
Instrumentenpaneel benzine-diesel
1. Toerenteller (x 1000  t /min of rpm), 
schaalverdeling afhankelijk van de 
motoruitvoering (benzine of diesel).
2.
 B
randstofniveaumeter.
3.
 
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
 A
naloge snelheidsmeter (km/h of mph).
5.
 A
anwijzingen van de snelheidsregelaar of 
de snelheidsbegrenzer. A. D
immer dashboardverlichting en verlichting 
bedieningselementen.
B.
 - 
 
K
 ort indrukken: weergave 
van achtereenvolgend de 
onderhoudsinformatie, de actieradius van 
het additief AdBlue en het logboek met 
waarschuwingsmeldingen.
 - 
 
L
 ang indrukken: resetten van de 
onderhoudsindicator of de dagteller 
(afhankelijk van de context).
6. S
chakelindicator of weergave positie 
selectiehendel en ingeschakelde 
versnelling van de automatische 
transmissie.
7.
 D
isplay van het instrumentenpaneel: 
kilometertellers, onderhoudsindicator, 
motoroliepeilmeter*, actieradius van het 
additief AdBlue van het SCR-systeem*, 
waarschuwingsmeldingen, boordcomputer, 
geluidsbron waarnaar wordt geluisterd, 
navigatie-aanwijzingen*.
8.
 D
igitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Meters en displays Bedieningstoetsen
Bij het aan- en afzetten van het contact 
slaat de wijzer van de snelheidsmeter 
volledig uit en gaan alle segmenten van 
de tellers kort branden.
* Volgens uitvoering. 

35
Als u na deze handeling de accu wilt 
loskoppelen, vergrendel dan de auto 
en wacht minimaal 5  minuten. Het op 
0
  zetten van de onderhoudsindicator zal 
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de 
o nderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke 
onderhoudsbeurt op 0 
gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F
 
zet
  het contact af,
F
 
d
 ruk op de resetknop van de dagteller en 
houd deze ingedrukt,
F
 
z
 et het contact aan; de kilometerteller 
begint terug te tellen,
F
 
l
 aat de knop los als het display "=0"  
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de 
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie 
weergeven.
F
 
D
 ruk op de knop voor nulstelling van de 
dagteller.
 D
e onderhoudsinformatie wordt  
enkele seconden weergegeven en 
verdwijnt vervolgens weer. 
Controle tijdens het rijden  

Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Display van het 
instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
F Druk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar  om 
achtereenvolgens de verschillende functies 
weer te geven. -
 
A
 ctuele informatie:
●
 ac
 tieradius,
●
 a
 ctueel brandstofverbruik,
●  
d
 e teller van het Stop & Start-
systeem.
-   Traject 
"1":
●
 g
 emiddelde snelheid,
●  
g
 emiddeld brandstofverbruik 
 v
oor het eerste traject.
-   Traject 
"2":
●
 g
 emiddelde snelheid,
●  
g
 emiddeld brandstofverbruik  v
oor het tweede traject.F  
D
 ruk zodra het gewenste traject wordt 
aangegeven de toets op het uiteinde van 
de ruitenwisserschakelaar langer dan twee 
seconden in.
De trajecten "1"  en "2" zijn onafhankelijk en 
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1"  kan bijvoorbeeld gebruikt worden 
voor een dagelijks verbruik en traject "2"  voor 
een maandelijks verbruik.
-  R adio of mediadrager.
-
 
Navigatiesysteem.
Traject resetten 

47
Touchscreen
1. " Actueel  ".
2. "  T
raject 1   ".
3.
 
" Traject 2
  ".
4.
 " 0
0.0   / Reset ".
Weergave van de informatie
Actuele informatie:
- actieradius,
-
 hui
dig brandstofverbruik,
-
 
d
 e teller van het Stop & Start-systeem.
Traject "1" :
-
 g
emiddelde snelheid,
-
 g
emiddeld brandstofverbruik,
 v
oor het eerste traject.
Traject "2" :
-
 g
emiddelde snelheid,
-
 g
emiddeld brandstofverbruik,
 v
oor het tweede traject.F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de toets voor 
het resetten of houd het uiteinde van 
de ruitenwisserschakelaar enige tijd 
ingedrukt.
Traject resetten
De trajecten "1"  en "2" zijn onafhankelijk en 
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1"  kan bijvoorbeeld gebruikt worden 
voor een dagelijks verbruik en traject "2"  voor 
een maandelijks verbruik.
wordt weergegeven op de hoofdpagina van het 
menu.
F
 
D
ruk op een van de toetsen om het 
gewenste tabblad te bekijken. F
 
S
electeer het menu " Rijden
 ".
De informatie van de boordcomputer  
Controle tijdens het rijden  

59
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Gooi de lege batterijen van de 
afstandsbediening niet weg: ze bevatten 
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal 
verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
D eze batterij is via het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u 
gewaarschuwd door een melding op het display 
van het instrumentenpaneel.
F
 
W
 ip het deksel met een kleine 
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
 
