Page 17 of 27

Tijdens het rijden
1616Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem”.
Instellen van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
Instellen van de afstand tussen voertuigen tijdens volgafstandregeling
De afstand tussen voertuigen wordt korter ingesteld telkens wanneer de
schakelaar wordt ingedrukt. De afstand tussen voertuigen wordt langer ingesteld
door het indrukken van de schakelaar. De afstand-tussen-voertuigen kan
ingesteld worden op 4 niveaus; lang, midden, kort en extreem korte afstand.
Richtlijn voor
afstand-tussen-voertuigen
(bij een rijsnelheid van 80
km/h)
Indicatie op
display
Lang
(ongeveer
50 m)Midden
(ongeveer
40 m)Kort
(ongeveer
30 m)Buitengewoon
kort
(ongeveer 25
m)
Wijzig de ingestelde rijsnelheid
Wijzigen van de ingestelde rijsnelheid met behulp van de SET + / SET -
schakelaar
Houd de SET + of SET - schakelaar ingedrukt om de ingestelde rijsnelheid in
stappen van 10 km/h af te stellen.
De ingestelde rijsnelheid kan ook afgesteld worden in stappen van 1 km/h
(Europese modellen) of 5 km/h (Behalve Europese modellen) door het indrukken
en onmiddellijk loslaten van de SET + of SET - schakelaar.
Accelereren met behulp van het gaspedaal
Trap het gaspedaal in en druk de SET + of SET - schakelaar bij de gewenste
snelheid in en laat deze los. Als een schakelaar niet gebruikt kan worden, keert het
systeem terug naar de ingestelde snelheid wanneer u uw voet van het gaspedaal
afhaalt.
Waarschuwing voor korte volgafstand
Als uw auto het voorliggende voertuig snel nadert omdat het
voertuig plotseling afremt terwijl u met volgafstandregeling
rijdt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt
de remwaarschuwing aangegeven in de display.
Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het
rempedaal in terwijl u een veiliger afstand ten opzichte van
het voorliggende voertuig aanhoudt. Houd ook altijd een
veiliger afstand aan ten opzichte van achteropkomende
voertuigen.
Page 18 of 27

Tijdens het rijden
17
Stadsverkeer-remassistent (SCBS)
Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het
geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing
(SCBS rem) wanneer de lasersensor (voor) van het systeem een voorliggend
voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te
vermijden is.
Een botsing kan mogelijk ook vermeden worden als de relatieve snelheid tussen
uw auto en het voorliggend voertuig minder is dan ongeveer 20 km/h.
Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS):
De stadsverkeer-remassistent (SCBS) is een systeem dat in werking treedt in respons
op een voorliggend voertuig. Deze is niet van toepassing op tweewielige voertuigen
of voetgangers.
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het
systeem de voorliggende voertuigen of de obstakels niet correct bespeuren,
waardoor de stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet normaal functioneert
of abusievelijk functioneert. Dit kan een ernstig ongeluk veroorzaken.
WAARSCHUWING
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Stadsverkeer-remassistent (SCBS)”.
De stadsverkeer-remassistent (SCBS) bespeurt een voorliggend voertuig door
het uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal
die door de reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit
vervolgens voor de meting te gebruiken. Als gevolg bestaat de kans dat de
stadsverkeer-remassistent (SCBS) onder de volgende omstandigheden niet
functioneert:
• Vrachtwagens met lage laadbodems, uiterst langzaam rijdende voertuigen en
voertuigen met een hoge opbouw. OPMERKING
• Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
• De ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet
gebruikt wanneer het regent.
• Wanneer de voorruit vuil is.
• Het stuurwiel wordt volledig naar links of rechts gedraaid, of u laat de auto
snel accelereren en komt dichtbij het voorliggende voertuig. Overige details
worden beschreven in de betreffende tekst.
Page 19 of 27

18
Tijdens het rijden
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de
bestuurder waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indicator
en een waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15
km/h of sneller en de radarsensor (voor) van het systeem bepaalt dat uw auto met
een voorliggend voertuig in botsing kan komen. Als verder de radarsensor (voor)
bepaalt dat een botsing onvermijdelijk is, wordt de automatische remregeling
uitgevoerd om schade in het geval van een botsing te verminderen.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)”.
Vertrouw niet volledig op het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) en
rijd altijd voorzichtig:
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is enkel bestemd om in het geval van
een botsing schade te verminderen. De mogelijkheid voor het bespeuren van obstakels
is beperkt afhankelijk van het obstakel, weersomstandigheden of verkeerssituaties.
Controleer de veiligheid van de omgeving en let goed op de afstand tussen uw
auto en de voorliggende en achteropkomende voertuigen.
WAARSCHUWING
Page 20 of 27

