Page 33 of 109

CD-speler33GebruikCd afspelen starten
Duw de cd met de beschreven kant
omhoog zo ver in de cd-sleuf dat deze naar binnen wordt getrokken.
Het afspelen van de cd start automa‐
tisch en het hoofdmenu CD of Mp3-
cd verschijnt.
Als er al een cd geplaatst is, maar het
hoofdmenu CD of Mp3-cd niet actief
is, druk dat op ; en selecteer daarna
CD .
Het hoofdmenu CD of Mp3-cd
verschijnt en het afspelen van de CD wordt gestart.Afhankelijk van de data die op de
audio CD of Mp3-cd is opgeslagen,
verschijnt er op het display meer of
minder gedetailleerde informatie over de cd en de actuele track.
Let op
Wanneer er al een audiobron actief
is, kunt u door de verschillende audi‐
obronnen schakelen door steeds op SRCE te drukken.
Een cd verwijderen
Druk op d.
De cd wordt uit de cd-sleuf geworpen. Als de cd na het uitwerpen niet wordt
verwijderd, wordt hij na enkele secon‐ den automatisch weer naar binnen
getrokken.
Titellijst
Draai aan de multifunctionele knop
om een lijst met alle tracks op de cd
weer te geven.
Let op
De nu afgespeelde track is gemar‐
keerd met i.
Selecteer de gewenste titel.Functietoetsen
Naar vorige of volgende track springen
Druk één of meerdere keren op t of
v om naar de vorige of volgende
track te springen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Pauze in weergave
Druk op r om het afspelen te
pauzeren.
Menu Audio
Druk op de multifunctionele knop om
het menu Cd of Mp3 weer te geven.
Let op
Voor een beschrijving van de func‐
ties in het menu Mp3 3 37.
Functie Willekeurige volgorde
Activeer Door elkaar voor het afspe‐
len van de tracks op de cd in wille‐ keurige volgorde.
Page 34 of 109
34CD-spelerDeactiveer Door elkaar om naar de
normale afspeelvolgorde terug te
keren.
Page 35 of 109

Externe apparaten35Externe apparatenAlgemene informatie....................35
Audio afspelen ............................. 37
Afbeeldingen weergeven .............38Algemene informatie
Aansluitingen voor externe apparaten bevinden zich in de middenconsole.
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-ingang
U kunt een extern apparaat met een
stekker van 3,5 mm op de AUX-
ingang aansluiten. Het Infotainment‐
systeem kan muziekbestanden op
randapparatuur weergeven.
Na het aansluiten op de AUX-ingang
wordt het audiosignaal van het rand‐
apparaat via de luidsprekers van het
Infotainmentsysteem verzonden.
Het volume kan via het Infotainment‐
systeem worden aangepast. Alle
andere bedieningsfuncties werken
via het randapparaat zelf.
Een apparaat aansluiten
Gebruik de volgende kabel om het
randapparaat op de AUX-ingang van
het Infotainmentsysteem aan te slui‐
ten:
3-polig voor audiobron.Ontkoppel het AUX-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het AUX-apparaat te verwijderen.
USB-poort Op de USB-poort kunt u een MP3-
speler, USB-apparaat of smartphone
aansluiten. Het Infotainmentsysteem
kan muziekbestanden of afbeeldin‐
gen op randapparatuur weergeven.
Na het aansluiten op de USB-poort
werken de bovenvermelde apparaten via de knoppen en menu's van hetInfotainmentsysteem.
Let op
Niet alle aanvullende apparaten
worden ondersteund door het Info‐
tainmentsysteem.
Een apparaat aansluiten/loskoppelen
Sluit het USB-apparaat aan op de
USB-poort.
Let op
Bij het verbinden van een niet-lees‐
baar USB-apparaat verschijnt er een
bijbehorende foutmelding en scha‐
kelt het Infotainmentsysteem auto‐
matisch terug naar de vorige functie.
Page 36 of 109

