151
DS5_nl_Chap05_visibilite_ed02-2015
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld,
volgen de lichtbundels van de meedraaiende
koplampen de richting van de weg.
Deze functie is alleen mogelijk in combinatie
met xenonlampen en zorgt voor een aanzienlijk
beter zicht in bochten.
Meedraaiende koplampen
met meedraaiende koplampen
zonder meedraaiende koplampen
Programmeren
Storing
U kunt deze functie
desgewenst uitschakelen via
het configuratiemenu op het
multifunctionele display.
Standaard is deze functie ingeschakeld.
Bij het afzetten van het contact
blijven de instellingen gehandhaafd.
Deze functie werkt niet:
-
b
ij stilstand of zeer lage snelheden,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld. In het geval van een storing knippert
dit pictogram op het display in
combinatie met een melding op het
multifunctionele display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Zicht
183
DS5_nl_Chap07_securite_ed02-2015
Intelligente TractiecontroleWerking
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een storing in
het ABS-systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto zou
kunnen verliezen.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met het lampje STOP, een
geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar waardoor
u tijdens het remmen de controle over
uw auto zou kunnen verliezen.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente
tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen
om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Stop onmiddellijk.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
187
DS5_nl_Chap07_securite_ed02-2015
Hoogteverstelling vóór
F Knijp, om het bevestigingspunt te vinden, de knop in en schuif deze in één van de
standen.
Als de wagensnelheid hoger is
dan 20
km/h, knippert (knipperen)
het pictogram (de pictogrammen)
gedurende twee minuten in combinatie
met een geluidssignaal. Na deze 2
minuten blijft
(blijven) het pictogram (de pictogrammen) branden
zolang de bestuurder of passagier(s) zijn gordel
(hun gordels) niet heeft (hebben) vastgemaakt.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
losgemaakt/niet vastgemaakt*
1. Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt, op
het instrumentenpaneel.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel linksvoor.
3.
P
ictogram veiligheidsgordel rechtsvoor.
4.
P
ictogram veiligheidsgordel rechtsachter.
5.
P
ictogram veiligheidsgordel middenachter.
6.
P
ictogram veiligheidsgordel linksachter.
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact
gaat het pictogram 1 op het
instrumentenpaneel en de
pictogrammen 2
en/of 3 op het
pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels
en passagiersairbag rood branden als de
desbetreffende veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt of weer is losgemaakt.
Pictogram(men)
veiligheidsgordel(s) achter
Bij het aanzetten van het
contact gaan de desbetreffende
pictogrammen 4 , 5
en 6 gedurende
ongeveer 30
seconden rood branden
als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt.
Bij een snelheid hoger dan ongeveer 20
km/h
brandt het desbetreffende pictogram 4 , 5
of
6
rood, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel, als een achterpassagier
zijn veiligheidsgordel heeft losgemaakt.
* Volgens uitvoering en/of verkoopland.
Veiligheid
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
s
teek de sleutel in de schakelaar
voor uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Afhankelijk van de uitvoering van uw
auto brandt dit waarschuwingslampje
hetzij op het instrumentenpaneel,
hetzij op het display voor de
waarschuwingslampjes van de
autogordels en de airbag aan
passagierszijde, bij aangezet contact en
zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
met afgezet contact de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen.
Als het contact is aangezet en
de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit
waarschuwingslampje op het display
van de waarschuwingslampjes van
de autogordels en de airbag aan
passagierszijde gedurende ongeveer
1
minuut branden.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display
van het instrumentenpaneel, laat
het systeem dan controleren door
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
191
DS5_nl_Chap07_securite_ed02-2015
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
Windowairbags
De windowairbags beschermen de bestuurder
en passagiers (uitgezonderd de middelste
passagier achter) bij een ernstige zijdelingse
aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant
van het hoofd te verkleinen.
De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen
en in de hemelbekleding. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding worden de
zij-airbags en windowairbags niet
geactiveerd.
Activering
De windowairbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De windowairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Veiligheid
227
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat. De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal
maximaal 40
minuten gebruiken.
Eco-mode
Inschakelen van de
eco-mode
Vervolgens geeft een melding op het display
van het instrumentenpaneel aan dat de eco-
mode is ingeschakeld en worden de actieve
functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten
worden voortgezet via de handsfree set van uw
autoradio.
Uitschakelen van
de eco-mode
De functies worden automatisch weer
ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van
de motor in acht om een juiste lading van de
accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de accu.
Praktische informatie
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit waarschuwingslampje
branden, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Onderbreking
brandstoftoevoerBrandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type E10
(deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228
en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6
liter brandstof in de tank.
Zolang er niet voldoende brandstof is
bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het
contact wordt aangezet opnieuw branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding. Dit geluidssignaal en deze melding
worden met een toenemende frequentie
herhaald naarmate het niveau daalt en dichter
bij de "0" komt.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan. Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij
een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer
afsluit.
DS5_nl_Chap09_verifications_ed02-2015
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen
niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor
bestemde containers bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.