❒onvoldoende acculading;
❒regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)
❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.OpmerkingAls de motor onbedoeld is
afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
104
WEGWIJS IN UW AUTO
"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht doordat het pictogram
gaat branden en er verschijnt ook
een bericht op het display. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de stekker A fig. 134 (door
bediening van knop B) van de
accusensor C op de minklem D van de
accu los. Deze sensor mag nooit van
de accu losgemaakt worden, behalve
bij vervanging van de accu.
87) 88)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
89)
Wanneer gestart moet worden fig. 135
met een hulpaccu, de minkabel (-)
van de hulpaccu nooit aansluiten op de
minpool C van de accu van het
voertuig, maar op een massapunt van
de motor/versnellingsbak (raadpleeg de
instructies voor het verbinden van de
kabels, zie paragraaf "Starten met
hulpaccu" in het hoofdstuk
“Noodgevallen”).
134F1A0137
135F1A0138
105
BELANGRIJK
18) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
87) Alle inzittenden moeten uit de
auto stappen nadat de
contactsleutel is uitgenomen of
naar de OFF-stand is gedraaid.
Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand
staat.
88) Laat de accu alleen vervangen
door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde
type (L6 105Ah/850A) en met
identieke specificaties.89) Controleer alvorens de motorkap
te openen of de motor is afgezet
en of de contactsleutel in de
stand STOP staat. Volg de
instructies op die zijn aangegeven
op het plaatje op de voorste
traverse. Het wordt aangeraden
om de contactsleutel te
verwijderen als er nog inzittenden
in het voertuig zitten.
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Het voertuig is uitgerust met een
systeem voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de strenge
normen voor Dieselemissies opgelegd
door het
Milieubeschermingsagentschap.
Het doel van het systeem voor
Selectieve Katalytische Reductie is de
stikstofoxiden niveaus uitgestoten door
motoren te verminderen; deze
elementen zijn schadelijk voor de
gezondheid en het milieu zelfs
bij minimale niveaus. Een kleine
hoeveelheid van een additief voor
Dieselemissies, AdBlue (UREUM),
wordt voorbij de katalysatoruitlaat
ingespoten, waar het, als het
een gasvorm aanneemt, de
stikstofoxiden, die smog veroorzaken,
omzet in eenvoudig stikstof en
waterdamp, twee natuurlijke
bestanddelen van de lucht die we
inademen. U kunt uw voertuig met een
gerust hart gebruiken in de wetenschap
dat u bijdraagt aan een schoner en
gezonder milieu voor toekomstige
generaties.
106
WEGWIJS IN UW AUTO
In geval van verlies of beschadiging van
de brandstoftankdop, zorg ervoor dat
de vervangende dop geschikt is voor
het voertuig.
Draai de vergrendeldop van de
brandstoftank vuller aan totdat u een
"klik" hoort. Dit geluid geeft aan dat de
vergrendeldop van de brandstoftank
vuller goed is vastgedraaid.
Voor versies / marketen indien van
toepassing, draai de contactsleutel met
de klok mee totdat deze niet verder
kan. Het is niet noodzakelijk om extra
kracht op de contactsleutel uit te
oefenen voor het vastdraaien van de
brandstoftankdop. Alleen wanneer de
vergrendeldop goed is vastgedraaid, zal
het mogelijk zijn om de contactsleutel
uit de vergrendeldop te verwijderen.
Na elke tank bijvulling, zorg ervoor dat
de brandstoftankdop stevig is
vastgedraaid.
BELANGRIJK
❒Wanneer het brandstoftankpistool
"klikt" of de toevoer onderbreekt,
is de tank bijna vol aen je kunt twee
extra bovenkant vullingen uitvoeren
na de automatisch toevoer.
92) 93) 94)
Bijvullen additief voor Diesel
Emissie AdBlue (UREUM)
96)
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met het
brandstofvulpistool:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
❒open de deur naar brandstof A fig.
