54
Expert_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit lampje op het dashboard,
een geluidssignaal, en een melding op het display.
Synchroniseren
Vergrendelen van de achterdeuren
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is
ingeschakeld.
F
o
p
en de linker achterdeur. Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
F
ontgrendel het bestuurdersportier
met de sleutel.
F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.
F
Z
et de sleutel in de stand 2 (Contact).
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Ontgrendelen
F gebruik de binnenportiergreep.
Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
o
n
tgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PE
u
g
Eo
t
-
n
etwerk als de storing niet is verholpen. F
W
ip het deksel los door een kleine
schroevendraaier in de uitsparing te
steken.
F
t
il
de deksel op.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste
richting.
F
K
lik het deksel vast.
F
S
teek de sleutel (zonder te forceren) in het
vergrendelingssysteem op de zijkant van
de deur en schuif het geheel omhoog.
F
V
erwijder de sleutel.
F
S
luit de deur en controleer van buitenaf of
de auto correct is vergrendeld.
toegang tot de auto
67
Expert_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten
minste 5 seconden vergrendeld te zijn.F
D
ruk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer
tien
seconden de plafonniers gaan branden en
de richtingaanwijzers gaan knipperen.
Verlichting via de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de
verlichting via de afstandsbediening
te activeren (inschakelen van het
parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer
in te drukken ter wijl de verlichting
nog brandt, wordt de verlichting
via de afstandsbediening weer
uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip
aangebracht die over een specifieke code
beschikt.
o
m t
e kunnen starten, moet bij het
aanzetten van het contact deze code worden
herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEu gEo t-
n
etwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
2
toegang tot de auto
70
Expert_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
Deze batterij is via het PEugEo t- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u gewaarschuwd
door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
F Houd de afstandsbediening tegen de lezer.
F H oud hem in deze positie en zet het
contact aan door op de knop "S
tA
R
t/
St
o
P
" te drukken.
De afstandsbediening werkt nu weer.Synchroniseren
Probleem met de
afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening worden ontgrendeld,
vergrendeld en gelokaliseerd.
F
S
teek eerst de geïntegreerde sleutel in het
slot om de auto te openen of te sluiten.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het
probleem niet is verholpen.
F
o
n
tgrendel het bestuurdersportier met de
geïntegreerde sleutel.
F
D
ruk op een van de knoppen van
de afstandsbediening.
F
S
teek de geïntegreerde sleutel in het slot
om de auto te openen. F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.
toegang tot de auto
121
Expert_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Bovenste opbergvak
Het opbergvak bevindt zich bovenop het
dashboard, achter het stuurwiel.
Druk op de knop om het deksel (volgens
uitvoering) te openen en beweeg het deksel
omhoog tot het open blijft staan.
Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel
omlaag en druk vervolgens kort op het midden
van het deksel.
Het morsen van vloeistof kan kortsluiting
veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
12V-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
F open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt
aansluiten, het kapje en sluit een geschikte
adapter aan.
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan uw
apparatuur te voorkomen. Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PE
u
g
Eo
t is
goedgekeurd, zoals een lader met u SB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen
in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in
de weergave van de displays.
3
Ergonomie en comfort
128
Expert_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, die
gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan
3 te laten bedragen.
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt. Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
F
D
ruk herhaaldelijk op de
toets "
AUTO ".
Automatisch programma
"comfort" TemperatuurF Duw de impulstoets
omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om
de waarde te verhogen.
om b
ij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het display:
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies automatisch worden
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool " AUTO".
Handmatige stand
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Ergonomie en comfort
162
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking van uw auto
blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden
in combinatie met de
verklikkerlampjes STOP en
ABS, een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats stil.
Laat in beide gevallen zo snel
mogelijk uw auto controleren door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: intelligente
tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
ond
er gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Veiligheid
163
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor
wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben
of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
Storing
Opnieuw inschakelen
F Druk op deze knop. F
Z
et de draaiknop in deze stand.
of
A
ls het lampje op de (draai)knop gaat branden,
grijpt het CDS-systeem niet meer in op de
werking van de motor.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het
systeem handmatig opnieuw inschakelen. F
D
ruk op deze knop.
of
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit. Het CDS-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's
of te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
PE
u
g
Eo
t
-
netwerk.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats. Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
5
Veiligheid
172
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag aan
passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact
de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw voorpassagier(s) te
garanderen.
Bij het aanzetten van het contact gaat
dit waarschuwingslampje in het display
met de waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels gedurende ongeveer één
minuut branden om aan te geven dat de airbag
aan passagierszijde weer is ingeschakeld.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
laat het systeem dan altijd controleren
door het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen het
bovenlichaam van de inzittende voorin en het
desbetreffende portierpaneel.
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags,
beschermen deze de bestuurder en de
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding
om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen
de buik en het hoofd, te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de
rugleuning, aan de portierzijde.
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
F
D
raai deze in de stand "OFF" .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Veiligheid