76Streaming audio via BluetoothOm te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op 7, gevolgd
door ÿINSTELLINGEN op het dis‐
playscherm.
Selecteer Bluetooth en Bluetooth-
apparatenlijst bekijken .
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en druk op ë om het
apparaat te verwijderen. Verwijder zo
nodig alle apparaten door op Opties
te drukken, gevolgd door Alles
verwijderen . Bevestig met OK.
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐tomatisch.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat,
wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg "NAVI 50 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 67.
NAVI 80 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐
tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
● Er is maximumaantal audioappa‐
raten dat gekoppeld en opgesla‐
gen kan worden in de apparaten‐
lijst, maar er kan er maar één te‐
gelijkertijd verbonden zijn.● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".
De koppelingsprocedure is vergelijk‐
baar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 138.
Streaming audio via Bluetooth77Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
U kunt de audiobron op elk moment wijzigen in de Bluetooth-modus om
bestanden van een aangesloten
Bluetooth-apparaat af te spelen.
Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en Media op
het displayscherm.
Druk op < (om een pop-upmenu te
openen) en selecteer Bluetooth-
verbinding om de audiobron te wijzi‐
gen in Bluetooth.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐ tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Om te ontkoppelen, d.w.z. dat een
apparaat uit het systeemgeheugen
wordt verwijderd:Druk in de startpagina op MENU, ge‐
volgd door Multimedia en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer Media om naar het menu
Media-instellingen te gaan en selec‐
teer vervolgens de optie "Bluetooth-
verbinding configureren".
De ontkoppelingsprocedure is verge‐
lijkbaar met die van het koppelen van
een mobiele telefoon. Raadpleeg
(NAVI 80) "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 138.
Bediening via Infotainmentsysteem Als de draadloze koppeling en ver‐
binding tot stand is gebracht, kan de audio automatisch beginnen af te
spelen.
Het audioapparaat kan dan worden
bediend via de displayopties van het
Infotainmentsysteem.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor het af‐ spelen van opgeslagen audiobestan‐den via de USB-aansluiting. Raad‐
pleeg "NAVI 80 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting" in het hoofdstuk
"USB-poort" 3 67.
128StemherkenningStemherkenningAlgemene aanwijzingen.............128
Bediening navigatie ...................130
Telefoonregeling ........................130Algemene aanwijzingen
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen.
Om te voorkomen dat tijdens een ge‐
sprek in de auto onbedoeld een van
de opgeslagen contacten wordt ge‐
beld, moet u eerst de stemherken‐
ningsfunctie activeren met 5 op de
stuurkolom.
Overzicht bedieningselementen 3 7.
CD35 BT USB De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies van de mobiele telefoon via gespro‐
ken instructies te bedienen.
Spraaklabels kunnen voor de contac‐
ten in het autotelefoonboek worden
gemaakt, waardoor u een contact
kunt bellen zonder de naam van de
beller of het nummer handmatig te
selecteren.Wanneer de functie niet goed werkt,
zal de stemherkenningsfunctie u vra‐
gen de gewenste opdracht te herha‐
len, of speelt deze de beschikbare op‐ ties af.
NAVI 50
De stemherkenningsfunctie van het
handsfree-telefoonsysteem is be‐
schikbaar afhankelijk van de versie
en biedt u de mogelijkheid om be‐
paalde functies van een compatibele
smartphone via gesproken instructies
te bedienen.
Raadpleeg het hoofdstuk "Telefoon"
in dit hoofdstuk 3 130.
Om te bevestigen dat een gekop‐
pelde en aangesloten smartphone
compatibel is met de stemherken‐
ningsfunctie, drukt u op 7, gevolgd
door ÿInstelling op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . In
de lijst staan de gekoppelde appara‐ ten en 5 verschijnt naast de naam van
de smartphone om compatibiliteit aan te geven.
Stemherkenning129Let op
Indien dit ondersteund wordt, wordt
de taal op uw smartphone automa‐
tisch door het Infotainmentsysteem
gebruikt voor stemherkenning.
Het navigatiesysteem kan ook met
stembediening worden bediend.
Raadpleeg het hoofdstuk "Bediening
navigatie" in dit hoofdstuk 3 130.
Voorwaarden
Er moet aan de volgende voorwaar‐
den worden voldaan:
● De Bluetooth-functie van het In‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbin‐ ding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 138.
● De Bluetooth-functie van de Bluetooth-compatibele smart‐phone moet geactiveerd zijn en
de smartphone moet een 3G-,
4G- of wifi-verbinding hebben (zie de bedieningsinstructies van
de smartphone).● Afhankelijk van de smartphone kan het nodig zijn om het appa‐
raat op "zichtbaar" in te stellen
(zie de bedieningsinstructies van de smartphone).
● De smartphone moet aan/op het Infotainmentsysteem gekoppeld
en aangesloten zijn.
Help
Voor informatie en hulp bij het active‐ ren en gebruiken van stembediening
drukt u op 7, gevolgd door
ÿ Instelling en dan Bluetooth op het
displayscherm.
