Page 19 of 345
Kort en bondig17Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 105.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: breng de auto tot stilstand,
trap het koppelingspedaal in, druk op
de knop op de schakelhendel en
schakel de versnelling in.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 180.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:neutrale standD:automatische modusM:handmatige modus: duw de keu‐
zehendel vanuit D naar links.<:opschakelen in handmatige mo‐
dus]:terugschakelen in handmatige
modus
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Page 52 of 345

50Stoelen, veiligheidssystemenGordelkrachtbegrenzers
De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐ delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 115.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐ delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de
typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X 3 115.
Page 60 of 345
58Stoelen, veiligheidssystemenInbouwposities kinderveiligheidssystemenToegestane mogelijkheden voor de bevestiging van een kinderveiligheidssysteemGewichts- of leeftijdsgroep
Op passagiersstoelOp buitenste
zitplaatsen achterinOp middelste zitplaats
achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde airbagGroep 0: tot 10 kg
of ca. 10 maandenXU 1UUGroep 0+: tot 13 kg
of ca. 2 jaarXU 1UUGroep I: 9 tot 18 kg
of ca. 8 maanden tot 4 jaarXU 1UUGroep II: 15 tot 25 kg
of ca. 3 tot 7 jaarXXUUGroep III: 22 tot 36 kg
of ca. 6 tot 12 jaarXXUU1:Wanneer u het kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel vastzet, moet u de stoelhoogteverstelling in de
hoogste stand zetten en de veiligheidsgordel vóór het bovenste verankeringspunt langs laten lopen. Zet de rugleuning zo ver als noodzakelijk rechtop, zodat de gordel bij de gesp gespannen is.U:Universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsveiligheidsgordel.X:Kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan.
Page 97 of 345

Opbergen95Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet is beschikbaar bij
de Sports Tourer en kan worden ge‐
monteerd achter de achterbank of, als de rugleuningen van de achter‐
bank zijn ingeklapt en de zitkussens
omhoogstaan, achter de voorstoelen.
Het is niet toegestaan om personen
achter het veiligheidsnet te vervoe‐
ren.
Monteren
Achter de achterbankBevestig de onderste haak met de
opening naar achteren gericht aan de ring rechts en links op de vloer. Pas
de bandlengte van het veiligheidsnet
aan door de bovenste haak aan de
ringen van de band te bevestigen.
Houd de band gespannen terwijl u de montage van de stang vervolgt.
Achter de voorstoelen
Bevestig de band aan de ringen on‐
der het zitkussen achteraan.
Klap de rugleuningen in.
Om een vlak laadoppervlak te krijgen,
moet u het zitkussen eerst inklappen
voordat u het veiligheidsnet vast‐
maakt. Duw de voorstoelen zo nodig
naar voren om de spanning te verla‐
gen.
Stang monteren
Er zitten twee montage-openingen in
het dakframe: ophangen en insteken
van de netstang aan de ene kant en
indrukken van de stang en ophangen en insteken aan de andere kant.
Achterklep 3 83.
Page 107 of 345

Instrumenten en bedieningsorganen105Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Als de koplampen branden, wordt er
ook sproeiervloeistof op de koplam‐
pen gesproeid als u lang genoeg aan
de hendel trekt. Daarna kan het was‐
systeem van de koplampen niet wor‐
den gebruikt gedurende 5 wascycli of tot de motor of de koplampen uit- en
opnieuw worden aangezet.
Wis-/wasinstallatie achterruitDruk de wipschakelaar in om de ach‐
terruitwisser aan te zetten:bovenste stand:continue werkingonderste stand:onderbroken wer‐
kingmiddenstand:uit
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 134.
De achterruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Buitentemperatuur
Page 108 of 345