141 en dan losdraaien en de
vergrendeldop C verwijderen fig. 141
van de vulopening van UREUM;
❒plaats het brandstofvulpistool voor
het bijvullen van UREUM in de
vulopening;
❒onmiddellijk stoppen met het vullen
van de UREUM tank indien het één
van de volgende gevallen weergeeft:
- Indien AdBlue wordt gemorst buiten
de vulopening, het gebied goed
schoonmaken en ga verder met het
vullen;
- Indien tijdens het vullen het
brandstofvulpistool klikt, betekent dit
dat de UREUM tank vol is. Ga niet
verder met de vervanging, om morsen
van AdBlue te voorkomen (UREUM).❒Wanneer u klaar bent met bijvullen,
opnieuw de vergrendeldop C
plaatsen fig. 141 op de UREUM
vulopening,deze rechtsom te draaien
totdat deze niet verder kan;
❒draai de contactsleutel in de pal
starter in de stand AAN (niet nodig
om de motor te starten);
❒wacht op het signaal op het
instrumentenpaneel om uit te
schakelen alvorens het voertuig te
verplaatsen, het
waarschuwingslampje kan blijven
branden voor een paar seconden tot
een halve minuut. In het geval van
het starten van de motor en
voortbeweging van het voertuig, het
waarschuwingsteken zal voor een
langere periode van tijd blijven
branden, maar er zijn geen
problemen voor de motor
functionaliteit. Indien het bijvullen
wordt gedaan met een lege UREUM
tank, moet u twee minuten wachten
voordat het voertuig start.
Bij het tanken het additief voor Diesel
Emissies AdBlue (UREUM) met een
bijvulfles:
❒parkeer het voertuig gelijkvloers;
❒schakel de motor uit door de
contactsleutel in de stand UIT te
draaien;
111
Als de UREUM tank was gevuld boven
de maximaal niveau en bevriest, kan
het beschadigen; om die reden verdient
het de aanbeveling om het
maximumniveau van de tank niet te
overschrijden.
Besteed extra aandacht om te
voorkomen dat het maximumniveau
wordt overschreden wanneer u
draagbare verpakkingen voor het
bijvullen gebruikt.
Brandstofopslag -
Dieselbrandstof
95)
Bij de opslag van grote hoeveelheden
brandstof, is een goed onderhoud
essentieel. Het verontreinigde brandstof
met water bevordert de verspreiding
van "bacteriën". Deze bacteriën kunnen
een "slijmlaag" maken dat het
filtersysteem en de brandstofleidingen
kan verstoppen. Verwijder het water
uit de voorraadtank en vervang met
regelmaat de filterbuis.
OpmerkingBij een dieselmotor die
bijna geen brandstof meer heeft, wordt
lucht door het brandstofsysteem
geblazen.AdBlue opslag (UREUM)
AdBlue (UREUM) wordt beschouwd als
een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Indien opgeslagen bij
temperaturen tussen -12 ° en 32 °
C, kan het tenminste voor een jaar
worden bewaard.
Daar UREUM kan bevriezen bij of
beneden temperaturen van -11 ° C,het
systeem is ontworpen om tevens in
deze koude omgevingen te
functioneren, dankzij een automatisch
verwarmingssysteem die actief is
wanneer de motor wordt gestart.
OpmerkingAls het nodig is de AdBlue
te bewaren (UREUM),is het belangrijk
om te weten dat:
❒iedere verpakking of een deel dat in
contact komt met het UREUM moet
daarmee gelijk (plastic of roestvrij
staal) zijn. Materialen zoals koper,
messing, aluminium, ijzer of roestvast
staal zijn minder gevoelig voor
corrosie door UREUM en moeten
worden vermeden;
❒indien UREUM wordt gemorst vanuit
de verpakking, maak dan het hele
gebied schoon.
BELANGRIJK
19) Tank uitsluitend dieselolie die
aan de Europese norm EN590
voldoet. Het gebruik van andere
producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie voor de
veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt,
mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de
motor ook maar zeer kortstondig
heeft gewerkt, moet behalve de
tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd
worden.