Selecteer Smartphone uit de lijst
(druk op S/R om in de lijst te zoeken)
en druk dan op l om hulp op te roe‐
pen.
Een serie schermen wordt weergege‐
ven die het gebruik van de stemher‐
kenningsfunctie en informatie over
het volgende uitleggen:
● in-/uitschakelen met knoppen op stuurkolom
● compatibele telefoons
● bedieningsmethoden● beschikbare functies en beschrij‐
vingen
● gebruiksvoorwaarden
NAVI 80
De stemherkenningsfunctie biedt u
de mogelijkheid om bepaalde functies door middel van gesproken instruc‐
ties te bedienen, zoals:
● Navigatie
Raadpleeg het hoofdstuk "Bedie‐ ning navigatie" in dit hoofdstuk
3 130.
● Telefoon
Raadpleeg het hoofdstuk "Tele‐
foon" in dit hoofdstuk 3 130.
● Toepassingen
Druk op 5 op de stuurkolom om
het hoofdmenu Stembediening te
openen. Geef na het geluidssig‐
naal het commando
" Toepassingen ", gevolgd door de
naam van de toepassing die moet worden gestart.
Telefoon133TelefoonAlgemene aanwijzingen.............133
Verbinding .................................. 136
Bluetooth-verbinding ..................138
Noodoproep ............................... 143
Bediening ................................... 143
Mobiele telefoons en
CB-zendapparatuur ..................153Algemene aanwijzingen
Het handsfree-telefoonsysteem biedt
u de mogelijkheid om via de micro‐
foon en luidsprekers van de auto mo‐ biele telefoongesprekken te voeren
en met het Infotainmentsysteem de
belangrijkste functies van de mobiele
telefoon te bedienen.
Om het handsfree-telefoonsysteem
te kunnen gebruiken, moet de mo‐
biele telefoon via Bluetooth aangeslo‐
ten zijn.
Niet alle functies van het handsfree-
telefoonsysteem worden door elke mobiele telefoon ondersteund. Welke
telefoonfuncties mogelijk zijn, hangt
af van de desbetreffende mobiele te‐
lefoon en van de netwerkprovider.
Raadpleeg de bedieningsinstructies
voor uw mobiele telefoon of uw net‐
werkprovider.Belangrijke informatie voor de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het gebruik van het handsfree-te‐
lefoonsysteem tijdens het rijden
kan gevaarlijk zijn omdat uw con‐
centratie afneemt tijdens het tele‐
foneren. Parkeer de auto voordat
u het handsfree-telefoonsysteem
gebruikt.
Volg de voorschriften van het land op waarin u rijdt.
Volg ook de speciale voorschriften die in sommige gebieden gelden
op en zet uw mobiele telefoon al‐
tijd uit als mobiel telefoneren ver‐ boden is, als de mobiele telefoon
storing veroorzaakt of als zich ge‐
vaarlijke situaties kunnen voor‐
doen.
134Telefoon9Waarschuwing
Mobiele telefoons hebben invloed
op uw omgeving. Daarom zijn vei‐ ligheidsvoorschriften opgesteld
waarvan u zich op de hoogte moet stellen voordat u de telefoon ge‐
bruikt.
Bluetooth
Het telefoonportal is gecertificeerd
door de Bluetooth Special Interest
Group (SIG).
Meer informatie over de specificatie
vindt u op internet op http://www.blue‐
tooth.com
Telefoonbedieningselementen Bedieningselementen op het Infotain‐
mentsysteem of de stuurkolom:
● 6 TEL
- of -
● TEL
- of -
● yTELEFOON op het 7 startme‐
nuscherm (NAVI 50)
- of -
TELEFOON op het hoofdmenu‐
scherm (NAVI 80)
Druk hierop om het menu
Telefoon te openen.
Bedieningselementen op de stuurko‐
lom:
● 7, 8 : Gesprek aannemen, ge‐
sprek beëindigen/weigeren.
- of -
● MODE/OK : Gesprek aannemen,
gesprek beëindigen/weigeren,
een handeling bevestigen.
● 5: Stemherkenning activeren/
deactiveren.
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem kunnen sommige functies van
het handsfree-telefoonsysteem ook
met stemherkenning worden bediend 3 130.Bediening van displayscherm
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Bediening van displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai OK.
● Handelingen bevestigen: Druk op OK .
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
CD35 BT USB - Bediening van
displayscherm
● In het display omhoog/omlaag bewegen: Draai aan de centrale
draaiknop.
● Handelingen bevestigen: Druk op de centrale draaiknop.
● Handelingen annuleren (en terug
naar vorige menu): Druk op /.
NAVI 50 - Bediening van
displayscherm
Naar het menuscherm Telefoon
gaan: druk op 7, gevolgd door
y Telefoon op het displayscherm.
136TelefoonIngevoerde gegevens kunnen wor‐
den gecorrigeerd met het toetsen‐
bordteken k.
Druk op r om niet meer met het toet‐
senbord te werken en terug naar het
vorige scherm te gaan.