V
 er wijder het deksel.
F
 
V
 er wijder de lege batterij.
F
 
P
 laats een nieuwe batterij in de juiste 
richting in de houder.
F
 
D
 ruk het deksel vast.
Storing in en resetten van 
de afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, 
het vervangen van de batterij van de afstandsbediening 
of een storing in de afstandsbediening kan de auto 
niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, 
vergrendeld en gelokaliseerd worden.
F Steek eerst de mechanische sleutel (ondergebracht in de afstandsbediening) in 
het slot om de auto te ontgrendelen.
F
 
P
 laats de elektronische sleutel in de lezer.
F
 
Z
 et het contact aan door op "START/
STOP" te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als 
de storing niet is verholpen. 
Toegang tot de auto  

67
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, 
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk 
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de 
schakelaar om de ruit helemaal te openen en 
trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de 
ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na 
het sluiten nog ongeveer 1
 
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de 
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Blokkering van de 
ruitbediening   
achter Resetten van de 
ruitbediening
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet 
de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat 
niets het correcte sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken 
van de elektrische ruitbediening.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Let op inzittenden en personen in de buurt van de auto tijdens het sluiten van de ruiten met de 
elektronische sleutel of het "keyless entry and start"-systeem. Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de 
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de 
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
-
 
o
 pen de ruit volledig en sluit de ruit. 
Telkens als de schakelaar wordt bediend, 
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de 
schakelaar los en bedien hem opnieuw 
totdat de ruit volledig is gesloten,
-  
h
 oud de schakelaar na het sluiten nog 
minimaal 1   seconde vast.
Druk, voor de veiligheid van uw 
kinderen, op de schakelaar 5   om de 
ruitbediening achter, ongeacht de 
stand van de ruiten, te blokkeren.
Ter bevestiging gaat het controlelampje van 
de knop branden en wordt er een melding 
weergegeven. Het lampje blijft branden zolang 
de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De binnenportiergrepen van de achterportieren 
worden in dat geval ook geblokkeerd.
Het blijft mogelijk om de portieren van buitenaf 
te openen en de achterportierruiten via het 
bedieningspaneel op het bestuurdersportier te 
bedienen. 
Toegang tot de auto  

69
DS5_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2015
Resetten
Wanneer tijdens het bedienen van 
het scherm iets bekneld raakt, moet 
het scherm weer worden geopend. 
Druk daarvoor op de desbetreffende 
schakelaar.
Wanneer de bestuurder het scherm 
bedient, moet deze ervan verzekerd zijn 
dat niets het correcte sluiten van het 
scherm verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn 
dat de passagiers op de juiste manier 
gebruik maken van het zonnescherm.
Zorg er met name voor dat kinderen zich 
tijdens het bedienen van het scherm niet 
kunnen bezeren.
Meteen nadat het scherm tijdens het 
sluiten op willekeurige wijze stopt en 
weer opengaat:
F
 
b
edien de schakelaar tot het 
scherm volledig is geopend,
F
 
bed
ien vervolgens de schakelaar 
tot het scherm volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen werkt de 
klembeveiliging niet.
Bij een storing of het losnemen van de 
accukabels tijdens of kort na het bedienen van 
het zonnescherm, moet u de klembeveiliging 
resetten.
Voer voor elk scherm de volgende procedure uit:
F
 
b
edien de schakelaar tot het scherm 
volledig is gesloten,
F
 
h
oud de schakelaar nog minimaal  
3
 
seconden ingedrukt. Er zal dan een lichte 
beweging van het scherm waarneembaar 
zijn, ter bevestiging van het resetten. 
Toegang tot de auto  

199
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Schakel de compressor niet in voordat 
de witte slang is aangesloten op het 
ventiel van de band: het afdichtmiddel 
wordt anders buiten de band gespoten.
F
 A
ctiveer de compressor door de 
schakelaar B in de stand "I"  te zetten, tot 
de bandenspanning 2,0
 
bar bedraagt.
 H
et afdichtmiddel wordt onder druk in 
de band gespoten; neem gedurende 
deze handeling de slang niet los van de 
aansluiting (kans op spatten). F
 V er wijder de set en draai de dop van de 
witte slang vast.
 Z
org ervoor dat restanten van de vloeistof 
niet op of in de auto terecht kunnen komen. 
Houd de set binnen handbereik.
F
 
M
 aak direct een rit van ongeveer vijf 
kilometer met matige snelheid (tussen 
20
  en 60   km/h), zodat het afdichtmiddel het 
lek kan dichten.
F
 
Z
 et de auto stil en controleer de reparatie 
en de bandenspanning met de set.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem 
voor de bandenspanning, zal het 
verklikkerlampje voor te lage bandenspanning 
na het repareren van een wiel blijven branden tot 
u het systeem laat resetten door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als na vijf tot zeven minuten de 
gewenste bandenspanning niet is 
bereikt, is de band niet te repareren met 
de bandenreparatieset; neem contact 
op met het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om u verder 
te helpen. 
Praktische informatie