2 11
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
Uitvoering met meedraaiende
xenonlampen
1. Dagrijverlichting/parkeerlicht en (LE D).
2. M eedraaiend dim-/grootlicht (D1S).
3.
R
ichtingaanwijzers (
LE
D
).
4. Mi
stlampen/bochtverlichting (
LE
D
).
Uitvoering met halogeenlampen
1. Grootlicht (H1).
2. Dimlicht (H7).
3.
D
agrijverlichting/parkeerlichten (
LE
D
)* .
4. R
ichtingaanwijzers (HY21).
5.
Mi
stlampen/bochtverlichting ( H11) .
Let er bij het monteren van onder andere
H7-lampen met nokjes op dat deze
nokjes goed in de uitsparingen komen,
zodat het licht in de juiste richting schijnt. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp (D1S) moet
worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Verlichting met leds
(light-emitting diodes)
Neem voor het vervangen van dit type lampen
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het CITROËN-netwerk biedt vervangingssets
aan voor leds (light-emitting diodes).
* Led: light-emitting diode.
Praktische informatie