Verbinding
Een mobiele telefoon moet op het
handsfree-telefoonsysteem zijn aan‐
gesloten om de functies ervan te re‐
gelen via het Infotainmentsysteem.
Er kan geen telefoon op het systeem
zijn aangesloten tenzij deze eerst ge‐
koppeld is. Raadpleeg het gedeelte
Bluetooth-verbinding (3 138) voor
het koppelen van een mobiele tele‐ foon aan het handsfree-telefoonsys‐
teem via Bluetooth.
Bij ingeschakeld contact zoekt het
handsfree-telefoonsysteem naar ge‐
koppelde telefoons in de omgeving.
Bluetooth moet geactiveerd zijn op de
mobiele telefoon; anders herkent het
handsfree-telefoonsysteem de tele‐
foon niet. Het zoeken gaat door toteen gekoppelde telefoon is gevon‐
den. Een displaybericht geeft aan dat de telefoon is aangesloten.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt bij gebruik van het
handsfree-telefoonsysteem de bat‐
terij van de mobiele telefoon sneller
ontladen.
Automatische verbinding
Uw telefoon wordt wellicht alleen au‐
tomatisch verbonden terwijl het sys‐
teem ingeschakeld is, als de automa‐ tische Bluetooth -verbindingsfunctie
op uw mobiele telefoon geactiveerd is; raadpleeg de bedieningsinstruc‐
ties van de mobiele telefoon.
Let op
Afhankelijk van het Infotainmentsys‐
teem wordt, wanneer een gekop‐
pelde telefoon opnieuw wordt ver‐
bonden of wanneer 2 gekoppelde te‐ lefoons zich binnen het bereik van
het handsfree-telefoonsysteem be‐
vinden, ofwel de telefoon met voor‐
rang (indien gedefinieerd) ofwel de
laatst verbonden telefoon automa‐
tisch verbonden, zelfs als deze tele‐foon zich buiten de auto maar nog
binnen het bereik van het handsfree- telefoonsysteem bevindt.
Tijdens een automatisch verbinding
schakelt de conversatie automatisch
naar de microfoon en luidsprekers
van de auto als een gesprek reeds
aan de gang is.
Als de verbinding mislukt: ● controleer of de telefoon inge‐ schakeld is
● controleer of de batterij van de telefoon niet leeg is
● controleer of de telefoon reeds gekoppeld is
De Bluetooth-functie van de mobiele
telefoon en van het handsfree-tele‐
foonsysteem moet ingeschakeld zijn
en de mobiele telefoon moet geconfi‐
gureerd zijn om het verbindingsver‐
zoek van het systeem te accepteren.
Telefoon137Handmatige verbindingR15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Handmatige verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐
teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op TEL en selecteert u
het menu Selecteer apparaat . De ap‐
paratenlijst toont de telefoons die al
gekoppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door op OK te druk‐
ken. Een displaybericht bevestigt de telefoonverbinding.
CD35 BT USB - Handmatige
verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐
teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op SETUP / TEXT en
selecteert u Bluetooth-verbinding (of
drukt u op TEL als er geen apparaat
verbonden is). De apparatenlijst toont de telefoons die al gekoppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door de centrale
draaiknop te draaien en in te drukken.
Een displaybericht bevestigt de tele‐
foonverbinding.NAVI 50 - Handmatige verbinding
Om de op het handsfree-telefoonsys‐
teem aangesloten telefoon te veran‐
deren, drukt u op 7, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN en dan Bluetooth
op het displayscherm (of selecteer
Telefoon op de startpagina).
Selecteer vervolgens Bluetooth-
apparatenlijst bekijken . De appara‐
tenlijst toont de telefoons die al ge‐
koppeld zijn.
Selecteer de gewenste telefoon uit de lijst en bevestig door op OK te druk‐
ken. Afhankelijk van de versie ver‐
schijnt J naast de geselecteerde te‐
lefoon om de verbinding aan te ge‐
ven.
NAVI 80 - Handmatige verbinding
Om vanuit de startpagina de telefoon
te wijzigen die met het handsfree-te‐
lefoonsysteem is verbonden, drukt u
op MENU , gevolgd door Telefoon en
Instellingen op het displayscherm.
Selecteer vervolgens Apparaten
beheren . De apparatenlijst toont de
telefoons die al gekoppeld zijn. Kies
de gewenste telefoon uit de lijst.Telefoon ontkoppelen
Wanneer de mobiele telefoon uitge‐
schakeld wordt, wordt de telefoon van het handsfree-telefoonsysteem ont‐
koppeld.
Als tijdens het ontkoppelen een ge‐
sprek reeds aan de gang is, wordt de
conversatie automatisch naar de mo‐ biele telefoon geschakeld.
R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Telefoon ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een tele‐
foon van het Infotainmentsysteem
drukt u op TEL (of SETUP ) en selec‐
teert u Bluetooth-verbinding . Selec‐
teer het gewenste apparaat uit de ap‐ paratenlijst en selecteer vervolgens
Apparaat loskoppelen door aan OK te
draaien en deze in te drukken. Een
displaybericht bevestigt het ontkop‐
pelen van de telefoon.