
het ventiel uit. Steek nooit gereedschap
tussen de velg en de band. Controleer
regelmatig de spanning van de banden en
het noodreservewiel (zie hoofdstuk
"Technische gegevens").122)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor het
vervangen van een wiel, als een band lek of
beschadigd raakt, op het voertuig waarbij de
krik is geleverd of bij voertuigen van
hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv. om
andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Nooit gebruiken voor onderhoud
of reparatie-activiteiten onder de auto of
om de zomer-/winterbanden te verwisselen
en andersom. Zorg dat u zich nooit bevindt
onder het opgekrikte voertuig. Mocht het
nodig zijn om werkzaamheden te verrichten
onder het voertuig, contact opnemen met
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Onjuiste
plaatsing van de krik kan er toe leiden dat
het opgekrikte voertuig eraf valt: gebruik
hem alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de krik.
Start de motor nooit wanneer het voertuig
opgekrikt is. Als het voertuig meer dan
noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Krik daarom het voertuig alleen op zover als
nodig is, om toegang te krijgen tot het
reservewiel.
117
BELANGRIJK
35)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
draaien van de slinger om schaafwonden aan
uw hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van de
krik ("wormschroef" en gewrichten) kunnen
verwondingen veroorzaken: raak deze delen
niet aan. In geval van accidenteel contact
met smeervet, het betreffende deel
zorgvuldig schoonmaken.
36)Neem zo snel mogelijk contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk om het
correcte aanhaalkoppel van de wielbouten te
laten controleren.
"Fix&Go Automatic" KIT
37) 38)
Deze bevindt zich in de bagageruimte (de
kitcontainer kan varieren afhankelijk van
de versie).
De kit bevat tevens een
schroevendraaier en een trekoog.
De kit bevat tevens:
een busje 4 fig. 95 met afdichtmiddel,
voorzien van: een vulleiding 1 en een
sticker 3 met daarop het opschrift “Max.
80 km/h” die na reparatie van de band op
een goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
compressor 2 compleet met
drukmeter en aansluitstukken;
een informatiefolder met de
aanwijzingen voor een correct gebruikvan de bandenreparatiekit. Deze
informatiefolder moet worden
overhandigd aan het personeel dat de
band behandeld met deze kit moet
repareren;
een paar handschoenen in het zijvak
van de compressor;
adapters voor het oppompen van
verschillende elementen.
REPARATIE VAN BANDEN EN
DRUKHERSTELPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
plaats het voertuig in een veilige en
geschikte zone en trek aan de handrem.
neem de kit uit de specifieke ruimte;
verwijder de snelheidssticker 3
fig. 95 en plak deze op het dashboard op
een zichtbare plaats. draag de geleverde
beschermende handschoenen;
verwijder het deksel van het ventiel
van de lekke band en sluit deze aan, en
maak zeer goed vast, op de transparante
buis van de afdichtingsvloeistof 1
fig. 96 en bevestig de moer 2 op de
bandventiel;
95A0K0516C
118
NOODGEVALLEN
123)
zorg ervoor dat de schakelaar voor de
compressor in stand0(uit) staat, start de
motor, open de achterklep en breng de
stekker in het stopcontact van de
bagageruimte of op de tunnelconsole en
start de motor. schakel de compressor in
door de schakelaar in standI(aan) te
zetten;
pomp de band op tot de juiste
bandenspanning, vermeld in de paragraaf
"Wielen" in het hoofdstuk "Technische
gegevens";
Als na vijf minuten de druk niet ten
minste 1,8 bar/26 psi is, de compressor
uitschakelen en deze afsluiten van het
ventiel en het stopcontact, het deksel
vervangen, dan het voertuig circa tien
meter vooruit bewegen om de
afdichtingsvloeistof in de band gelijk te
verdelen; Stop het voertuig veilig en
herhaal de procedure totdat de vereiste
druk wordt bereikt;
als na deze handeling nog steeds geen
minstens 1,8 bar (26 psi) wordt
verkregen binnen 5 minuten na
inschakeling van de compressor, DAN IS
DE BAND TE BESCHADIGD OM TE
WORDEN GEREPAREERD. Verwijder en
vervang de kit in het specifieke gedeelte
en neem contact op met een Alfa Romeo
Servicenetwerk;
Als de vereiste druk is bereikt, ga dan
weer rijden. Overschrijd de snelheid van
80 km/h niet. Vermijd abrupt accelereren
of remmen. Na ongeveer 8 km / 5 mijl
gereden te hebben, het voertuig op een
veilige plek en geschikte zone plaatsen,
met de handrem aangetrokken. De kit
oppakken en ervoor zorgen dat de aan-uit
knop in de0stand staat, de elektrische
aansluiting in het 12V contact van het
voertuig steken. Verwijder het deksel van
het ventiel van de gerepareerde band,
sluit af en trek de zwarte pomp eruit, sluit
deze aan op het ventiel en vergrendel
met de hendel. Controleer de
bandenspanning op de drukmeter.
