112VerlichtingBij krachtig remmen kunnen de
alarmknipperlichten automatisch
gaan werken. Uitschakelen door op
¨ te drukken.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzersignaal
De richtingaanwijzers werken
wanneer de motor draait en tijdens
een Autostop.
Wanneer u het stuurwiel terugdraait,
keert de hendel automatisch terug
naar de oorspronkelijke stand en
dooft de richtingaanwijzer. Dit
gebeurt niet bij een geringe stuurbe‐ weging zoals bij het wisselen van
rijstrook.
Beweeg de hendel voor drie keer
knipperen, bijv. bij het wisselen van rijstrook, tot aan de eerste aanslag en
laat deze los.
Als de hendel voorbij de eerste
aanslag wordt gezet, blijft de richting‐ aanwijzer ingeschakeld. Schakel de
richtingaanwijzer handmatig uit door
de hendel in de oorspronkelijke stand te zetten.Mistlampen voor
Draai de binnenste schakelaar in de
stand >; controlelampje > op de
instrumentengroep licht op.
De mistlampen vóór werken alleen wanneer het contact en de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Mistachterlicht Draai de binnenste schakelaar in de
stand ø; controlelampje ø op de
instrumentengroep licht op.
140Rijden en bediening● de ontdooifunctie is geactiveerd3 119
● het remvacuüm is niet voldoende
● het rempedaal wordt steeds inge‐
trapt
● de auto begint te rijden
De motor start mogelijk niet opnieuw
als een portier of de motorkap open
is.
Als een elektrische accessoire, bijv.
een draagbare cd-speler, op de elek‐ trische aansluiting is aangesloten,
merkt u mogelijk een korte span‐
ningsdaling tijdens het herstarten.
Als het Infotainmentsysteem actief is,
wordt het volume van het audiogeluid mogelijk korte tijd verlaagd of onder‐
broken wanneer opnieuw wordt
gestart.
Storing
Bij een storing in het Stop/Start-
systeem brandt de LED in Î en er
verschijnt een bijbehorend bericht op
het Driver Information Center 3 102.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Boordinformatie 3 103.Geluidssignalen 3 104.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een aflo‐
pende of oplopende helling zo
stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd het rempedaal in om minder
kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen
ondergrond of een oplopende
helling. Op een oplopende
helling bovendien de voorwie‐
len van de stoeprand
wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling in als de auto op een aflopende
helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel
verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken 3 25.
Activeer het alarmsysteem 3 38.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 169.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
Verzorging van de auto187Nr.Stroomkring1Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)2Aanpassingen3Aanpassingen4Accu (met elektronisch sleutel‐
systeem)5Extra verwarming en ventilatie/
airconditioning6Aanvullend verwarmings- en
ventilatiesysteem7Elektrische buitenspiegels/extra aanpassingen8Verwarmbare buitenspiegels9Radio/multimedia/elektrische
buitenspiegels/diagnoseaan‐
sluiting10Multimedia/trekhaak11Interieurverlichting/ontlaadbe‐
veiliging accu12Grootlicht rechts/dimlicht links/
zijmarkeringslichten/dagrijlicht
rechtsNr.Stroomkring13Alarmknipperlichten/richting‐
aanwijzers14Centrale vergrendeling15Grootlicht links/dimlicht rechts/
achterlichten/dagrijlicht links16Mistlampen voor/mistachter‐
lichten/kentekenverlichting17Alarm/claxon/verlichting/wisser18Instrumentengroep19Verwarmings- en recirculatie‐
systeem20Achterruitwisser/sproeierpomp
voorruit/claxon21Accu algemeen22Achteruitrijlichten23Remschakelaar24Brandstofinspuiting/startmotor25Airbag/stuurslot26Elektrisch verstelbare passa‐
giersruit27Stuurbekrachtiging28RemlichtenNr.Stroomkring29Reserveaccu (met elektronisch
sleutelsysteem)30Servicedisplay31Aansteker/elektrische aanslui‐
ting32Verwarmings- en recirculatie‐
systeem33Remlichten/ABS/startbeveili‐
ging34Interieurverlichting/airco35Starten met elektronisch sleutel‐
systeem36Achterruitwisser37Waarschuwingssignalen3812V-aansluiting bagageruimte39Elektrisch verstelbare bestuur‐
dersruit4012V-aansluiting achterin41Starten/carrosserieregelmodule42Stoelverwarming43Tachograaf
Verzorging van de auto203Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de
achterkant. Het sleepoog vooraan mag alleen worden gebruikt om teslepen. Het is niet geschikt om een
voertuig te bergen.
Voorzichtig
Activeer de kindersloten in de
achterportieren als de zitplaatsen achterin bezet zijn. Kindersloten3 32.
Contact inschakelen zodat de
remlichten, claxon en voorruitwissers
kunnen werken en het stuurwiel een klein beetje draaien om het stuurslot
te ontgrendelen.
Let op
Afhankelijk van de versie moet u
wellicht de motor starten om de
remlichten te laten werken.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Alarmknipperlichten inschakelen
3 111.
Recirculatiesysteem 3 118 inschake‐
len en ruiten sluiten, zodat geen
uitlaatgassen van de slepende auto
kunnen binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het wegslepen, sleepoog
losdraaien en kapje terugplaatsen.