Tijdens het rijden
19Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)”.
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
OPMERKING
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet
onder de volgende omstandigheden:
• Als er de kans bestaat van het botsen tegen enkel een deel van het
voorliggende voertuig.
Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige
voertuigen zijn, is het mogelijk dat de radarsensor de volgende objecten
bespeurt, bepaalt dat deze obstakels zijn en het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) activeert.
• Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en
sneeuwbanken).
Als er de kans bestaat op een botsing met een voorliggend
voertuig of obstakel, klinkt er onafgebroken een pieptoon
en wordt een waarschuwing aangegeven op de display.
Waarschuwing voor botsing
Overige details worden beschreven in de betreffende tekst.
Overige details worden beschreven in de betreffende tekst.
• De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.
• Het rempedaal, stuurwiel, de keuzehendel of een richtingaanwijzer
wordt bediend.
• Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om
een hoek of het maken van een bocht.
• Bij het rijden over een smalle brug, onder een lage doorgang of door een
tunnel, door een smalle poort, of het binnenrijden van een ondergrondse
parkeergarage.
• Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.
• Tweewielige voertuigen, zoals motorfietsen en fietsen, voetgangers,
bomen.
Page 21 of 27

20
Tijdens het rijden
Elektrische
uitrusting
Elektrische
uitrusting
Accelerator UIT
Accelerator AANEnergieregeneratie
LadenAccu
Accu
Elektrische
stroom
Elektrische
stroom
Motor
Variabele
spanning
dynamo
Variabele
spanning
dynamo Motor
Band BandCondensator
CondensatorDC-DC omzetter
DC-DC omzetter
Kinetische energie
Elektrische spanning
i-ELOOP systeem
i-ELOOP is een regeneratief remsysteem. Wanneer u het rempedaal intrapt of afremt
op de motor, wordt de opgewekte kinetische energie door de vermogensgenerator
omgezet in elektrische energie en wordt de omgezette elektrische energie
opgeslagen in de oplaadbare accu (condensator en accu). De opgeslagen elektriciteit
wordt gebruikt als stroom voor het laden van de accu en voor de elektrische
uitrusting van de auto.
• In de vermogensgenerator is een variabele spanning dynamo ingebouwd die de
kinetische energie omzet in elektriciteit die efficiënt kan worden opgewekt
overeenkomstig de energiebehoeften van de auto.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “i-ELOOP”.
• Voor de opslag van de opgewekte elektriciteit wordt een condensator gebruikt
die grote hoeveelheden elektriciteit onmiddellijk opslaat voor direct gebruik.
• Er is een DC-DC omzetter ingebouwd die de opgeslagen elektriciteit omlaag
transformeert naar een spanning die voor de elektrische uitrusting van de auto
bruikbaar is.
Page 22 of 27
Tijdens het rijden
21
Variabele
spanning
dynamo
CondensatorDC-DC omzetter
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “i-ELOOP”.
De regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem wordt getoond op de audiodisplay.
Indicatie op display
Bedrijfstoestanddisplay
Bedrijfstoestand
Toont het niveau van de elektriciteit die
opgewekt wordt door regeneratief remmen.
Toont de hoeveelheid elektriciteit die
opgeslagen is in de oplaadbare accu.
Toont de status van de elektriciteit die wordt
opgeslagen in de oplaadbare accu en die
wordt geleverd aan de elektrische apparatuur
(op de display wordt tegelijkertijd de gehele
auto verlicht weergegeven).
i-ELOOP systeem
OPGELET
• Variabele spanning dynamo
Door de volgende onderdelen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken.
• DC-DC omzetter
• Condensator
Page 23 of 27

22
Tijdens het rijden
Dieseldeeltjesfilter
Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en elimineert de meeste dieseldeeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van de dieselmotor voor een verbeterde uitlaatgasverwerking.
Bij het automatisch verwijderen van de dieseldeeltjes (PM) die zich in het
dieseldeeltjesfilter hebben verzameld kan er zich brandstof met de motorolie
vermengen waardoor het motoroliepeil toeneemt. Vervang de motorolie als het
motoroliepeil hoger is dan het “X” merkteken op de peilstok.
Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van
alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is,
waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje
van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon.
In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden
om het systeem normaal te laten functioneren.
• De bandenspanning wordt afgesteld.
• De banden worden onderling uitgewisseld.
• Een band of wiel wordt vernieuwd.
• Het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem brandt.
Bandenspanningcontrolesysteem
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Bandenspanningcontrolesysteem” of “Dieseldeeltjesfilter”.
Page 24 of 27
Interieurvoorzieningen
23
Klimaatregelsysteem (Volautomatisch type)
Bediening van de automatische airconditioning
1. Zet de functiekeuzeregelknop in de AUTO stand.
2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht
(indicatielampje is uit).
3. Zet de aanjagerregelknop in de AUTO stand.
4. Druk de A/C schakelaar in om de airconditioning in werking te stellen
(indicatielampje brandt).
5. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand.
6. Zet de aanjagerregelknop in de stand 0 om het systeem uit te schakelen.
Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 5, “Klimaatregelsysteem”.
Functiekeuzeregelknop
A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar
Achterruitverwarmingsschakelaar Aanjagerregelknop Temperatuurregelknop