203
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich in
de detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende
motor ter wijl u de afstandsbediening op
zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten
de detectiezone bevindt, wordt een
melding weergegeven.
om d
e motor te kunnen starten moet u
ervoor zorgen dat de afstandsbediening
zich binnen de zone bevindt.
Als aan een van de voor waarden voor het
starten niet wordt voldaan, wordt een melding
op het display van het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl
de knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" wordt ingedrukt om
het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan
via een melding op de hoogte gebracht.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP " ter wijl de
afstandsbediening zich in de
detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden. Het contact kan worden aangezet door,
ter wijl de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem zich in
de auto bevindt, zonder pedalen in te trappen op
de knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" te drukken.
u
kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (radio, verlichting, enz.).
F
Druk op de knop "StA
Rt/ St oP ": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de
auto te kunnen vergrendelen.
om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door PEu gEo t
g
oedgekeurde matten kan de bediening van de
pedalen worden gehinderd en kan de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief
worden beïnvloed.
De door PE
u
g
Eo
t goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
6
Rijden
204
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuur wiel
worden gebruikt om de auto te starten.F
D
ruk vervolgens op de knop "S
tA
R
t/
St
o
P
".
De motor wordt gestart. Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Geforceerd afzetten van de motor
Als de afstandsbediening
niet wordt herkend
F Houd de knop "StA
Rt/ St oP " ongeveer
drie seconden ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten en neem
vervolgens contact op met het PE
u
g
Eo
t
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
F Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet
dan de selectiehendel in de stand N en trap
vervolgens het rempedaal stevig in.
ui
tsluitend in noodgevallen en bij stilstaande
auto kunt u de motor geforceerd afzetten.
Doe dit door de knop "S
tA
R
t/
S
t
o
P
" ongeveer
drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat. F
H
oud de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
Rijden
205
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
F trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
F
t
r
ap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag. Stuur bij het parkeren van de auto,
zeker wanneer deze zwaar is beladen,
op een helling de voor wielen in
de richting van het trottoir en trek
vervolgens de parkeerrem aan.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje brandt in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding, geeft dit aan
dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken. Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet. Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak een
versnelling in en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de
stand P en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak de
selectiehendel in de stand A en zet het
contact uit.
Vrijzetten (op vlakke ondergrond) Aantrekken
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over een
geheime code beschikt.
om t e kunnen starten,
moet bij het aanzetten van het contact de code van
de sleutel worden herkend door de startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact wordt
afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij
een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display van
het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg
indien nodig het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk.
omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal: laat nooit de
elektronische sleutel in de auto achter,
ook niet wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
6
Rijden
210
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert of op de toets M drukt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
P.
P
arking (parkeerstand)
R .
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
D.
D
rive (automatisch schakelen)
M.
Manual
1 - 6.
In
geschakelde versnelling
-
o
n
geldige waarde
Weergave op het instrumentenpaneel
F trap het rempedaal in en selecteer de stand P . Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen in de
auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de sleutel of afstandsbediening
mee te nemen.
tr
ek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
moet wegrijden op een steile helling,
houd dan het rempedaal ingetrapt
,
selecteer de stand D , zet de parkeerrem
vrij en laat vervolgens het rempedaal
weer los.
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , N of D.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
F
A
ls op het instrumentenpaneel
de melding " Trap het rempedaal
in " wordt weergegeven, moet u
het rempedaal volledig intrappen.
Wegrijden
Als de aanduiding P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de selectiehendel in
een andere stand staat, dient u de selectiehendel
in de stand P te zetten om te kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Rijden
213
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij aangezet contact wordt een
melding op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven die
duidt op een storing in de transmissie.
Storing
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. u kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het
rempedaal gelijktijdig intrapt
(bedien deze pedalen uitsluitend
met uw rechtervoet),
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit
de stand P geforceerd naar een
andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens
langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in
de stand N en trek de parkeerrem aan.
Parkeren van de auto
u kunt bij het selecteren van de stand P
e en zwaar punt voelen.
Als de selectiehendel niet in de stand
P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P;
het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
en trek vervolgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de
selectiehendel in de stand P staat. Wanneer de auto zwaar beladen is en u
deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt
, selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los.
6
Rijden
215
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in
te schakelen.
De versnellingsbak werkt automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
rijstijl.
-
p
rofiel van de weg.
op h
et instrumentenpaneel worden de
aanduiding AUTO en de ingeschakelde
versnelling weergegeven.
tr
ap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de selectiehendel
verandert, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
Starten van de auto
Als op het instrumentenpaneel
het pictogram Voet op
het rempedaal brandt
in combinatie met een
geluidssignaal en de melding " Voet op
rempedaal", houd het rempedaal dan
steviger ingetrapt.
R.
R
everse (achteruitversnelling)
N.
N
eutral (neutraalstand)
AUTO of A.
A
utomatische bediening
M.
M
anual (handmatige bediening)
1 - 6.
In
geschakelde versnelling
-
o
n
geldige waarde
Als de motor niet kan worden gestar t:
Als de aanduiding N op het display knippert
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, verplaats de selectiehendel dan naar
de stand A en zet hem vervolgens in de stand N.
F Selecteer de automatische bediening
(stand A ), de handmatige bediening
(stand
M) of de achteruitversnelling
(stand
R).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los, de auto
zet zich direct in beweging.
op h
et display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding N .
F
S
electeer de stand N
.
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
S
tart de motor.
6
Rijden
222
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
1. Aan.
2. uit (lang indrukken).
3.
R
egeling lichtsterkte.
4.
H
oogteverstelling weergave.
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft
het de volgende informatie weer:
A.
D
e snelheid van uw auto.
B.
D
e informatie van de snelheidsregelaar/-
begrenzer.
C.
I
ndien uw auto met deze systemen is
uitgerust: informatie van de Distance Alert,
het automatisch noodremsysteem en het
navigatiesysteem.
D.
I
ndien uw auto met dit systeem is uitgerust:
informatie van de snelheidsbegrenzer.
Systeem dat bepaalde informatie op een getint
scherm projecteert, in het directe gezichtsveld
van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet
van de weg hoeft af te wenden.
Schakelaars
Informatie op het head-up
displayHead-up display
Raadpleeg voor meer informatie over
het navigatiesysteem de rubriek
" Audio en telematica ". F
Druk bij draaiende motor op de toets 1
om het
systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.
Inschakelen/uitschakelen
F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het
scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van
het head-up display blijft behouden als de
motor opnieuw wordt gestart.
Rijden
223
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van het display in met de toetsen 3 :
-
"
zon" om de lichtsterkte te verhogen,
-
"
maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Regelen van de lichtsterkte
Hoogteverstelling
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...)
kan de informatie op het head-up display
tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen
van de informatie hinderen.
ge
bruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of
microvezeldoekje) om het projectiescherm
te reinigen.
g
e
bruik nooit een droge doek,
een schuurspons, of een schoonmaak-
of oplosmiddel om te voorkomen dat er
krassen ontstaan op het scherm of de anti-
reflecterende laag beschadigd raakt. Het is raadzaam de toetsen uitsluitend
bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voor werpen rondom het
scherm (of in de uitsparing) zodat het
uitklappen en de goede werking van het
scherm niet verhinderd worden.
Dit systeem werkt bij draaiende motor
en de instellingen worden opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
F
S
tel het display bij draaiende motor op de
gewenste hoogte af met de toetsen 4 :
-
o
mhoog om het display hoger af te
stellen,
-
o
mlaag om het display lager af te stellen.
6
Rijden