Andere auto slepen
Het vaste sleepoog bevindt zich
onder de achterbumper, links op de
auto.
Sleepkabel – beter is een sleepstang – aan het achterste sleepoog beves‐
tigen, nooit aan de achteras of achter‐
wielophanging.
Achterste sleepoog alleen gebruiken
om de auto weg te slepen en niet om deze te bergen.
230TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ......................... 17, 133
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............210, 215
Aanduidingen op banden ..........189
Aanhangerkoppeling ..................165
Aanhangerstabilisatie ................166
Aanhanger trekken ....................165
Aanraakscherm .......................... 103
Aansteker .................................... 90
Absorptive Glass Mat-accu......... 174
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 168
Accu ................................... 174, 201
Accu, starthulp gebruiken ...........201
Achterdeuren .......................... 25, 33
Achterdeur handmatig vergrendelen ............................. 25
Achterklep..................................... 35
Achterlichten .............................. 179
Achterruitverwarming ................... 45
Achterste binnenverlichting ........113
Achterste zijruiten ........................44
Achteruitkijkcamera ...................160
Achteruitrijlichten ...............113, 181
Adaptief rijlicht (AFL) .................111
AdBlue ................ 100, 105, 142, 210
AdBlue-tank ................................ 224
Afmetingen auto ........................220
Afstandsbediening ........................21Afstand tot onderhoudsbeurt ........93
AGM-accu................................... 174
Airbag deactiveren ....................... 64
Airbag-deactivering ...................... 97
Airbag en gordelspanners ...........97
Airbaglabel.............................. 60, 64
Airbagsysteem ............................. 60
Airconditioning ........................... 118
Airconditioning achterin .............122
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 130
Alarmknipperlichten ...................111
Algemene informatie .................. 165
Algemene richtlijnen voor het rijden ............................... 131, 132
Andere auto slepen ...................203
Antiblokkeersysteem .................149
Antiblokkeersysteem (ABS) .........99
Antidiefstalbouten .......................197
Anti-vries..................................... 172
Armsteun ..................................... 50
Asbakken ..................................... 90
Autogegevens ............................ 215
Autokrik....................................... 188
Automatisch blokkering brandstof ................................. 136
Automatische dimfunctie .............42
Automatische verlichting ............ 110
Automatisch vergrendelen ...........31
Auto ontgrendelen .........................6
231Auto reinigen.............................. 204
Auto slepen ................................ 202
Auto stallen ......................... 168, 174
Autostop ............................. 135, 137
Auto wassen ............................... 204
B
Bagageruimte ........................ 35, 78
Bagageruimte-afdekking .............79
Bagageruimteverlichting .............114
Bak op instrumentenbord .............73
Banden ...................................... 189
Banden- en wielmaat, verwisselen ............................. 193
Bandenreparatieset ...................194
Bandenspanning .......................190
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ................................ 100, 191
Bandenspanningswaarden ........225
Banden verwisselen ...................197
Bedieningselementen telefoon .....85
Bedieningsorganen ......................85
Bekerhouders .............................. 75
Bekleding .................................... 206
Beladingsinformatie .....................82
Beslagen lampglazen ................113
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 154
Beveiliging van de auto ................37
Binnenspiegels ............................. 42Binnenverlichting ...............113, 183
BlueInjection ............................... 142
Bochtlicht .................................... 111
Bolle vorm .................................... 40
Boordgereedschap .............188, 202
Boordinformatie .........................103
Brandstofbesparingsmodus ........101
Brandstofblokkeersysteem .........136
Brandstofmeter ............................ 92
Brandstoftank ............................. 224
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot. 164
Brandstofverbruikcijfer ........103, 105
Brandstofverbruikmeter ................93
Brandstof voor dieselmotoren ...162
Buitenspiegels .............................. 40
Buitentemperatuur .......................87
Buitenverlichting .........................109
Bijrijdersbank ................................ 76
C
Car Pass ...................................... 21
Centrale vergrendeling ................25
Claxon ................................... 14, 85
Compact reservewiel ..................199
Conformiteitsverklaring ...............226
Contactslotstanden ....................133
Controlelampen ......................91, 94
Controle over de auto ................132
Controles .................................... 169
Cruise control ....................102, 154D
Dagrijlicht ............................ 110, 111
Dagteller ...................................... 91
Dakbelasting ................................. 82
Dakdrager .................................... 82
Dashboard .................................... 10
De belangrijkste informatie voor uw eerste rit................................. 6
DEF ............................................ 142
De functie Meer tractie .......151, 152
Derde remlicht ........................... 180
Diefstalalarmsysteem ..................38
Diefstalvergrendeling ....................25
Dieselbrandstoffilter ...................176
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 176
Dieseluitlaatvloeistof ...................142
Dimlicht of grootlicht ...........109, 110
Documentenbak ........................... 75
DPF (Diesel Particle Filter, roetfilter) .................................. 141
Draairichtingsgebonden banden ............................ 189, 199
Driepuntsgordel ........................... 56
Driver Information Center ...........102
Dubbele cabine ............................ 76
E
Economisch rijden ......................131
ecoScoring.................................. 105