106Instrumenten en bedieningsorganenEen dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Als de buitentemperatuur tot 3 °C
daalt, verschijnt er een waarschu‐ wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center met Uplevel-Combi-dis‐
play.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Datum- en tijdinstellingen CD 400plus/CD 400/CD300
Druk op CONFIG . Nu verschijnt het
menu Instellingen .
Selecteer Tijd en datum .
Te selecteren instellingsopties:
● Tijd instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven tijd.
● Datum instellen: Wijzigt de op het
display weergegeven datum.
● Tijdopmaak instellen : Wijzigt de
urenindicatie tussen 12 uur en 24
uur .
● Datumopmaak instellen : Wijzigt
de datumindicatie tussen MM/
DD/JJJJ en DD.MM.JJJJ .
● Klok weergeven : Schakelt de
tijdsindicatie op het display in/uit.
● Kloksynchr. RDS-signaal : Het
RDS-signaal van de meeste
VHF-zenders stelt automatisch
de tijd in. De RDS-tijdsynchroni‐
satie kan enkele minuten in be‐
slag nemen. Sommige zenders
zenden geen correct tijdsignaal
uit. Het is dan raadzaam de au‐
tomatische tijdsynchronisatie uit te schakelen.
Persoonlijke instellingen 3 134.
Datum- en tijdinstellingen Navi 950/Navi 650/CD 600
Druk op CONFIG en selecteer dan
het menu-onderdeel Tijd en datum
om het respectieve submenu weer te
geven.
Page 112 of 345

110Instrumenten en bedieningsorganenBrandstofmeter
Weergave van het brandstof- of gas‐
peil in de tank, afhankelijk van de ge‐
selecteerde brandstof.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp i. Meteen tanken
wanneer deze knippert.
Tijdens het rijden op LPG schakelt het systeem automatisch over op rijden
op benzine als de gastanks leeg zijn 3 110.
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Brandstofkeuzeschakelaar
Door LPG
in te drukken kunt u wisse‐
len tussen het gebruik van benzine en LPG. De LED 1-status toont de hui‐
dige werkingsmodus.
1 uit:rijden op benzine1 knippert:voorwaarden voor
overschakelen op rij‐
den op LPG controle‐
ren. Licht op als aan
de voorwaarden vol‐
daan is.1 brandt:rijden op LPG1 knippert
5 keer en
dooft:LPG-tank is leeg of
storing in LPG-sys‐
teem. Er verschijnt
een bericht op het
DIC.
Zodra de LPG-tank leeg is, wordt tot
aan het uitschakelen van de ontste‐
king automatisch op benzine overge‐
schakeld.
Brandstof voor het rijden op LPG
3 221.
Page 126 of 345

124Instrumenten en bedieningsorganenZet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door met het contact aan
op de resetknop tussen de snelheids‐ meter en het DIC te drukken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel- en Uplevel-Combi-
display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 131.
Informatiemenu ECO Druk op MENU om s op de bo‐
venste regel van het Uplevel-Combi-
display te selecteren.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk op SET/CLR
om te bevestigen.Submenu's zijn:
● Schakelindicatie : De huidige ver‐
snelling wordt aangegeven bin‐
nen een pijl. Het cijfer erboven
geeft aan dat de bestuurder om‐
wille van het brandstofverbruik
moet opschakelen.
Eco-indexdisplay : Het actuele
brandstofverbruik wordt aange‐
geven op een segmentdisplay.
Voor zuinig rijden past u uw rijei‐
genschappen aan om de volle
segmenten binnen het ECO-ge‐
bied te houden. Hoe meer seg‐
menten er gevuld zijn, hoe hoger het brandstofverbruik. Tegelijker‐
tijd wordt het actuele brandstof‐
verbruik aangegeven.
● Grootverbruikers : lijst met de
grootste comfortverbruikers die
momenteel zijn ingeschakeld,
worden weergegeven in afne‐ mende volgorde. De mogelijke
brandstofbesparing wordt aan‐
gegeven. Een uitgeschakelde
verbruiker verdwijnt van de lijst
en de verbruikswaarde wordt bij‐
gewerkt.
Onder bepaalde omstandighe‐
den activeert de motor de achter‐ ruitverwarming automatisch om
de motor zwaarder te belasten. In