68USB-poortEen nummer selecteren
Om direct nummers te selecteren (en van map te wisselen) gaat u tijdens
het afspelen eerst naar de menu‐
structuur van het audioapparaat door op de middelste draaiknop te drukken
(bij iPod: draai de knop naar het toe‐
gangsmenu). Selecteer nummers en
wissel van map door de draaiknop te
draaien en in te drukken.
NAVI 50 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting
Mp3-speler / USB-opslagapparaten / iPod
Het systeem detecteert het audioap‐
paraat wanneer een USB-apparaat is
aangesloten. Het huidige nummer
wordt automatisch weergegeven. Het apparaattype (mp3-speler/USB-op‐
slagapparaat of iPod) wordt ook her‐
kend en de relevante audiobronmo‐
dus (USB of iPod) wordt automatisch
geselecteerd.Wanneer het menu t/ü MEDIA ac‐
tief is, zijn de volgende submenu's beschikbaar:
● Hoofd /Speler
● Lijst
● Opties
Druk op S in de linkerbovenhoek om
tussen audiobronnen te wisselen. U
hebt de volgende opties:
● USB : Selecteer deze optie om de
audiobron naar USB-modus te
wijzigen.
Let op
Tijdens gebruik wordt de batterij van
een aangesloten USB-apparaat ge‐
laden of in stand gehouden.
● iPod : Selecteren om de audio‐
bron in iPod-modus te wijzigen.
● BT: Raadpleeg NAVI 50 "Strea‐
ming audio via Bluetooth"
3 70.
● Aha : AhaⓇ-toepassing voor
smartphones (beschikbaar af‐
hankelijk van de versie).Raadpleeg "Gebruik". Extra func‐
ties (NAVI 50) in het hoofdstuk
"Inleiding" 3 25.
● AUX : Raadpleeg NAVI 50 - "Ge‐
bruik Aux-ingang" 3 63.Hoofd/Speler
Druk hierop om het huidige nummer
te tonen. Dit displayscherm biedt de
volgende opties:
● l (indrukken om naar het vo‐
rige nummer te gaan, ingedrukt
houden om snel achteruit te
spoelen)
● =/l (indrukken om te pauzeren/
af te spelen)
● m (indrukken om naar het vol‐
gende nummer te gaan, inge‐
drukt houden om snel vooruit te
spoelen)Lijst
Er verschijnt een lijst van de nummers in het huidige album of de huidige fol‐der. Druk op een bepaald nummer om
het direct af te spelen.
USB-poort69Let op
Standaard worden de albums alfa‐
betisch weergegeven.
Als een USB-drive is aangesloten, zullen alle mappen zich op hetzelfde
niveau in de boomstructuur bevin‐
den.
Druk op ò om terug te gaan naar het
vorige niveau in de boomstructuur
van de map.Opties
Druk hierop voor de volgende opties:
● Herhalen (Uit/Nummer/Map/Al‐
les)
● Willekeurige volgorde (Aan/Uit)
NAVI 80 - Muziek afspelen via
USB-aansluiting
Mp3-speler/USB-opslagapparaat
Wijzig de audiobron naar USB-modus om bestanden van een aangesloten
USB-apparaat af te spelen.
Om vanuit de startpagina naar het
menu Media te gaan, drukt u op
MENU , gevolgd door Multimedia en
Media op het displayscherm.
Druk op < om een pop-upmenu te
openen. U hebt de volgende opties:
● USB : Wijzig de audiobron naar
USB-modus.
● Aansluiting voor randapparatuur :
Raadpleeg NAVI 80 "AUX-in‐
gang" 3 63.
● Bluetooth-verbinding : Raad‐
pleeg NAVI 80 "Streaming audio
via Bluetooth" 3 70.
● SD Card
● CD-speler : Raadpleeg NAVI 80
"AUX-ingang" 3 63.
Wanneer USB-modus is geselec‐
teerd, verschijnen de volgende opties
op het display:
● t of v: Naar vorig/volgend
nummer.
● =: Nummer pauzeren.
● Schuifbalk voor verstreken tijd: Door nummers bladeren.
