83
DS5_nl_Chap03_confort_ed02-2015
F Druk wanneer u de aansteker wilt gebruiken, deze in en wacht enkele seconden tot de
aansteker uit zichzelf naar buiten springt.
F
V
er wijder de aansteker en sluit een
geschikte adapter aan als u een
12V-accessoire (maximaal vermogen:
120
W) wilt aansluiten.
Aansteker / 12V-aansluiting
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door CITROËN is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen
in de werking van de elektrische
componenten van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in
de weergave van de displays.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik direct de aansteker terug.
Comfort
DS5_nl_Chap03_confort_ed02-2015
4. Automatisch programma "zicht"
Om het interieur maximaal te verkoelen
of te ver warmen is het mogelijk de
minimale waarde 14
of de maximale
waarde 28
te overschrijden.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links
totdat "LO" verschijnt of naar
rechts totdat "HI" verschijnt.
Zie voor meer informatie over het
automatische programma "zicht"
het desbetreffende gedeelte in de
rubriek " Voorruitontwaseming -
Ontdooien".
2-3. Regeling bestuurder-
passagier
De bestuurder en de voorpassagier
kunnen de temperatuur afzonderlijk
naar wens instellen.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links of naar
rechts om deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21
aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18
en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3
bedraagt.
Handmatig verstellen
Als u dat wenst, kunt u de automatische
bediening van het systeem handmatig
aanpassen. De controlelampjes in de toets
"AUTO" gaan uit; de overige functies blijven
automatisch geregeld, met uitzondering van de
airconditioning.
F
D
ruk op de toets "AUTO" om het systeem
weer volledig automatisch te laten
functioneren.
Bij auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
voorruitontwaseming in werking is,
de STOP-functie niet beschikbaar is.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Starten / afzetten van de motor
F Steek de elektronische sleutel in de lezer.
F H oud het rempedaal ingetrapt (auto's met
automatische transmissie) of houd het
koppelingspedaal volledig ingetrapt (auto's
met handgeschakelde versnellingsbak).
Starten met de
elektronische sleutel Starten met Keyless entry
and start
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt ter
herinnering een melding op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuur wiel heen
en weer worden bewogen ter wijl de knop
"
START/STOP " wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan
via een melding op de hoogte gebracht.
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak : zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
Auto's met automatische transmissie : zet de selectiehendel in de stand P of N .
Auto's met een
dieselmotor
De elektronische sleutel hoeft niet in de lezer te
worden gestoken.
F
H
oud, als de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt, het rempedaal ingetrapt bij
auto's met automatische transmissie of houd
het koppelingspedaal volledig ingetrapt bij
auto's met handgeschakelde versnellingsbak.
F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP "; houd daarbij het
pedaal ingetrapt tot de motor is
aangeslagen. F
D
ruk op de knop " START/STOP
";
houd het pedaal ingetrapt tot de
motor is aangeslagen. De elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem moet
zich binnen de detectiezone bevinden.
Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet ter wijl de motor nog draait.
Als de elektronische sleutel niet meer in de
detectiezone wordt gedetecteerd, wordt er
een melding weergegeven. Om de motor
te kunnen starten moet de elektronische
sleutel zich weer binnen de zone bevinden.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt bijna onmiddellijk gestart.
Zie voor auto's met een dieselmotor de
desbetreffende waarschuwing in het vervolg
van de tekst.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt bijna onmiddellijk gestart.
Zie voor auto's met een dieselmotor de desbetreffende
waarschuwing in het vervolg van de tekst.
Bij temperaturen onder 0
graden wordt
de motor pas na het doven van het
verklikkerlampje " Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden nadat u op
" START/STOP "-knop hebt gedrukt,
moet u het rem- of koppelingspedaal
ingetrapt houden tot dit lampje uitgaat
en niet opnieuw op de " S TA R T/
STOP "-knop drukken, tot de motor is
aangeslagen.
101
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Afzetten met de
elektronische sleutel
F Zet de auto stil.
Als u de elektronische
sleutel vergeet
Als u de elektronische sleutel in de lezer laat zitten,
wordt u bij het openen van het bestuurdersportier
gewaarschuwd door een melding.
Afzetten met Keyless entry
and start
F Zet de auto stil.Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u de auto verlaat.
Aanzetten van het contact
(zonder te starten)
F Druk ter wijl de elektronische
sleutel zich in de auto bevindt op
de knop " START/STOP ".
De motor wordt afgezet en het
stuurslot wordt vergrendeld. F
D
ruk op de knop " START/STOP
".
De motor wordt afgezet en het
stuurslot wordt vergrendeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk.
Druk, met de elektronische sleutel van het
keyless entry and start-systeem in de lezer of
in het interieur van de auto, zonder een pedaal
in te trappen op de "START/STOP"-knop om
het contact aan te zetten.
F
V
er wijder de elektronische sleutel uit de
l e z e r. F
D
ruk op de "START/STOP"-knop:
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden
zonder dat de motor wordt gestart.
F
D
ruk nogmaals op de knop om
het contact af te zetten en de
auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact is aangezet, gaat
het systeem vanaf een bepaalde
laadtoestand van de accu automatisch
over op de eco-mode.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Noodprocedure voor het starten
met het Keyless entry and start-
systeem
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de knop " START/STOP " drukt:
F
S
teek de elektronische sleutel in de lezer.
F
H
oud bij auto's met automatische
transmissie het rempedaal ingetrapt of
houd bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal
volledig ingetrapt.
F
D
ruk op de knop " START/STOP ".
D
e motor wordt gestart. In noodgevallen kan de motor geforceerd
worden afgezet.