114
WEGWIJS IN UW AUTO
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTENPANEEL ...............118
DISPLAY ........................................122
TRIP COMPUTER ...........................131
LAMPJES EN BERICHTEN .............134
- LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU /
HANDREM AANGETROKKEN ............ 135
- STORING EBD ................................. 136
- STORING AIRBAG ........................... 136
- VEILIGHEIDSGORDELS NIET
VASTGEMAAKT ................................. 137
- TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR ...... 138
- LAADSTROOM ACCU
ONVOLDOENDE ................................ 138
- MOTOROLIEDRUK TE LAAG ........... 139
-MOTOROLIE VERSLECHTERD ......... 139
-PORTIEREN/LAADRUIMTE NIET
GOED GESLOTEN ............................. 140
- STORING
..................... 140
-STORING AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING ............................. 141
- STORING INSPUIT-/
EOBD-SYSTEEM ................................ 143
-STORING
UREUM-INSPUITSYSTEEM ................ 144
- STORING ABS ................................. 144
-BRANDSTOFRESERVE ..................... 145
-STORING VOORGLOEIBOUGIES /
VOORGLOEISYSTEEM ...................... 146
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 146
-STORING STARTBLOKKERING -
FIAT CODE ......................................... 147
- MISTACHTERLICHTEN .................... 147
- INDICATIE AANVULLENDE
STORING ........................................... 148-DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT ........................... 149
-VERSLETEN REMBLOKKEN ............. 150
-DRIVING ADVISOR ........................... 151
- TPMS ............................................... 152
- DIMLICHT ........................................ 153
- FOLLOW ME HOME ........................ 153
- LINKER RICHTINGAANWIJZER ....... 153
- RECHTER RICHTINGAANWIJZER ... 154
-MISTLAMPEN VOOR ........................ 154
- CRUISE-CONTROL .......................... 154
-SNELHEIDSBEGRENZER ................. 155
- AUTOMATISCH GROOTLICHT ........ 155
- GROOTLICHT .................................. 155
-"UP" FUNCTIE .................................. 156
-STORING BUITENLICHTEN .............. 157
-STORING REMLICHTEN ................... 157
-STORING AUTOMATISME
GROOTLICHT KOPLAMPEN .............. 158
-KANS OP GLAD WEGDEK ................ 158
-SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN .............................. 158
-GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
................................... 158
-BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN
WERKING GETREDEN ....................... 159
-STORING PARKEERSENSOR ........... 159
-STORING SYSTEEM DRIVING
ADVISOR ............................................ 159
-STORING TRAFFIC SIGN
RECOGNITION ................................... 159
-BEPERKTE ACTIERADIUS ................ 160
-INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM ................... 160
-STORING START&STOP ................... 160
-INDICATIE LAAG NIVEAU ADDITIEF
VOOR DIESELEMISSIES (UREUM) ..... 161
-WATER IN DIESELFILTER
(dieselversies) ..................................... 161
117
STUURBEKRACHTIGING
ONDERHOUD
Wat het betekent Wat te doen
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een speciaal bericht om
de bestuurder te waarschuwen dat de actieradius
minder dan 50 km bedraagt.
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Inschakeling Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display wanneer
het Start&Stop-systeem wordt ingeschakeld. In
dit geval is de led op de knop
gedoofd (zie
paragraaf “Start&Stop” in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig").
Uitschakeling Start&Stop-systeem
Er verschijnt een speciaal bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem wordt
uitgeschakeld.
De led op de knop
brandt wanneer het
systeem is uitgeschakeld.
STORING START&STOP
Als er een storing in het Start&Stop-systeem is,
verschijnt het symbool
op het display samen
met een speciaal bericht.
160
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
MOTOR STARTEN
Het voertuig is uitgerust met een
elektronische startblokkering: zie de
paragraaf "Fiat CODE startblokkering"
in "Kennismaking met de auto" als
de motor niet start.
27) 28)
134)
DE MOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❒trek de handrem aan;
❒plaats de versnellingspook in de
vrijstand;
❒draai de contactsleutel naar MAR: de
waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel gaan
branden;
❒wacht tot de waarschuwingslampjes
endoven. Hoe warmer de
motor, hoe sneller de lampjes doven;
❒trap het koppelingspedaal volledig in
zonder het gaspedaal aan te raken;
❒draai de contactsleutel naar AVV
zodra het waarschuwingslampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de
voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de motor start.Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand
MAR, het waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan de sleutel
naar STOP en weer terug naar MAR;
als het waarschuwingslampje blijft
branden, probeer dan met de andere
sleutels die bij het voertuig zijn geleverd.
BELANGRIJK Ga onmiddellijk naar het
Fiat Servicenetwerk als het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel vast blijft branden.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
nooit in de MAR stand bij afgezette
motor.
29)
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Ga als volgt te werk:
❒rijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
❒verlang in het begin geen maximale
prestaties. Wacht tot de wijzer van
de koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
30) 31)
DE MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
32) 33)
BELANGRIJK
27) Wij adviseren om gedurende de
beginperiode niet de maximale
prestaties van het voertuig te
eisen (bijv. snel accelereren, lange
afstanden op topsnelheid,
krachtig remmen etc.).
28) Laat de contactsleutel nooit in
de stand MAR staan als de motor
is afgezet, om te voorkomen dat
de accu leeg raakt door onnodig
stroomverbruik.
188
STARTEN EN RIJDEN