36Externe apparatenOntkoppel het USB-apparaat door
een andere functie te selecteren en
dan het USB-opslagapparaat te
verwijderen.Voorzichtig
Koppel het toestel tijdens het
afspelen niet los. Hierdoor kan het
toestel of het Infotainmentsysteem beschadigd raken.
Bluetooth
Apparaten die de Bluetooth-muziek‐
profielen A2DP en AVRCP onder‐
steunen kunnen draadloos met het
Infotainmentsysteem worden verbon‐ den. Het infotainmentsysteem kan de
muziekbestanden afspelen die op
deze apparaten staan.
Een apparaat aansluiten
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de Bluetooth-verbinding 3 69.
Bestandsindelingen
Audiobestanden
Alleen apparaten die zijn geformat‐
teerd in de bestandssystemen
FAT32, NTFS en HFS+ worden
ondersteund.
Let op
Sommige bestanden worden wellicht niet goed afgespeeld. Dit
kan worden veroorzaakt door een
ander opnameformaat of de staat
van het bestand.
Bestanden van online-winkels met
digitaal rechtenbeheer (DRM)
kunnen niet worden afgespeeld.
De afspeelbare audiobestandsinde‐
lingen zijn .mp3, .wma, .aac en .m4a.
Bij het afspelen van een bestand met
ID3 tag-informatie kan het Infotain‐
mentsysteem informatie weergeven,
bijv. over de titel van de track en de
artiest.
Afbeeldingsbestanden
De weergeefbare afbeeldingsbe‐
standsindelingen zijn
.jpg, .jpeg, .bmp, .png en .gif.De grootte van de bestanden mag
maximaal 2048 pixels in de breedte
en 2048 pixels in de hoogte zijn
(4MP).
Gracenote De Gracenote database bevat infor‐
matie over momenteel verkrijgbare
mediadata.
Bij het aansluiten van externe appa‐
raten worden de tracks of bestanden
herkend door de Gracenote functie.
Als de normalisatiefunctie van Grace‐
note geactiveerd is, worden spelfou‐
ten in MP3 tag-data automatisch
gecorrigeerd. Hierdoor kunnen
mediazoekresultaten beter worden.
Druk op CONFIG en selecteer dan
Radio-instellingen .
Selecteer Gracenote opties om het
betreffende submenu weer te geven.
Activeer de normailsatiefunctie van
Gracenote.
Page 37 of 109

Externe apparaten37Audio afspelen
Weergave starten
Indien niet aangesloten, sluit het
apparaat aan 3 35.
Druk op ; en selecteer dan USB,
AUX of Bluetooth .
Voorbeeld: hoofdmenu USB
Functietoetsen
De mediabestanden op de USB- en Bluetooth-apparaten kunnen met de
toetsen op het instrumentenbord
worden bediend.
Naar vorige of volgende track
springen
Druk één of meerdere keren op t of
v om naar de vorige of volgende
track te springen.
Snel vooruit of achteruit gaan
Houd t of v ingedrukt voor snel
vooruit of achteruit van de huidige
track.
Pauze in weergave
Druk op r om het afspelen te
pauzeren.
Audiomenu's Druk op de multifunctionele knop om
het betreffende audiomenu weer te
geven.
Let op
Niet alle menuopties zijn beschik‐ baar in alle audiomenu's.
Functie Willekeurige volgorde
Druk op de multifunctionele knop om
het menu USB of Bluetooth weer te
geven.
Activeer Door elkaar voor het afspe‐
len van de tracks op het betreffende
apparaat in willekeurige volgorde.
Deactiveer Door elkaar om naar de
normale afspeelvolgorde terug te
keren.
Zoeken
(alleen beschikbaar in USB-menu's)
Page 38 of 109