Doe dit door de knop "START/STOP"
ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Als de elektronische sleutel zich niet meer in
het detectiegebied bevindt tijdens het rijden of
wanneer u (op een later moment) de motor wilt
afzetten, wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Noodprocedure voor het afzetten
van de motorAls de elektronische sleutel niet
wordt herkend door het Keyless
entry and start-systeem
F Houd de knop " START/STOP
" ongeveer
drie seconden ingedrukt als u de motor
geforceerd wilt afzetten.
Let op: zonder de sleutel kan de motor
niet meer gestart worden.
103
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Bij zeer lage temperaturen
of bij het trekken van een
aanhanger
Wij raden u aan de parkeerrem in deze
situaties niet aan te trekken.
Zet in dat geval bij aangezet contact de
parkeerrem handmatig vrij en voer, voordat u
het contact afzet, de volgende handeling uit:
F
H
andgeschakelde versnellingsbak:
schakel de eerste versnelling of de
achteruitversnelling in.
F Automatische transmissie: zet de
selectiehendel in de stand P .
De elektrische parkeerrem kan op twee
manieren worden bediend:
-
A
utomatisch aantrekken/vrijzetten
D
e parkeerrem wordt automatisch
aangetrokken bij het afzetten van de motor
en automatisch vrijgezet bij het wegrijden
(standaard geactiveerde functies).
-
H
andmatig aantrekken/vrijzetten
De parkeerrem kan handmatig worden
aangetrokken door aan de hendel A te trekken.
U kunt de parkeerrem handmatig weer
vrijzetten door het rempedaal ingetrapt
te houden en gelijktijdig aan de hendel te
trekken en deze vervolgens los te laten.
Programmeren van de
automatische werking
Afhankelijk van het land van bestemming kan
de automatische werking van de parkeerrem
worden uitgeschakeld.
De functie wordt in dat
geval uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Elektrische parkeerrem
Als de automatische werking is
uitgeschakeld, moet de parkeerrem
handmatig worden bediend.
Als dit verklikkerlampje brandt
op het instrumentenpaneel, is de
automatische werking uitgeschakeld.
Verlaat de auto nooit zonder dat u
zich ervan hebt verzekerd dat de
parkeerrem is aangetrokken. Dit verklikkerlampje blijft
permanent branden.
Sticker op het portierpaneel
Bij een lege accu
Als de accu onvoldoende stroom levert,
werkt de elektrische parkeerrem niet.
Volg om veiligheidsredenen bovenstaande
voorschriften op om te voorkomen dat
de auto in beweging komt of plaats een
wielblok tegen een van de wielen.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de parkeerrem nog niet is
aangetrokken en het bestuurdersportier
wordt geopend, klinkt er een
geluidssignaal en verschijnt er een
melding op het display.
Rijden
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
Om bij aangezet contact of draaiende motor
de parkeerrem vrij te zetten, trapt u het
rempedaal in, trekt u aan de hendel A in en
laat u deze vervolgens weer los.
De vrijgezette toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
Handmatig vrijzetten
- het uitgaan van het verklikkerlampje parkeerrem
en het verklikkerlampje P op de
hendel A ,
-
d
e melding "Parkeerrem
vrijgezet".
Als u aan de hendel A trekt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de parkeerrem
niet vrijgezet en verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Controleer voordat u de auto verlaat of
de verklikkerlampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel en op de
hendel A constant branden.
Wanneer de auto stilstaat en u bij draaiende of
afgezette motor de parkeerrem wilt aantrekken,
trekt
u aan de hendel A .
Handmatig aantrekken
De aangetrokken toestand van de parkeerrem
wordt aangegeven door:
-
h
et branden van het
verklikkerlampje parkeerrem
en het verklikkerlampje P op de
hendel A ,
-
d
e melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Wanneer u bij draaiende motor het
bestuurdersportier opent ter wijl de
parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt er
een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven, behalve als de selectiehendel
van de automatische transmissie in de stand P
(Park) staat. Het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem is noodzakelijk in de volgende
omstandigheden:
-
w
anneer een caravan of aanhanger aan
de auto is gekoppeld en de automatische
bediening is geactiveerd, terwijl u de
parkeerrem handmatig bedient,
-
w
anneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren ter wijl de auto stilstaat
(bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
U kunt, indien nodig, de parkeerrem extra
stevig aantrekken
. Dit gebeurt door de
hendel A langer te bedienen, tot de melding
"Parkeerrem maximaal aangetrokken" op het
display verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
In het geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto beladen is of op
een steile helling staat, dient u de parkeerrem
extra stevig aan te trekken, bij het parkeren
de voor wielen naar de stoeprand te sturen en
een versnelling in te schakelen.
Na het extra stevig aantrekken van de
parkeerrem duurt het langer voordat de
parkeerrem weer is vrijgezet.
Extra stevig aantrekken
DS5_nl_Chap04_conduite_ed02-2015
F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P of N .
F
S
tart de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
S
electeer de stand R , D of M.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor. Als de parkeerrem niet automatisch
wordt vrijgezet, controleer dan of de
voorportieren correct zijn gesloten.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het
profiel van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, moet het
gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De versnellingsbak schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
versnellingbak niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand
N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand
D e
n trap het gaspedaal weer in.
Als u de selectiehendel uit de stand P
haalt zonder het rempedaal ingetrapt te
houden, zal op het instrumentenpaneel
dit verklikkerlampje gaan branden of dit
pictogram verschijnen in combinatie met
het knipperen van de P
, een melding en
een geluidssignaal.
F
C
ontroleer of de op het instrumentenpaneel
weergegeven stand overeenkomt met de
stand van de selectiehendel.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
Als de parkeerrem handmatig wordt vrijgezet,
begint de auto direct te rijden.
Als de parkeerrem is aangetrokken en de
automatische stand is geactiveerd, geef dan
geleidelijk gas.