18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● De auto niet op een licht
ontvlambare ondergrond
parkeren. De ondergrond kan
door de hoge temperatuur van
het uitlaatgassysteem mogelijk
vlam vatten.
● Trek altijd de elektrische hand‐ rem aan.
Schakelaar m naar u toe trek‐
ken.
De elektrische handrem is
aangetrokken wanneer contro‐
lelamp m oplicht 3 87.
Voor de maximale kracht, bijv. bij het parkeren met een
aanhanger of op een helling,
trekt u m tweemaal aan de
schakelaar.
● Zet de motor af.
● Als de auto vlak of op een oplo‐
pende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de eerste versnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het
verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ramen en het zonne‐ dak.
● Draai de contactsleutel in de stand LOCK, druk de sleutel in
het contactslot en trek deze
eruit.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak trapt u het
rempedaal in en schakelt u
naar P voordat u de sleutel in
het contactslot duwt en eruit
trekt.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.● Vergrendel de auto met p op de
handzender 3 21.
● Activeer het alarmsysteem 3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 161.
● Na een rit waarbij met hoge motortoerentallen of met hoge
motorbelasting werd gereden, de motor vóór het afzetten gedu‐
rende een korte tijd met lage
belasting laten draaien of gedu‐
rende ongeveer 1 of 2 minuten
stationair laten lopen om de
turbolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een
langere tijd stilzetten 3 160.
78Instrumenten en bedieningsorganenKlok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Board-Info-Display 3 93.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 96.
Automatische tijdsynchronisatie Board-Info-Display
Het RDS-signaal (Radio Data
System) van de meeste FM-zenders
stelt de tijd automatisch in, te herken‐
nen aan } op het display.
Sommige RDS-zenders zenden geen correct tijdsignaal uit. In dergelijke
gevallen de automatische tijdsyn‐
chronisatie uitschakelen en de tijd handmatig instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen op het "Infotainment"-
systeem.
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐ instellingen uit het menu Instellingen
selecteren en naar keuze instellen.
De in te stellen waarde wordt met
pijlen gemarkeerd. Gewenste instel‐
ling verrichten met de pijltjestoetsen. De instelling wordt bij verlaten van de
menukeuzemogelijkheid overgeno‐
men.
Om de tijd met RDS gelijk te stellen in
het, de menuoptie uit het menu
Instellingen selecteren en naar keuze
instellen.
Board-Info-Display 3 93.
Instrumenten en bedieningsorganen95Systeeminstellingen
Op Settings op het Infotainmentsys‐
teem drukken. De menuoptie Audio
wordt weergegeven.
Met de linkerpijltjestoets System
oproepen en met OK selecteren.
De eerste functie van het menu
System wordt geaccentueerd.
Sommige functies verschijnen in
verkorte vorm op het beeldscherm.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
● Tijdsynchronisatie
● Tijd, uren instellen
● Tijd, minuten instellen
● Datum, dag instellen
● Datum, maand instellen
● Datum, jaar instellen
● Ontstekingslogica
● Taal instellen
● Maateenheden instellen
Automatische tijdsynchronisatie
Het RDS-signaal (Radio Data
System) van de meeste FM-zenders
stelt de tijd automatisch in, te herken‐
nen aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. In dergelijke
gevallen de automatische tijdsyn‐
chronisatie uitschakelen en de tijd
handmatig instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen.
Tijd en datum instellen
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐ instellingen selecteren en naar keuzeinstellen.
Rijden en bediening127ContactslotstandenLOCK:Ontsteking uitACC:Stuurslot opgeheven,ontsteking uitON:Ontsteking aan, bij diesel‐
motor: voorgloeienSTART:Starten
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot endraai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Motor starten
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Bedien het gaspedaal niet.
Dieselmotoren: draai de sleutel in de
stand ON voor het voorgloeien totdat
het controlelampje ! dooft 3 89.
Sleutel kort naar stand START
draaien en loslaten. Sleutel keert
automatisch terug in stand ON.
Om de motor opnieuw te starten of
deze af te zetten, sleutel in het
contactslot eerst terugdraaien naar
stand LOCK.
Startpogingen niet langer dan
15 seconden laten duren. Als de motor niet start,
10 seconden wachten alvorens de
startprocedure te herhalen.
Het verhoogde motortoerental wordt
automatisch verlaagd tot het normaal stationaire toerental naarmate de
motortemperatuur stijgt. Met een
gematigde snelheid rijden, vooral bij
koud weer, totdat de normale motor‐
bedrijfstemperatuur is bereikt.
Tijdens een Autostop kan de motor
gestart worden door het koppelings‐
pedaal in te trappen.