38Externe apparatenSelecteer één van de menuopties,
bijv. Mappen , Afspeellijsten of
Albums , om naar een track in de
structuur te zoeken.
Zoek in de structuur totdat u de
gewenste track heeft gevonden.
Selecteer de track om de weergave te
starten.
Specifieke afspeellijsten
In het systeem kunt u via de Grace‐
note functie nieuwe afspeellijsten
aanmaken. Gelijksoortige tracks
worden samen op een automatisch
door het systeem gegenereerde lijst
gezet.
Selecteer de track rond welke u een
nieuwe afspeellijst wilt aanmaken.
Selecteer Vergelijkbare nummers
afspelen... in het betreffende audio‐
menu. Een nieuwe afspeellijst wordt
aangemaakt en in het menu
Afspeellijsten opgeslagen.
Selecteer Afspeellijst verwijderen
voor het wissen van een door het systeem gegenereerde afspeellijst.Er verschijnt een lijst met alle gege‐nereerde afspeellijsten. Selecteer de
afspeellijst die u wenst te wissen. De
afspeellijst wordt gewist.
Afbeeldingen weergeven Afbeeldingen bekijken
Sluit een USB-apparaat aan 3 35.
Druk op ; en selecteer daarna
Afbeeldingen om het menu Foto-
viewer USB te openen.
Er verschijnt een lijst met alle afbeel‐
dingen en afbeeldingenmappen op
het USB-apparaat.
Doorzoek de afbeeldingen en
mappen totdat u de gewenste afbeel‐ ding hebt gevonden en selecteer
deze. De afbeelding wordt weergege‐ ven.
Functietoetsen
Toets Info
Selecteer Info onder aan het scherm
om informatie over de afbeelding op
het USB-apparaat weer te geven,
bijv. een naam of nummer. De betref‐
fende informatie verschijnt boven de
afbeelding.
Naar de vorige of volgende
afbeeldingen springen
Selecteer < of > onder aan het
scherm om de vorige of volgende
afbeelding weer te geven.
Page 39 of 109
Externe apparaten39Diavoorstelling
Selecteer voor het starten van een
diavoorstelling van alle afbeeldingen
in de betreffende afbeeldingenmap
6 onder aan het scherm. De diavoor‐
stelling wordt gestart.
Wanneer de diavoorstelling begint,
verandert 6 in Q.
Selecteer Q om de diavoorstelling te
onderbreken.
Afbeelding draaien
Selecteer R onder aan het scherm
om de afbeelding te draaien.
Menu Afbeeldingen Selecteer voor weergeven van het
afbeeldingenmenu Menu onder aan
het scherm.
Hoofdmenu afbeeldingenviewer
Selecteer Hoofdmenu foto-viewer om
een lijst met alle afbeeldingenmap‐
pen weer te geven, zie bovenstaand.
Timer diavoorstelling
Selecteer Timer Diashow voor het
aanpassen van de tijd gedurende
welke een afbeelding in een diavoor‐stelling verschijnt. Het betreffende
submenu verschijnt. Selecteer de
gewenste optie.
Afbeeldingen in willekeurige volgorde Activeer Shuffle foto's voor het weer‐
geven van de afbeeldingen van een
diavoorstelling in willekeurige volg‐
orde.
Page 40 of 109

40NavigatieNavigatieAlgemene aanwijzingen...............40
Gebruik ........................................ 41
Invoer van de bestemming ..........45
Begeleiding .................................. 54Algemene aanwijzingen
De navigatieapplicatie zal u op
betrouwbare wijze naar uw bestem‐
ming begeleiden zonder dat u kaarten hoeft te lezen.
Bij het berekenen van de route houdt het systeem rekening met de huidige
verkeerssituatie. Daarom ontvangt
het Infotainmentsysteem via RDS-
TMC de verkeersberichten in het
desbetreffende ontvangstgebied.
De navigatieapplicatie kan echter
geen rekening houden met de actuele
verkeerssituatie, recentelijk veran‐
derde verkeersregels en plotseling
optredende gevaren of knelpunten
(bijv. wegwerkzaamheden).Voorzichtig
Het gebruik van het navigatiesys‐
teem vrijwaart de bestuurder niet
van zijn verantwoordelijkheid
correct en oplettend aan het
verkeer deel te nemen. De rele‐ vante verkeersregels moeten
zonder uitzondering in acht
worden genomen. Wanneer de
routebegeleiding tegen de
verkeersregels ingaat, moet u
altijd de verkeersregels volgen.
Werking van de
navigatieapplicatie
De positie en beweging van de auto
worden door de navigatieapplicatie
met behulp van sensoren gedetec‐
teerd. De afgelegde afstand wordt
bepaald door het signaal van de snel‐
heidsmeter van de auto en richting‐
veranderingen bij bochten door een
gyrosensor. De positie wordt bepaald door de gps-satellieten (Global Posi‐tioning System).
Door vergelijking van de sensorsig‐
nalen met de digitale kaarten is het mogelijk om de positie met een nauw‐
keurigheid van ongeveer 10 meter te bepalen.
Het systeem werkt ook bij slechte
GPS-ontvangst, maar de nauwkeu‐
righeid van de bepaling zal verminde‐
ren.
Na de invoer van het bestemmings‐
adres of een nuttige plaats (dichtstbij‐ zijnde tankstation, hotel, enz.) wordt