● Nieuwe selectie : Een ander num‐
mer van de aangesloten audio‐
bron kiezen.
● Huidige afspeellijst : Ga naar de
huidige afspeellijst.● r: Terug naar vorige scherm.
● <: Pop-upmenu openen, om de
audiobron te wijzigen of om naar de instellingen van de nummerste gaan (bijv. willekeurige volg‐
orde of herhalen aan-/uitschake‐
len, gegevens huidig nummer to‐ nen en toegang tot geluidsinstel‐
lingen).
Van USB-ingang loskoppelen
Het afspelen stopt onmiddellijk wan‐
neer het audioapparaat uit de USB-
aansluiting wordt verwijderd.
70Streaming audio via BluetoothStreaming audio via
BluetoothAlgemene informatie ....................70
Bediening ..................................... 70Algemene informatie
Bluetooth-compatibele extra audio‐ bronnen (bijv. mobiele telefoons voor muziek, mp3-spelers enz.) die het
Bluetooth-muziekprotocol A2DP on‐
dersteunen, werken draadloos op het
Infotainmentsysteem.
Opmerkingen ● Het Infotainmentsysteem werkt alleen met Bluetooth-apparaten
die A2DP (Advanced Audio Dis‐
tribution Profile) ondersteunen. Met oudere versies kunnen zichaansluitingsproblemen voor‐doen.
● Het Bluetooth-apparaat moet AVRCP (Audio Video Remote
Control Profile), versie 1.0 of ho‐
ger ondersteunen. Als het appa‐
raat AVRCP niet ondersteunt, werkt alleen de volumeregeling
via het Infotainmentsysteem.
● Maak uzelf voorafgaand aan het aansluiten van het Bluetooth-ap‐
paraat op het Infotainmentsys‐
teem vertrouwd met de bedie‐
ningsinstructies voor Bluetooth-
functies.Bediening
Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarden moet
worden voldaan om een Bluetooth-
compatibel audioapparaat via het In‐
fotainmentsysteem te regelen:
● De Bluetooth-functie van het In‐ fotainmentsysteem moet geacti‐
veerd zijn.
Raadpleeg "Bluetooth-verbin‐ ding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 138.
● De Bluetooth-functie van de extra
Bluetooth-compatibele audio‐
bron moet geactiveerd zijn (zie
de bedieningsinstructies van het
audio-apparaat).
● Afhankelijk van de audiobron kan
het nodig zijn om dat apparaat op
"zichtbaar" in te stellen (zie de
bedieningsinstructies van het au‐ dio-apparaat).
● De audiobron moet aan het Info‐ tainmentsysteem gekoppeld en
ermee verbonden zijn.
Streaming audio via Bluetooth71R15 BT USB, R16 BT USB,
CD16 BT USB, CD18 BT USB -
Muziek afspelen via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg "Bluetooth-verbinding" in
het hoofdstuk "Telefoon" 3 138.
● Er kunnen maximaal 5 audio-ap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐gen worden in de apparatenlijst,maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn.
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op
TEL te drukken en selecteer
Apparaat koppelen door aan OK te
draaien en deze in te drukken. Het
scherm Gereed voor koppelen ver‐
schijnt.
Zoek daarna op het audioapparaat
naar Bluetooth-apparaten in de buurt
van het apparaat.
Selecteer My Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van het audioapparaat de koppelingscode in
die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscodewellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, gaat het
systeem terug naar het vorige menu
en verschijnt er een dienovereenkom‐
stig bericht. Herhaal de procedure zo
nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audioapparaat aan te
72Streaming audio via Bluetoothsluiten dan het huidige, drukt u op
TEL en selecteert u het menu
Selecteer apparaat . De apparatenlijst
toont de audio-apparaten die al ge‐
koppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door op OK te
drukken. Een displaybericht bevestigt
de aansluiting.
Audio-apparaat ontkoppelen
Voor het ontkoppelen van een audio‐
apparaat van het Infotainmentsys‐
teem drukt u op TEL (of SETUP ) en
selecteert u Bluetooth-verbinding .
