Page 83 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen81
Terugzetten door een van de beide
knoppen van de dagteller met inge‐
schakeld contact ingedrukt te
houden.
Dagteller Op de bovenste regel ziet u de afge‐
legde weg sinds de laatste reset.
Er zijn twee gescheiden werkende
dagtellers. Een keer op de dagteller‐
knop drukken om tussen Trip A en
Trip B om te schakelen.
Terugzetten door een van de beide
knoppen van de dagteller met inge‐
schakeld contact ingedrukt te
houden.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
De pijl wijst naar de kant van de auto
waar de tankklep zit.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Onmiddellijk bijtan‐
ken 3 153.
Brandstoftank nooit leegrijden. Onre‐
gelmatige brandstoftoevoer kan tot
oververhitting van de katalysator
leiden 3 132.
Als de tank leeggereden is, dan het
brandstofsysteem ontluchten 3 168.
Page 89 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen87Als het bij een draaiende motor blijft
branden, de remmen niet zoals
gewoonlijk werken of als het remsys‐ teem lekt, niet proberen te rijden.
Auto ter inspectie en reparatie naar
een werkplaats laten slepen.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt bij een draaiende motor als
het vloeistofpeil voor de remhydrau‐
liek te laag is 3 165.
Remsysteem 3 145.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Na het starten van de motor licht m
kort op. Werkplaats raadplegen als het niet oplicht.
Brandt Elektrische handrem is aangetrokken
3 145.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet.
Schakel de ontsteking in, trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna
weer aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Elektrische handrem defect
p brandt geel.
Wanneer het contact is ingeschakeld: p brandt kort. Werkplaats raadplegen
als het niet oplicht.
Brandt
De elektrische handrem werkt niet optimaal 3 145.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als het controlelampje niet oplicht
wanneer de ontsteking wordt inge‐
schakeld, blijft branden of onderweg
oplicht, is er een storing in het ABS-
systeem. Het remsysteem blijft
werken, maar dan zonder ABS-rege‐
ling.
Als controlelampje u onderweg
samen met het controlelampje voor
het remsysteem R brandt, is er een
ernstige storing in het remsysteem.
Systeem onmiddellijk door een werk‐ plaats laten controleren.
Antiblokkeersysteem 3 145.
Opschakelen [ brandt groen.
Voor zuinig rijden wordt opschakelen
aanbevolen.
Page 106 of 231

104Instrumenten en bedieningsorganenChronometer
Met behulp van de pijltjestoetsen:
Starten: met pijltje naar links menu‐
optie Start selecteren en op de knop
OK drukken voor starten/stoppen.
Terugzetten: met pijltje naar links
menuoptie Reset selecteren en op de
knop OK drukken.
Met het linker kartelwiel op het stuur‐
wiel:
Starten: menuoptie Start selecteren
en indrukken voor starten/stoppen.
Terugzetten: menuoptie Reset selec‐
teren en indrukken om opdracht te
bevestigen.
Onderbreking van de voeding
Als de voeding werd onderbroken ofde accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Boordcomputer op Graphic-
Info-Display of Colour-Info- Display
De boordcomputer verstrekt rijgege‐
vens die voortdurend worden verza‐
meld en elektronisch verwerkt. De
hoofdpagina van de boordcomputer
geeft informatie over rijbereik, gemid‐ deld verbruik en momentaan
verbruik.
Andere boordcomputergegevens
weergeven: De BC-toets op het "Info‐
tainment"-systeem indrukken en het menu Boordcomputer op het beeld‐scherm selecteren.
U kunt de informatie van de twee trip‐
computers onafhankelijk van elkaar
resetten, waardoor u de afstanden
van verschillende trips kunt bekijken.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 96.
Actieradius
Page 108 of 231

106Instrumenten en bedieningsorganen
Voor het resetten van alle informatie
van een boordcomputer, de menu‐
optie Alle waarde selecteren. Na het
terugzetten verschijnt "- - -" voor de geselecteerde boordcomputerinfor‐
matie. Na korte tijd verschijnen de
opnieuw berekende waarden.
Chronometer
Selecteer de menuoptie Timer in het
menu Boordcomputer . Het menu
Timer wordt weergegeven.
Om te starten, de menuoptie Start
selecteren. Voor het terugzetten de
menukeuzemogelijkheid Reset
kiezen.
In het menu Opties kan de gewenste
weergave voor de chronometer
worden geselecteerd:
Rijtijd zonder stops : de tijd dat de auto
in beweging is, wordt gemeten. Met
stilstandtijden wordt geen rekening
gehouden.
Rijtijd met stops : de tijd dat de auto in
beweging is, wordt gemeten. Dit is
inclusief de tijd dat de auto met de
sleutel in het contactslot stilstaat.
Reisduur : tijd meten tussen het hand‐
matig inschakelen met behulp van
Start en het handmatig uitschakelen
met behulp van Reset.
Onderbreking van de voeding Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.