als de aangeduide druk lager is dan
1,8 bar / 26 psi, IS DE BAND TE
BESCHADIGD EN KAN NIET MEER
WORDEN GEREPAREERD. Verwijder en
vervang de kit in het specifieke gedeelte
en neem contact op met een Alfa Romeo
Servicenetwerk;
Als de aangeduide druk gelijk of hoger
is dan 1,8 bar/26 psi, schakel dan decompressor in en pomp tot de vereiste
druk. De kit afsluiten en vervangen in de
specifieke ruimte. Rijd zeer voorzichtig
en zo snel mogelijk naar het
dichtstbijzijnde Alfa Romeo
Servicenetwerk.
BANDENSPANNING CONTROLEREN EN
HERSTELLEN
De compressor kan ook gebruikt worden
voor het controleren en eventueel
herstellen van de bandenspanning.
Sluit het zwarte opblaasslangetje 1
fig. 97 af en haal deze weg, sluit aan op
het ventiel van de band en vergrendel in
positie met de hendel.
Met dezelfde procedure kunnen
fietsbanden en ballonnen worden
opgeblazen. De kit dient gebruikt te
worden door volwassenen en mag niet
gebruikt worden door kinderen.
96A0K0518C
97A0K0521C
119
versnellingsbak/transmissie van de auto
die gestart moet worden;
start de motor, maak als de motor
gestart is, de kabels in omgekeerde
volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
STARTEN MET HULPACCU
(Voor versies met Start&Stop-systeem)
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) vanaf de
hulpaccu nooit in verbinding worden
gebracht met de minpool 1 fig. 99 van de
accu in de auto. Sluit de minkabel aan op
een massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
125)
ROLLEND STARTEN
Probeer, onder geen enkele
omstandigheid, de motor te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden.
BELANGRIJK
39)Verbind de minklemmen van de twee
accu’s nooit rechtstreeks met elkaar! Als de
hulpaccu in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de metalen
delen van beide auto's vermeden worden.
40)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BELANGRIJK
124)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open vuur en
brandende sigaretten uit de buurt van de
accu en veroorzaak geen vonken.125)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op het
plaatje op de voorste traverse. Wij adviseren
om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in het voertuig bevinden.
Alle inzittenden moeten uit het voertuig
stappen nadat de contactsleutel is
uitgenomen of naar de STOP-stand is
gedraaid. Controleer bij het tanken of de
motor is afgezet (en of de contactsleutel in
de stand STOP staat).
99A0K0755C
121
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
Werking
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de brandstoftoevoer
waarna de motor afslaat;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
automatische inschakeling van de
interieurverlichting.
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
Controleer het voertuig zorgvuldig op
brandstoflekkage, bijvoorbeeld in de
motorruimte, onder het voertuig of in de
buurt van de tank.
126)
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de accu
leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van de auto te herstellen:
draai de contactsleutel naar de stand
MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
contactsleutel op de stand OFF
gedraaid;
draai de contactsleutel naar de stand
MAR.
BELANGRIJK
126)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem niet
opnieuw ingeschakeld worden om brand te
voorkomen.
TCT VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de pook in stand P (parkeren)
staat.
Als de accu leeg is en de contactsleutel is
ingebracht, is de sleutel in het
contactslot geblokkeerd.
Ga als volgt te werk om de sleutel
handmatig te verwijderen:
trek de handrem aan;
dashboardzekeringen (om te
verwijderen, breng uw hand in de
behuizing 1 fig. 100 en breng klep
2 omlaag);
met de meegeleverde Allen sleutel (zie
fig. 101) schroef de bovenste schroeven
2 fig. 102 los en zet deksel 1 vast;
100A0K0527C
122
NOODGEVALLEN