Selecteer het gewenste apparaat uit
de apparatenlijst en selecteer vervol‐
gens Apparaat loskoppelen door aan
OK te draaien en deze in te drukken.
Een displaybericht bevestigt de ont‐
koppeling.
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het Infotainmentsysteem ontkoppeld.Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op TEL en selec‐
teert u Apparaat verwijderen . Selec‐
teer het gewenste audioapparaat uit
de lijst en druk op OK om het verwij‐
deren te bevestigen wanneer daarom
wordt gevraagd.
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audio-apparaat kan dan via de
functietoetsen van het Infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.De bediening van het audio-apparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 60.
CD35 BT USB - Muziek afspelen
via Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐
bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐ tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (CD35 BT USB) "Blue‐
tooth-verbinding" in het hoofdstuk
"Telefoon" 3 138.
● Er kunnen maximaal 5 audio-ap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐
gen worden in de apparatenlijst, maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn.
Streaming audio via Bluetooth73●Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
kan/kunnen één of beide functies worden gekoppeld. Mobiele tele‐
foon koppelen 3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
Koppel het audioapparaat door op
SETUP / TEXT te drukken en selec‐
teer Bluetooth-verbinding . Selecteer
een lege sleuf door aan de centrale
draaiknop te draaien en druk op de
knop om het volgende menu weer te
geven.
Selecteer Apparaat koppelen door de
draaiknop te draaien en in te drukken
en zoek vervolgens op het audio-ap‐
paraat naar Bluetooth-apparatuur in
de omgeving van het apparaat.
Selecteer My_Radio (d.w.z. de naam
van het systeem) uit de lijst op het au‐ dioapparaat en voer, indien van toe‐
passing, via het toetsenbord van hetaudioapparaat de koppelingscode in die op het displayscherm van het In‐
fotainmentsysteem staat weergege‐
ven.
Let op
Als het audioapparaat geen scherm heeft, voer dan de standaard koppe‐
lingscode op het apparaat en daarna op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing
voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Als het koppelen mislukt, verschijnt
het bericht Koppelen mislukt . Herhaal
de procedure zo nodig.
Wanneer het koppelen voltooid is,
wordt een bevestigingsbericht, ge‐
volgd door de naam van het gekop‐
pelde audio-apparaat, op het display‐ scherm van het Infotainmentsysteem
getoond.Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐
fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem aangesloten.
Om een audioapparaat aan te sluiten
nadat het gekoppeld is, of om een an‐ der gekoppeld audioapparaat aan te
sluiten dan het huidige, drukt u op
SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding (of drukt u op
TEL wanneer het apparaat aangeslo‐
ten is). De apparatenlijst toont de au‐
dio-apparaten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste apparaat uit
de lijst en bevestig door de centrale draaiknop in te drukken. Een display‐ bericht bevestigt de aansluiting.
74Streaming audio via BluetoothAudio-apparaat ontkoppelen
Om een audio-apparaat van het Info‐
tainmentsysteem te ontkoppelen, se‐
lecteert u het gewenste apparaat in
het Bluetooth-verbinding -menu en
selecteert u vervolgens Apparaat
loskoppelen door de centrale draai‐
knop te draaien en in te drukken. Een displaybericht bevestigt de ontkoppe‐
ling.
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat ook van het Infotainmentsysteem ontkoppeld.
Extra audio-apparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.
Om te ontkoppelen, d.w.z. een audio‐
apparaat uit het systeemgeheugen te verwijderen, drukt u op
SETUP / TEXT en selecteert u
Bluetooth-verbinding . Selecteer hetgewenste audioapparaat uit de lijst,
druk op de centrale draaiknop en se‐
lecteer Verwijderen .
Bediening via Infotainmentsysteem
Bij draadloze koppeling en verbinding begint het afspelen van de audio au‐
tomatisch.
Het audioapparaat kan dan via de
functietoetsen van het Infotainment‐
systeem, draaiknoppen en display‐
menu's worden bediend.
Het bereik aan toegankelijke functies
die via het Infotainmentsysteem kun‐
nen worden bediend, hangt van het
type audiospeler af.