Stop/Start-systeem 3 128.
Rijden en bediening131Als de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het
verwijderen van de contact‐
sleutel de achteruitversnelling
inschakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het zonne‐ dak.
● Draai de contactsleutel in de stand LOCK, druk de sleutel in
het contactslot en trek deze
eruit.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak trapt u het
rempedaal in en schakelt u
naar P voordat u de sleutel in
het contactslot duwt en eruit
trekt.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door p op de
handzender in te drukken 3 21.
Activeer het alarmsysteem 3 25.
Uitlaatgassen9 Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij
inademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de
passagiersruimte dringen, de
ruiten openen. Oorzaak van de
storing door een werkplaats laten
verhelpen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte
binnen kunnen dringen.
Storingsindicatielamp 3 86.
Roetfilter
Het dieselpartikelfilter verwijdert
schadelijke roetdeeltjes uit de uitlaat‐ gassen. Het systeem heeft een zelf‐
reinigende functie die tijdens het
rijden automatisch wordt geactiveerd,
zonder dat hier een melding over
verschijnt.
Het filter wordt gereinigd door achter‐ gebleven roetdeeltjes periodiek bij
een hoge temperatuur te verbranden. Dit proces vindt onder bepaalde
rijomstandigheden automatisch
plaats en kan meer dan 15 minuten
duren. Autostop is niet beschikbaar
en het brandstofverbruik ligt mogelijk
hoger. Enige geur- en rookontwikke‐
ling tijdens deze procedure is
normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
168Verzorging van de auto● Zie de gebruikershandleidingvoor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstoffilter
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Aftapplug met een geschikte
schroevendraaier linksom draaien
om het water af te tappen.
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof uit de opening stroomt.
Aftapplug rechtsom weer vast‐
draaien.
Bij uitgeschakelde motor, contactslot
op ON zetten, ongeveer 5 seconden
wachten en sleutel op LOCK zetten
om op te voeren. Deze handeling minimaal 3 keer bij uitgeschakelde
motor verrichten, opdat er geen lucht
in de brandstofleiding komt.
Dieselbrandstoffilter met kortere
tussenpozen controleren als de auto
wordt gebruikt in extreme omstandig‐ heden.
Als er water in het dieselbrandstoffil‐
ter zit, brandt controlelampje U op de
instrumentengroep 3 91. Water
onmiddellijk aftappen.Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de brandstof‐
tank moet het dieselbrandstofsys‐
teem worden ontlucht. Het contact
driemaal 15 seconden per keer
inschakelen. Motor vervolgens maxi‐
maal 40 seconden starten. Als de
motor niet start, ten minste
10 seconden wachten alvorens u een
nieuwe poging doet. Slaat de motor
niet aan, dan de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
182Verzorging van de autoZekeringStroomkringAPO JACK
(CONSOLE)12 V-aansluiting
(middencon‐
sole)APO JACK (REAR
CARGO)12 V-aansluiting (bagageruimte)AUDIO/KEY
CAPTUREAudio, sleutel‐
detectieAWD/VENTAll-wheel drive,
ventilatieBCM (CTSY)Instapverlich‐
tingBCM (DIMMER)Instrumenten‐
verlichtingBCM (INT LIGHT
TRLR FOG)Binnenverlich‐
ting, mistlamp
aanhangerBCM (PRK/TRN)Parkeerlichten,
richtingaanwij‐
zersBCM (STOP)RemlichtenBCM (TRN SIG)Richtingaanwij‐
zersBCM (VBATT)Batterijspan‐
ningZekeringStroomkringCLSTRInstrumenten‐
groepDC/DC
CONVERTERDC, DC-
omvormerDRLDagrijlichtDR/LCKVergrendeling
bestuurderspor‐
tierDRVR PWR SEATElektrisch
verstelbare
bestuurders‐
stoelDRV/PWR WNDWElektrisch
verstelbare
bestuurdersruitERAGLONASSNoodhulp
onderweg
GlonassF/DOOR LOCKTankklepFRT WSRRuitensproeier
voorFSCMBrandstofsys‐
teemZekeringStroomkringFSCM/VENT SOLBrandstofsys‐
teem, magneet‐
klep benzine‐
dampafzuigingHEATING MAT
SWSchakelaar
verwarmde matHTD SEAT PWRStoelverwar‐
mingHVAC BLWRKlimaatrege‐
ling, aircoventi‐
latorIPCInstrumenten‐
groepISRVM/RCMBinnenspiegel,
afstandsbe‐
diende kompas‐
moduleL/GATEAchterklepLOGISTIC MODELogistieke
modusOSRVMBuitenspiegels