De bediening van het audioapparaat, wanneer dit draadloos is verbonden,
is gelijk aan de bediening voor de cd- speler 3 60.
NAVI 50 - Muziek afspelen via
Bluetooth
Bluetooth-verbinding
Een verbinding moet tot stand ge‐ bracht zijn tussen het audio-apparaat
en het Infotainmentsysteem via Blue‐tooth, d.w.z. het apparaat moet aan
de auto gekoppeld zijn voordat het
wordt gebruikt.
Raadpleeg (NAVI 50) "Bluetooth-ver‐
binding" in het hoofdstuk "Telefoon"
3 138.
● Er kunnen maximaal 5 audioap‐ paraten gekoppeld en opgesla‐
gen worden in de apparatenlijst, maar er kan er maar één tegelij‐
kertijd verbonden zijn (afhanke‐
lijk van de versie kunnen maxi‐
maal 8 audioapparaten gekop‐
peld zijn).
● Als het apparaat zowel audiospe‐
ler- als telefoonfuncties heeft,
worden beide functies gekop‐
peld. Mobiele telefoon koppelen
3 136.
● De telefoonfuncties blijven wer‐ ken terwijl de audiospeler in ge‐
bruik is en audio-afspelen wordt
tijdens het gebruik van de tele‐
foon buiten werking gesteld.
Streaming audio via Bluetooth75Extra audioapparaat aan
Infotainmentsysteem koppelen
U kunt het audioapparaat koppelen
door op 7 te drukken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer Bluetooth, gevolgd door
Bluetooth-apparaat zoeken of Extern
apparaat goedkeuren .
Zoek op het audioapparaat naar
Bluetooth-apparatuur in de buurt van
het apparaat.
Selecteer de naam van het Infotain‐ mentsysteem (bijv. MEDIA-NAV) uit
de lijst op het audioapparaat en voer
dan (zo nodig) op het toetsenblok van het audioapparaat de koppelings‐
code in die op het displayscherm van
het Infotainmentsysteem staat weer‐
gegeven.
De standaard koppelingscode is
0000 . Selecteer Wachtwoord
wijzigen om deze koppelingscode te
wijzigen voordat de koppelingsproce‐
dure wordt gestart.Let op
Als het audioapparaat geen scherm
heeft, voer dan de standaard koppe‐ lingscode op het apparaat en daarna
op het Infotainmentsysteem in.
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing voor deze standaard koppelings‐
code van het audioapparaat,
meestal 0000. Afhankelijk van het
apparaat moet de koppelingscode
wellicht in omgekeerde volgorde
worden ingevoerd, d.w.z. eerst op
het Infotainmentsysteem.
Herhaal zo nodig de procedure als
het koppelen mislukt.
Let op
Wanneer een Bluetooth-verbinding
actief is, wordt de batterij van het au‐ dio-apparaat sneller ontladen wan‐
neer het audio-apparaat via het in‐ fotainment-systeem wordt bediend.
Audio-apparaat aansluiten
Na afloop van de koppelingsproce‐
dure worden audioapparaten auto‐
matisch op het Infotainmentsysteem
aangesloten.U kunt het aangesloten audioappa‐ raat veranderen door op 7 te druk‐
ken, gevolgd door
ÿ INSTELLINGEN op het display‐
scherm.
Selecteer vervolgens Bluetooth en
Bluetooth-apparatenlijst bekijken . De
apparatenlijst toont de audio-appara‐
ten die al gekoppeld zijn.
Selecteer het gewenste audioappa‐
raat uit de lijst en bevestig door op
OK te drukken.
Audio-apparaat ontkoppelen
Als het audioapparaat of de Blue‐
tooth-functie op het audioapparaat
wordt uitgeschakeld, wordt het appa‐
raat van het Infotainmentsysteem
ontkoppeld.
Extra audioapparaat van
Infotainmentsysteem ontkoppelen
Wanneer de lijst met gekoppelde au‐
dio-apparaten vol is, kan een nieuw
apparaat alleen gekoppeld worden
wanneer een bestaand apparaat
wordt ontkoppeld.